Zonder de muziek kan niemand carnaval vieren

Een dweilorkest in Maastricht, in de aanloop naar carnaval.


Foto Jean-Pierre Geusens / HH / ANP

Carnavalsmuziek Wie carnaval wil begrijpen, kan het best beginnen met een duik in carnavalsmuziek. Het repertoire is gevarieerder dan vaak gedacht. Elk dorp zingt zijn eigen liedjes.

Ik weet mijn eerste carnaval in Oeteldonk (’s-Hertogenbosch) nog. Ik moet vier geweest zijn, want het was in groep 1. Mijn oma had een blauwe prinsencape met goudkleurige stiksels gemaakt (véél te weinig goud, naar mijn bescheiden kleutersmaak) en iedereen mocht een paar rolletjes serpentine meenemen. Thuis had m’n moeder me al geleerd hoe je serpentine blaast, dus ik kon op het feest in de gymzaal laten zien hoe het moest. Kleuterstatus. Maar iedereen verkleed zien was niet het gekste, weet ik nog. De grote draagbare cassettespeler was veel gekker. Tot dan toe waren daar alleen liedjes over tot tien tellen uitgekomen. Nu klonk er iets totaal anders. Wat het was wist ik niet, maar ik zag al mijn vriendjes en vriendinnetjes erop dansen, dus ik werd er ook vrolijk van. ‘Geef mij de liefde en de gein’ zal ik al snel hebben meegezongen, zonder te weten wat het betekende.

Misschien is dat wel waarom ik als Bosschenaar in het noorden – ik woon inmiddels een tijdje in Amsterdam – geringschattend word aangekeken als ik over de Oeteldonkse carnavalsplaylists begin die ik thuis elk jaar vijf dagen aanzet. Driehonderdzestig dagen luister ik voornamelijk klassieke muziek, vijf dagen vol overtuiging carnavalsmuziek. Raar, vinden ze dat hier. Maar het is zoals Christiaan Weijts in 2022 in NRC al schreef over praalwagens: carnaval is een gelukkige jeugdherinnering die je elk jaar mag herbeleven. Dat geldt misschien nog wel het sterkst voor de muziek. Want wat nestelt zich nu dieper in je gevoelsgeheugen dan muziek?

Sjiengele-sjiengele-sjiengele-sjiengele-boem!

Uit ‘Vasteloavendoud Limburgs nummer

Wil je dus de niet-carnavalsvierder uitleggen wat er leuk is aan dat onbegrepen feest, dan moet je misschien beginnen bij die muziek. Om alvast te onthouden: carnavalsmuziek is geen vrolijk extraatje, maar een pijler én de omlijsting van carnaval. Waar carnavalsmuziek klinkt ís het carnaval. Op alle foto’s van optochten en gevulde pleinen zie je niet dat er op dat moment een blaaskapel, een dialectbandje, of gewoon een speaker met een playlist speelt. Maar muziek is er, altijd. Zonder had die foto niet bestaan.

Alle carnavalsmuziek samenvatten is ondoenlijk. Anders dan de landelijk uitvloeiende liedjes (van ‘Mien waar is mijn feestneus’ tot de hits van Snollebollekes) doen vermoeden, is de lokale variatie gigantisch. Elk gehucht heeft zijn eigen artiesten en vaak een eigen liedjeswedstrijd. Lokale muziek is minstens even belangrijk als regionale of landelijke. Als een doorgewinterde carnavaller een paar dorpen verderop eens een kijkje neemt, kan die waarschijnlijk een hoop liedjes al niet meer meezingen. Al was het maar omdat het dialect anders is.

Luister onbevangen

Ben je niet opgegroeid met carnaval, dan is het te laat om je eerste kleutercarnaval te vieren. Maar laten we doen alsof. Luister eens naar de liedjes in dit artikel zoals je vroeger gedaan zou hebben, onbevangen en nieuwsgierig. En vergeet niet je beste vrienden als verbaasde maar vrolijk dansende klasgenootjes erbij in te beelden.

Wisselbas

„Wat je op je eerste carnaval meteen opvalt is de ‘wisselbas’, het eeuwenoude heen en weer springen van de dominant naar de tonica”, zegt musicoloog Sydney Schelvis, die onder andere Bourgondische (de facto Brabantse) carnavalsmuziek bestudeert. Een dominant-tonicaovergang, de overgang van de vijfde naar de eerste toon in de toonladder, is in westerse oren een van de bevredigendste die er is. Bijna alle muziek zit er vol mee, maar carnavalsmuziek doet geen moeite om het mooi te verpakken. In feite is die dominant-tonica afwisseling, het liefst door een grootvaderlijk brommende tuba, het hele carnaval lang een constante auditieve komt-goed-komt-goed. (En als het een driekwartsmaat is, een hoempapa: goed-komt-komt-goed-komt-komt…).

Schelvis: „Daarna zal het je opvallen dat je het refrein en de melodie ongeveer na één keer luisteren al foutloos meezingt.

Omdat carnaval een parodie is op het normale leven, is de muziek dat ook. „Carnavalsmuziek lift vaak mee op wat op dat moment populair is”, zegt Schelvis. „Je krijgt carnavalscovers van popliedjes of stijlimitaties. In Brabant blijft hardstyle onder jongeren het populairst, dus hoor je veel hardstyle-remixen.”

