Zuid-Korea wil duistere adoptiepraktijken met groot onderzoek in kaart brengen


Adoptie uit Zuid-Korea Sinds de jaren zestig zijn zo’n tweehonderdduizend Zuid-Koreaanse kinderen geadopteerd door ouders in westerse landen. Volgens betrokkenen was daarbij vaak sprake van corruptie, diefstal, identiteitsverwisseling en andere misstanden.

De Deense advocaat Peter Regel Møller (tweede van rechts) in Seoul tijdens de overhandiging van een dossier over oneigenlijke adopties. Møller werd zelf geadopteerd uit Zuid-Korea toen hij zes maanden oud was.
De Deense advocaat Peter Regel Møller (tweede van rechts) in Seoul tijdens de overhandiging van een dossier over oneigenlijke adopties. Møller werd zelf geadopteerd uit Zuid-Korea toen hij zes maanden oud was.

Foto Ahn Young-joon/AP

Zuid-Korea gaat tientallen adopties onderzoeken van kinderen die in de tweede helft van de vorige eeuw een onderkomen kregen in de Verenigde Staten en Europa, inclusief Nederland. Het gaat om adopties van kinderen die zonder toestemming van de Zuid-Koreaanse ouders werden weggehaald, vooral in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Vaak waren dat weeskinderen of straatkinderen, meestal ging het om meisjes. Bij de adopties zouden onder meer documenten zijn vervalst en identiteiten bewust zijn verwisseld. Ook werden kinderen ontvoerd en geregistreerd als wees, of werden ze verlaten door hun ouders.

De internationale adoptie van Zuid-Koreaanse kinderen kwam op gang in de jaren na de Koreaanse Oorlog (1950-1953). Aanvankelijk betrof het vooral weeskinderen. Daarna kwam de nadruk steeds meer te liggen op ‘sociaal ongewenste’ kinderen, zoals die van ongehuwde moeders, een cultureel taboe in Zuid-Korea, of die van Zuid-Koreaanse moeders en Afro-Amerikaanse soldaten die in het land waren gestationeerd.

In de jaren zeventig gingen soms vijfduizend Zuid-Koreaanse kinderen per jaar na adoptie naar het buitenland. De militaire leiders die Zuid-Korea bestuurden na de Koreaanse Oorlog zagen adoptie ook als een manier om de banden met het bevriende Westen te verbeteren.

Wantoestanden

Het onderzoek naar de adoptiekinderen, waartoe donderdag werd besloten, wordt uitgevoerd door de Zuid-Koreaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie die in 2005 werd ingesteld om wantoestanden te onderzoeken uit de vorige eeuw, onder meer tijdens de militaire regimes, tot de jaren negentig. De afgelopen drie maanden wendden ruim driehonderd geadopteerden uit verschillende landen – vooral Denemarken, maar ook uit Nederland – zich tot de commissie in Seoul met klachten over frauduleuze praktijken rond hun adoptie. Dat gebeurde op initiatief van de Deense advocaat Peter Regel Møller, zelf geadopteerd uit Zuid-Korea toen hij zes maanden oud was, namens de Deens-Koreaanse Rechtengroep (DKRG). Denemarken telt zo’n negenduizend geadopteerden uit Zuid-Korea.

Begin december besloot de Zuid-Koreaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie de klacht in behandeling te nemen; inmiddels is besloten 34 specifieke adoptiezaken te onderzoeken van kinderen die tussen de jaren zestig en negentig naar Denemarken, Noorwegen, Duitsland, Nederland, België en de VS werden gestuurd. De DKRG eist onder meer dat „de waarheid over overzeese adopties, etnische zuiveringen en deportaties” naar buiten komt, en dat „adoptiebedrijven” verantwoordelijk worden gehouden „voor de diefstal van Koreaanse kinderen”. Ook wil de groep dat er onderzoek wordt gedaan naar seksueel misbruik van uit Zuid-Korea geadopteerde kinderen.


Lees ook: De schaduwzijde van adoptie, uit 2017

Sommige geadopteerden die zich hebben gemeld bij de autoriteiten in Seoul zeggen te hebben ontdekt dat adoptiebureaus hun identiteit hadden verwisseld met overleden kinderen, waardoor zij nooit in staat waren te onderzoeken wie hun biologische ouders zijn. De klagers willen dat Zuid-Korea onderzoekt of de autoriteiten zelf verantwoordelijk waren voor de corrupte praktijken. Ook willen ze weten of de hoge bedragen die soms vanuit het buitenland werden geboden voor adoptiekinderen leidden tot een groter ‘aanbod’ van adoptiebureaus.

Helend voor slachtoffers

De Belgische Yung Fierens, wier adoptie uit Zuid-Korea ook wordt onderzocht door de Zuid-Koreaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie, zei op 8 december bij de VRT dat het „heel helend” is voor de slachtoffers „dat zij hun verhaal kunnen doen en dat zij gehoord worden in het land waar zij geboren zijn en waar zij slachtoffer zijn geworden van al die misdrijven”. Maar het belangrijkste van de onderzoeken is volgens haar dat de „originele adoptiedossiers die nog steeds privaat eigendom zijn van de adoptie-agentschappen in Korea, worden vrijgegeven”. Fierens vermoedt dat in 80 procent van de dossiers de identiteit van de biologische families staat vermeld.

Fierens zelf zegt door haar grootmoeder voor adoptie te zijn afgestaan zonder dat haar eigen ouders daarvan op de hoogte waren.

De Nederlandse Alice Delhaas weet tot op de dag van vandaag niet precies onder welke omstandigheden zij in 1973 naar Nederland kwam. Zij wilde in 1995 haar originele Zuid-Koreaanse adoptiedossier inzien in het kindertehuis waar ze destijds zat, maar dat werd haar geweigerd. Delhaas, actief voor de Nederlandse zustervereniging van de Deense DKRG (NLKRG), hoopt dat het onderzoek in Zuid-Korea ertoe leidt dat alle dossiers toegankelijk worden. „Wij hebben altijd geaccepteerd dat wij geen toegang krijgen tot de dossiers en dat we niet weten hoe het precies gegaan is”, zegt Delhaas. „Dat hebben we altijd voor zoete koek geslikt, ook omdat we zijn opgegroeid met het idee dat je dankbaar moet zijn dat je in Nederland mag wonen. Maar nu weten we pas hoe groot dit is, hoe onethisch deze adopties zijn geweest – nog steeds.”

‘Al red je maar één Koreaantje’

In Nederland arriveerden in de jaren zeventig en tachtig duizenden Zuid-Koreaanse adoptiekinderen. In 1967 leidde een televisie-interview van Mies Bouwman met bestsellerschrijver Jan de Hartog tot een ware adoptiegolf in Nederland. Met de woorden „al red je er maar één”, riep hij op „een Koreaantje” te redden van verstoting, verwaarlozing of ondervoeding. Het ging met name om kinderen met Zuid-Koreaanse moeders en zwarte Amerikaanse vaders. Het tv-programma Andere Tijden wijdde in 2006 een uitzending (Doe mij maar zo’n Koreaantje) aan de adoptierage als gevolg van het interview met De Hartog, die zelf twee Koreaanse weeskinderen had geadopteerd.

In de aanloop naar de Olympische Spelen van Seoul (1988) nam het aantal adopties af; de Zuid-Koreaanse regering wilde af van het imago van ‘kinderexporteur’.