Zou het datacenter van de fiscus een voorbeeld moeten zijn voor de hele overheid?

Aan de rand van Apeldoorn ligt een kantoorpark met een grote parkeerplaats achter een stevig hekwerk. De gebouwen zijn door glazen gangen met elkaar verbonden, en kijken uit op grasperkjes met buitenkunst. Onopvallende mannen van middelbare leeftijd gaan via een draaideur naar binnen en buiten. Op iedere paal langs de route naar de ingang zit een verbleekte sticker die waarschuwt om 1,5 meter afstand te houden.

Wat er in de gebouwen gebeurt, is niet hip. Hier zijn geen start-ups met loungeplekken en een kantine vol superfood. Dit kantoorpark is een van de vier overgebleven datacentra van de Nederlandse overheid. Het enige boven NAP, en bovendien aardbevingbestendig. Hier draaien de servers van de Belastingdienst.

De saaie buitenkant van de kantoren is echter schijn. Diep in de gebouwen staan wanden vol schermen waarop vierentwintig uur per dag live dataverkeer in de gaten wordt gehouden om snel te kunnen ingrijpen bij cyberdreigingen of ‘gewone’ technische storingen. Een paar minuten nadat Nederland vorig jaar had aangekondigd F16’s te leveren aan Oekraïne, sprongen hier alle schermen op rood vanwege een golf cyberaanvallen op de Belastingdienst en andere digitale knooppunten. Ook de recente NAVO-top in de Den Haag betekende alle hens aan dek.

Via ondergrondse kabels wordt hier dagelijks 60.000 terabyte aan data verzameld, waaronder overboekingen van 1,1 miljard euro aan belastinggeld. Cruciaal voor het functioneren van Nederland. Even heropstarten als er iets misgaat is er niet bij. Dit systeem moet permanent stabiel zijn en grote transacties kunnen verwerken.

De Belastingdienst beheert hier een belangrijke technologiehub, waar Nederland er meer van zou moeten hebben. Want als de overheid voor de opslag van gevoelige data minder afhankelijk wil worden van buitenlandse aanbieders, zal ze meer zelf moeten doen, met software die op eigen servers draait en met eigen mensen die ervoor zorgen dat het allemaal werkt.

Uit de oertijd

Jan Polkerman heeft bij de Belastingdienst leren programmeren. In Cobol, een programmeertaal die voor ict’ers uit de oertijd lijkt te komen, maar die stabiel is en begrijpelijk. Banken draaien er ook op. Hij omschrijft zichzelf als ‘een kind van de Belastingdienst’ en is daar trots op. „De ict hier is champions league.”

Bij de Belastingdienst draaien negenhonderd verschillende ict-systemen. „In de buitenwereld kun je afscheid nemen van verouderde systemen. Hier mag dat niet, omdat we lange bewaartermijnen hebben”, legt Polkerman uit, die sinds 1 maart algemeen directeur Informatievoorziening is bij de Belastingdienst. En dan heb je bijvoorbeeld net een slimme oplossing bedacht, vervolgt hij, waardoor eindelijk afscheid kan worden genomen van een gedateerd softwarepakket, komt er een Kerst-arrest over box 3 en kan er een streep door. Wéér een contract dat moet blijven.

Werken als ict’er bij de Belastingdienst is daardoor een beetje als je rijbewijs halen in een wereldstad vol chaotisch verkeer. Als je het daar redt, kun je het overal. Het draagt bij aan de volgens Polkerman enorme loyaliteit onder medewerkers.

Naar de cloud

De bedaagde uitstraling van het kantoorpark past wel een beetje bij het overheidsbeleid van de afgelopen vijftien jaar. Daar sprak weinig liefde voor eigen datacenters uit. Ze lenen zich ook slecht voor feestelijke openingen of om politiek mee te scoren.

Vijftien jaar geleden had de overheid nog 64 overheidsdatacenters, nu nog vier

Vijftien jaar geleden had de overheid nog 64 datacenters. Die verdwenen – met uitzondering van de eigen systemen voor politie en defensie – via de operatie ‘Compacte Rijksdienst’. De cloud, het via internet gebruiken van gehuurde servers, was gewoon efficiënter en ‘liet besparingspotentieel zien’, was de analyse van de meeste ict-consultants.

Efficiënter is het zeker. Het werkt makkelijker als je computers kunt delen, wat je in feite doet als je software op andermans computer draait. Je kunt bijvoorbeeld extra programma’s draaien of zware berekeningen uitvoeren, zonder zelf hardware aan te schaffen en te onderhouden. Bovendien stijgt de vraag naar computercapaciteit voortdurend.

