Zonder uitleg werden ze uit de rij geplukt bij de douane. ‘Jij komt dit land nóóit meer in’

Tientallen Nederlanders staan om onduidelijke redenen op een lijst met terrorismeverdachten. Er weer vanaf komen lukt niet. „Niemand die me kan vertellen waarom dit gebeurt.”


Illustratie Fieke Ruitinga

Voor Omar, een getrouwde jonge vader met een goede baan, beginnen de problemen in 2019. Hij is met zijn vrouw, kinderen en schoonvader in de auto onderweg naar Turkije voor een vakantie. Bij de grensovergang tussen Kroatië en Servië geeft hij zijn paspoort aan de Kroatische douanebeambte. Ze scant het document in een machine. „Die vrouw kijkt mij aan en schuift direct het raam dicht”, vertelt Omar. Hij ziet haar bellen. Een paar seconden later komen agenten aanrennen. Omar moet uitstappen. In een kantoor van de douane beantwoordt hij vragen over het doel van zijn reis. Pas daarna kan het gezin weer verder.

Bij de Servische douane ontstaan opnieuw problemen. „Interpol, Holland”, geeft een beambte als verklaring. Toch mogen ze verder. Totdat ze bij de grens tussen Bulgarije en Turkije tegen worden gehouden. „No entry Turkey”, schreeuwt een Turkse agent. „Never, ever.”

Omar krijgt een inreisverbod in zijn handen geduwd en moet lopend terug de grens met Bulgarije weer over. Er is geen voetpad, dus wurmt hij zich langs wachtende auto’s, zijn gezin achterlatend. Een taxi brengt hem naar het vliegveld en vanaf daar neemt hij de eerste vlucht terug naar Nederland. Zijn schoonvader, vrouw en kinderen gaan zonder hem op vakantie.

Omar weet op dat moment nog niet waarom hij wordt geweigerd, vertelt hij NRC later, in een Turks restaurant in de buurt waar hij opgroeide, ergens in de Randstad. Telkens als familie of vrienden op vakantie willen naar Turkije kan hij niet mee en moet hij een smoes bedenken. Dat doet hem besluiten uit te zoeken wat er precies aan de hand is.

Via inzageverzoeken en rechtszaken probeert Omar te achterhalen hoe hij geregistreerd staat bij de Turkse en Nederlandse autoriteiten.

Een belangrijke aanwijzing krijgt hij begin dit jaar. Een Zwitserse hacker maakt bij een vliegmaatschappij een database buit met als bestandsnaam ‘NOFLY’. Het gaat om gegevens uit 2019. Het lijkt te gaan om de ‘no-fly-list’, een lijst van de FBI met mensen die niet vanuit, naar of binnen de Verenigde Staten mogen vliegen. Deze lijst wordt gedeeld met vliegmaatschappijen, die zo bepalen wie ze weigeren. Via de hacker kan NRC de database inzien. En ja, Omars naam staat op de lijst.

Gezien de omvang ervan – er staan meer dan een miljoen namen in het bestand – gaat het waarschijnlijk niet om de no-fly-list, maar om de ‘terrorist watchlist’, een document dat door de FBI wordt bijgehouden sinds de aanslagen van 9/11. De kleinere no-fly-list wordt hiervan afgeleid. De onderschepte lijst van de hacker geeft voor het eerst een inkijkje in de groep mensen die – in ieder geval tot 2019 – door de Amerikaanse overheid als ‘terrorismeverdachte’ werd beschouwd.


Lees ook: Tientallen Nederlanders staan op no-fly-list van de FBI, onder wie Laura H. en Tanja Nijmeijer

Uit de rij geplukt

De criteria om op deze lijst te komen zijn vaag. Daarvoor zijn geen „concrete feiten”, of „onweerlegbaar bewijs” nodig, zo staat in een gelekt Amerikaans overheidsdocument uit 2014. Contact met iemand die verdacht is van terrorisme kan al voldoende zijn. Veel burgers op de lijst hebben geen idee dat ze erop staan – en als ze het wel weten komen ze er maar moeilijk vanaf. Amerikaanse burgerrechtenorganisaties is het na rechtszaken gelukt een beperkt aantal mensen van de lijst te krijgen.