Sjoenkelen

In het Rijnlandse Limburg hebben ‘joekskappellen’ (dweilorkesten) jaren geleden al goeddeels plaatsgemaakt voor dialectpopbands, die naast hun normale repertoire ook een vasteloavendslijstje hebben. Koos Franssen, toetsenist van de Reuverse dialectband Net Oet Bèd: „Wat veel niet-carnavallers vaak niet weten is dat carnaval lang niet alleen over feesten gaat. Carnaval is evengoed verbroederende melancholie. In Limburg sjoenkelen we, arm in arm deinen op een driekwartsmaat, bijvoorbeeld op ‘D’n euverkant van de nach’ van Frans Pollux. En bij Beppie Kraft natuurlijk.

Tom Doesborg, vastelaovendsredacteur bij regionale zender L1, noemt carnaval een reünie. „Met een pilsje te veel op sta je stil bij de kwetsbaarheid van het leven. Wie is er dit jaar niet meer bij? Luister maar eens naar ‘1000 Sterre’ van Bjorn & Mieke.”

De lokale variatie is gigantisch. Elk gehucht heeft zijn eigen artiesten en vaak een eigen liedjeswedstrijd

Actualiteit

Dan is er nog de actualiteit. Volksmuziek bezingt al eeuwenlang allerhande nieuwtjes, dus ook met carnaval. Je moet als Oeteldonkse kleuter maar net weten dat de Sint Janskathedraal in 1975 een model kreeg in Madurodam, de reden voor het liedje ‘Onze ouwe Sint Jan’ (Pupke Blauw, 1975). Op het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer (LVK), hét regionale liedjesconcours waarin liedjesmakers hun dorp en dialect vertegenwoordigen, won vorige week nog het hyperactuele ‘Âltied Ope’, ook van Bjorn & Mieke.

Dat LVK is in de jaren 70 trouwens ontstaan als tegenreactie op de platte liedjes die landelijk bekend werden, vertelt Doesborg. Want wat ik als kleuter nog niet doorhad: de regionaal of landelijk bekende liedjes zitten vaak vol schunnige metaforen. Tilburgs bekendste carnavalsvereniging heet niet voor niks Veul Gère (spreek uit: ‘vulgaire’, betekent: ‘veel graag’). Toch kun je zelfs ‘De Gròzzie van Mèn Buurvrouw’ nog prima opzetten met kleutercarnaval, want hoe duidelijk de figuurlijke boodschap voor volwassenen ook is, létterlijk gaat het over de garage van de buurvrouw. Je kunt het plat vinden, maar volgens Rob Janssen (DJ op 3FM, fervent carnavalsmuziekverzamelaar en het in Brabant wereldberoemde typetje Lamme Frans) gaat het niet om de schunnigheid zelf. „Wat het leuk maakt is het slim spelen met taal. ‘Hoemoes dà òk alweer?’ over een gerecht met kikkererwten van Peter Selie is actueel, zingt makkelijk mee én is een woordspeling, maar niet schunnig. Of neem ‘Es ge ut nie wit’ van Tee & Jo. ‘Es ge ut nie wit kunde altijd nog behangen.’ Geweldig. En ook niet schunnig.”


Lees ook: Bij carnaval zijn het nog altijd de mannen die de scepter zwaaien

Iets slims en grappigs, of iets gevoeligs, of actueels, iets waarop je kunt sjoenkelen in driekwartsmaat, of hossen in vierkwartsmaat, maar dat toch simpel genoeg blijft om in één keer met vrienden samen te zingen: maak het maar eens. Wie het lukt, wacht eeuwige dorpsroem.

Doe het zelf

Het wordt dan ook veel geprobeerd. Dat is nog zoiets fijns aan carnavalsmuziek, vindt Schelvis. „Carnavalsmuziek is nog het allermeest een doe-het-zelf-genre. Met een halfjaar muziekles of basale kennis van muzieksoftware kan iedereen een carnavalsliedje spelen of maken.” Doesborg: „Voor veel musici uit het zuiden, in welk genre dan ook, is carnaval hun eerste laagdrempelige podium geweest.”

Carnaval gaat lang niet alleen over feest. Carnaval is evengoed verbroederende melancholie

Koos Franssen Net Oet Bèd

In 2020 scoorde Lamme Frans een flinke kraker met ‘Handjes Handjes Bloemetjesgordijn’. Of beter gezegd: een krakerskraker. Het liedje komt het dichtst in de buurt van een carnavalsliedjessamenvatting. Helemaal tegen het doe-het-zelf-principe in laat een luie Frans (Rob Janssen dus) het schrijven van zijn nieuwe hit zogenaamd over aan een machine. Die maakt van tientallen carnavalskrakers één nieuw carnavalsnummer. Het resultaat is een nergens op slaande maar verrukkelijke potpourri. Schelvis: „In de brug worden alle feestelijke carnavalsnummers bezongen: ‘Geen mens weet waar het over gaat. Het lijkt wel veul op een andere plaat. De tekst slaat als een drumstel op een fluit. Maar na een meter bier dan maakt dat niemand niks meer uit.’”

Luister ook: een uitgebreide playlist met carnavalsnummers