Mogelijke chantage

Of het goedkoper is om je software in andermans cloud te laten draaien, daarover verschillen de meningen sterk. De Tweede Kamer heeft bij herhaling gevraagd om inzicht in de kosten, maar overzicht en vergelijkingsmateriaal ontbreken vooralsnog. Wel is in meerdere recente onderzoeken vastgesteld dat de Nederlandse overheid sterk afhankelijk is geworden van met name Microsoft, zowel voor de software-applicaties als voor servercapaciteit (de cloud). Die afhankelijkheid maakt het voor Microsoft gemakkelijk de prijzen geregeld fors te verhogen. De klant kan toch niet weg.


Lees ook

Het bedrijf waar heel Europa naar kijkt om digitaal onafhankelijk te worden, pleit voor een ict-revolutie

Frank Karlitschek, oprichter en mede-eigenaar van Nextcloud: „We hebben een grote functionerende IT-industrie nodig in Europa.”

Inmiddels groeit het ongemak over de afhankelijkheid van vooral Amerikaanse cloudaanbieders. Sinds Donald Trump opnieuw president is voelt dat als onveilig. Zou hij die afhankelijkheid kunnen gebruiken om landen in Europa te chanteren? De Tweede Kamer eist een strategie om de Nederlandse overheid minder afhankelijk te maken van de Amerikaanse cloud.

Inmiddels groeit het ongemak over de afhankelijkheid van vooral Amerikaanse cloudaanbieders. Sinds Donald Trump opnieuw president is voelt dat als onveilig

Inmiddels wordt er gewerkt aan een nieuw nationaal cloudbeleid, dat onder meer duidelijkheid moet scheppen of de Nederlandse overheid moet teruggaan naar (de bouw van) meer eigen datacenters. Dat zou een forse koerswijziging betekenen. Maar zover is het nog niet.

AI- bezwaarschriften

In vergelijking met andere overheidsdiensten valt de afhankelijkheid van Microsoft in het datacentrum in Apeldoorn nog mee. De petabytes aan informatie die bij de Belastingdienst binnenstromen zijn fiscale data en persoonsgegevens. Die mogen niet zomaar in de cloud in de VS worden opgeslagen.

De belangrijkste systemen en data van de Belastingdienst – -Polkerman noemt ze de „kelderprocessen” – draaien on premise, ofwel met applicaties die op eigen servers zijn geïnstalleerd, op een eigen locatie.

Maar niet alles hier is autonoom, zelfstandig en degelijk. Burgers stellen met behulp van artificiële intelligentie (AI) allemaal knappe bezwaarschriften op tegen hun belastingaangiften. De ambtenaren die ze moeten beoordelen, hebben veel moderne tools niet of mogen ze niet gebruiken – bijvoorbeeld omdat ze op Amerikaanse servers draaien. Of omdat de AI-modellen niet voldoen aan de privacyregels van de Europese Unie. Die ambtenaren willen op hun werk kunnen wat ze in hun vrije tijd ook doen, zoals in een cloud gezamenlijk in bestanden werken.

Voor 2025 stond een moderniseringsslag gepland voor de virtuele werkplekken van 58.000 rijksambtenaren, die dit jaar naar de cloud van Microsoft (Azure) zouden verhuizen. De voorbereidingen waren in een vergevorderd stadium, al zou daarmee de afhankelijkheid van Microsoft verder toenemen. De verhuizing is inmiddels gepauzeerd. Bij de Belastingdienst (48.000 werkplekken) speelt hetzelfde.

Onvoldoende besef

Polkerman gaat over de digitale infrastructuur van de Belastingdienst, en is dus goeddeels verantwoordelijk voor de inkoop van hard- en software. Het huidige politieke debat over de digitale afhankelijkheid van de overheid raakt hem dus direct.

Dat is een tamelijk nieuwe ontwikkeling. Lange tijd was ict iets voor ict’ers, een noodzakelijk kwaad dat ten dienste stond van de echt belangrijke zaken. Plots bemoeit iedereen zich ermee. Polkerman heeft daar gemengde gevoelens bij.

Als ict’er, en al helemaal als ict’er van de Belastingdienst, houdt hij data het liefst in eigen beheer. Maar dat is niet voor alle soorten gegevens even hard nodig, vindt hij. De discussie wordt volgens hem nu te gemakkelijk gevoerd. „Door de situatie in Amerika is opeens de héle cloud verdacht.” En, zegt hij, in zijn rol van inkoper: „Wie biedt me iets waardoor ik andermans cloud niet meer nodig heb?” Het is niet gemakkelijk om goede alternatieven te vinden voor Amerikaanse cloudaanbieders, wil hij maar zeggen, en voor de vele applicaties die in die clouds draaien.