Op de lijst staan de namen en geboortedata van zeker tientallen – en vermoedelijk honderden – andere Nederlanders. Syriëgangers als Laura H. en veroordeelde terroristen als Jason Walters staan erop, en de moordenaar van Theo van Gogh, Mohammed B. Maar ook Nederlanders die op het eerste gezicht niets met terrorisme te maken hebben: een zorgondernemer, een callcentermedewerker, een directeur van een landbouwbedrijf, een journalist en een medewerker van een Limburgse schouwburg.

Bij grensovergangen worden ze uit de rij geplukt, ondervraagd en teruggestuurd. Een van hen, zo onthulde radioprogramma Argos in september, werd zelfs dagenlang in de cel in Turkije opgesloten. In hun zoektocht naar wat er aan de hand is wijzen alle instanties naar elkaar. In het buitenland verwijzen de autoriteiten naar Nederland, dat op zijn beurt geen of onduidelijke antwoorden geeft op vragen van gedupeerden.

NRC deed samen met Follow the Money onderzoek naar de Nederlanders op de lijst en sprak met negen van hen. Ze spreken allemaal op voorwaarde van volledige anonimiteit. Sommigen proberen al jaren van deze terrorist watchlist af te komen, zonder enig resultaat.

Omar wil wel met zijn voornaam in dit artikel worden genoemd, maar zijn achternaam of werkgever moet geheim blijven. Hij is bang zijn baan te verliezen als zijn baas ontdekt dat hij op de lijst staat. NRC en Follow the Money checkten zijn verhaal aan de hand van rechtbankdocumenten en zijn politiedossier.

Syriëgangers gesproken

Nadat Omar is tegengehouden bij de Bulgaars-Turkse grens begint hij in 2020 een rechtszaak in Turkije tegen zijn inreisverbod. De rechter houdt het verbod in stand, maar het vonnis biedt wel nieuwe informatie. Turkije blijkt zich te baseren op informatie over Omar uit Nederland. „Door de Nederlandse Interpol-eenheid is een diffusiebericht met betrekking tot de eiser opgesteld”, zo valt te lezen in het vonnis, dat in bezit is van NRC.

Met andere woorden: de Nederlandse afdeling van Interpol heeft informatie over Omar verspreid die hem belet Turkije in te reizen en hem mogelijk ook op de Amerikaanse watchlist heeft doen belanden. Interpol meldt verder dat Omar zou kunnen afreizen „om deel te nemen aan de conflicten in Syrië”.

De Nederlandse politie heeft Omar juist laten weten dat er géén informatie over hem is gedeeld. Ook is hij in Nederland nooit verdacht geweest, blijkt uit een inzageverzoek bij de politie dat ook door NRC is bekeken. Wel heeft hij op het ‘Landelijke overzicht jihadgang politie’ gestaan, aldus het politiedocument. Dat is een lijst met Syriëgangers, personen die mogelijk wilden uitreizen en handlangers van uitreizigers. Via die weg is de informatie mogelijk bij Interpol en de FBI beland, al valt dat niet te controleren. Organisaties als de FBI en Interpol spreken zich niet uit over individuele gevallen.

Omar herinnert zich dat hij begin 2015 werd aangesproken door een wijkagent over de moskee die hij bezocht. „Hij zei dat er niks mis was met die moskee, maar wel met mensen die er kwamen.”

Hij kende genoeg jongeren uit zijn buurt die destijds zijn uitgereisd. „Je groet ze en je spreekt ze. En opeens hoor je dat iemand vertrokken is. Ondertussen is gezien dat jij weleens contact had met die persoon.” Zo ontstond kennelijk het vermoeden dat hij ook zou kunnen uitreizen, of dat hij uitreizigers faciliteerde.

Het is een bekend patroon. Uit de gesprekken met de Nederlanders op de watchlist blijkt dat er meer zijn die wegens ‘contacten’ met terrorismeverdachten op de lijst terecht zijn gekomen.

Het zijn, voorzover NRC dit kon nagaan, mensen die zelf niet worden verdacht van een misdrijf of daarvoor zijn veroordeeld. Zoals zorgondernemer Mohammed uit Arnhem. Aan de grens bij Turkije, onderweg naar een all inclusive resort in Antalya, wordt hij in 2017 tegengehouden bij de douane en in een kamertje gezet. „Ze vroegen me van alles over Syrië. De boodschap was: je komt Turkije niet in”, zegt hij.