Autonome droom

„Wij onderschrijven de autonome droom”, zegt ook Bart de Jongh, chief information officer bij de Belastingdienst. „Maar kun je die over zes jaar al hebben gerealiseerd? En wat doe je in de tussentijd?” Ook hij mist „realiteitsgehalte” in het debat, en het besef „van hoe diep de overheid in de Amerikaanse leveranciers zit”.

Het voorbeeld van de Belastingdienst laat goed zien welke wezenlijke vragen op dit moment moeten worden beantwoord, zegt ict-expert en ondernemer Bert Hubert. „Zijn we een datakolonie van Amerika, waardoor we niet eens belastingaangiftes op vertrouwelijke wijze kunnen verwerken? Of gaan we aan de slag en regelen we eigen server- en softwarecapaciteit in Europa?” Ambtenaren bij de Belastingdienst „liggen ’s nachts wakker van die vragen”, merkte Hubert toen hij er tijdens een personeelsbijeenkomst een lezing gaf.

Hubert is al jaren een van de aanjagers van het debat over digitale soevereiniteit voor Nederland. Pas sinds Donald Trump weer president is, is de afhankelijkheid van Amerikaanse cloudaanbieders ter discussie komen te staan.

Minder afhankelijk zijn betekent ook dat er een maatschappelijk debat nodig is over de bouw van meer datacenters, een impopulaire boodschap. Over het nut ervan is weinig discussie, maar niemand wil een datacenter in zijn achtertuin.

Vooral grootschalige commerciële datacenters roepen weerstand op, onder meer vanwege hun water- en stroomgebruik. Daardoor heeft bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam een moratorium afgekondigd: de komende tien jaar mogen er geen datacenters bijgebouwd worden.

Hier botsen twee politieke werkelijkheden. Want Amsterdamse wethouders en raadsleden hebben het ook vaak over de ambitie om digitaal onafhankelijk te worden. „Alsof je een onafhankelijke technologiehoofdstad kunt zijn zonder te investeren in digitale infrastructuur”, schrijft de voorzitter van de Dutch Datacenter Association, Stijn Grove in de nieuwsbrief Grip op Technologie. „Op die manier zijn digitale dromen bedrog.”

Tijd kopen

De datacenters van de overheid stromen nog niet over, maar over een paar jaar wel: de vraag naar rekenkracht stijgt voortdurend, onder meer door het gebruik van AI. De bouw van een datacenter kost een paar jaar tijd en vereist politieke keuzes en prioriteiten. Voor de digitale infrastructuur van het ministerie van Defensie zijn die al opgesteld: dat heeft een groot eigen ondergronds datacenter, waarheen dikke stroomkabels lopen.

„Je moet nu tijd kopen”, zegt Ludo Baauw, die met zijn bedrijf Intermax Europese computercapaciteit verhuurt. „Tot je meer gebouwd hebt, koop je in. Je moet sprokkelen. Dat kan, met de juiste technologie en creativiteit.”

Volgens Baauw is het ruimtevraagstuk goed op te lossen. „Begin op de Maasvlakte. Zet er een kerncentrale neer en een paar datacenters. En een paar windmolens op zee. Daar hebben mensen geen last van. In ieder geval niet meer dan van een distributiecentrum van Coolblue.”

Met de kennis van nu had ik andere ontwerpkeuzes gemaakt en in uitbreiding geïnvesteerd

Jan Polkerman
directeur digitale infrastructuur bij de Belastingdienst

Ook Hubert vindt de ophef die vaak ontstaat over datacenters overtrokken. „Het zijn geen varkensslachterijen.” Bovendien is uitbesteden elders in Europa ook een oplossing. „De glasvezelverbindingen zijn nu zo goed dat een van onze datacenters ook prima in Spanje zou kunnen staan. Daar is de stroom nog goedkoper ook.”

Bart de Jongh (links), chief information officer, en Jan Polkerman, directeur digitale infrastructuur, in het datacenter van de Belastingdienst in Apeldoorn. Foto Dieuwertje Bravenboer

Geen extra stroom

Het stroomverbruik van datacenters is een teer punt. Een paar jaar geleden was het nog mogelijk om het datacenter van de overheid in Apeldoorn substantieel uit te breiden, vertellen De Jongh en Polkerman. Toch is besloten dit niet te doen. „Met de kennis van nu had ik andere ontwerpkeuzes gemaakt en juist in uitbreiding geïnvesteerd”, zegt Polkerman. Nu kan het niet meer: hij heeft net een brief van de netbeheerder gehad dat hij tot 2036 niet op extra stroom hoeft te rekenen. „Maar zodra ze met extra geld komen en de netbeheerder heeft stroom, ben ik er bij.”