Daarna wordt hij vaker aangehouden, ook in Nederland. Uit een e-mail van het Openbaar Ministerie blijkt dat Mohammed niet verdacht werd van een misdrijf, maar naar eigen zeggen sinds 2017 wel „maandelijks” door de politie op straat wordt ondervraagd. „Met steeds dezelfde vragen. Hoe ik denk over de oorlog in Syrië. Waar ik naar toe ga. En niemand die me kan vertellen waarom dit gebeurt.”

Ook Mohammed blijkt op de lijst te staan. Hij denkt dat dit komt door de activiteiten die hij organiseerde voor een moskee in Arnhem, die ook werd bezocht door een groep Syriëgangers. „Als je een voetbaltoernooitje opzet, sluit je niet iemand uit vanwege een uitspraak die hij ooit heeft gedaan”, zegt Mohammed. „Voor ons waren die activiteiten een middel om te verbinden en die jongens op het rechte pad te houden.”

Ook (voormalige) partners van Syriëgangers worden geregistreerd. Zo bevat de watchlist de naam van een 24-jarige callcentermedewerker, die een relatie had met een – volgens haar advocaat – „man die het nodige verkeerd heeft gedaan in zijn leven”. En een 33-jarige docente geschiedenis, die aan de telefoon vertelt dat ze tien jaar geleden een relatie had met een moslim, die later uitreisde naar Syrië en om het leven kwam.

Destijds kreeg ze „voortdurend instanties aan de deur”, vertelt de docente. Haar paspoort werd zes maanden ingenomen, hoewel ze „zelf geen plannen had om uit te reizen”. Sinds ze op de lijst staat is ze meerdere keren op vliegvelden uit de rij gehaald en ondervraagd. Ze wil graag van de lijst af, zegt ze, maar heeft geen idee hoe.

En er zijn personen op de lijst die zeggen nooit met een terrorismeverdachte in aanraking te zijn gekomen. Zoals de directeur van een agrarisch bedrijf, die op de lijst staat en denkt dat dit misschien komt omdat hij „via internet deelnam aan een congres over bloemen in Iran”. Op het vliegveld van Detroit werd hij uit de rij gehaald en ondervraagd. De man zegt de Amerikaanse ambassade in Nederland te gaan vragen hem van de lijst af te halen.

Alle instanties ontkennen

De Rotterdamse advocaat André Seebregts is een expert op dit gebied. Hij heeft vijf Nederlanders bijgestaan die werden geregistreerd omdat de overheid vermoedde dat ze jihadistische sympathieën hadden. Met als gevolg dat ze in Nederland en in het buitenland door de politie worden aangehouden en verhoord. Het leidt tot een jarenlange juridische strijd om weer uit de systemen te komen.

Seebregts is voorlopig gestopt met het aannemen van nieuwe zaken, vertelt hij. Uit frustratie. „Alle instanties ontkennen. Die mensen krijgen dan bijvoorbeeld in Turkije te horen dat het de Nederlandse autoriteiten zijn, en in Nederland zeggen ze dat je bij Turkije moet zijn”, zegt hij. „Men komt niet verder. Niemand is ooit van een lijst afgekomen.”

Zelfs schriftelijke bevestigingen van de politie dat mensen ten onrechte werden aangemerkt als terrorist hielpen niet, vertelt Seebregts. „Het kwaad was al geschied. Ze konden allerlei landen niet meer in.”

Waarom helpt Nederland deze mensen niet? In reactie op Kamervragen van Farid Azarkan (Denk) schreef minister van Justitie Dilan Yesilgöz-Zegerius (VVD) in september dat „internationale samenwerking van essentieel belang is voor het werk van de AIVD en de MIVD, en daarmee voor de nationale veiligheid”. Daar hoort, volgens de minister, onderlinge uitwisseling van informatie bij.

Dat tegelijkertijd de lat sinds 9/11 laag ligt om iemand als terrorismeverdachte aan te merken heeft een prijs voor hen die onschuldig zijn, constateert Seebregts. „Als die informatie eenmaal verspreid is, heeft Nederland kennelijk geen zin om druk op andere landen uit te oefenen om die personen weer van de lijst te halen.”

Ondanks alles blijft Omar vastbesloten zijn naam te zuiveren. In een Kamerbrief beloofde Yesilgöz-Zegerius in oktober dat haar ministerie, samen met de politie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, gaat kijken hoe mensen als Omar kunnen worden geholpen.

Vooralsnog heeft hij niets van het ministerie gehoord. Hij hoopt dat publiciteit over dit onderwerp de overheid ertoe beweegt om hem en anderen alsnog bij te staan.