Dit jaar werden bijna alle werken van Johannes Vermeer naar Nederland gehaald voor de grootste Vermeer-expositie ooit. Maar met de jaren zijn er zeker zes werken verdwenen. Omroep Max vroeg een aantal kunstenaars om hun fantasie de vrije loop te laten en de afwezige schilderijen alsnog te verbeelden. Een deel van de interpretaties kun je in het televisieprogramma De Nieuwe Vermeer bewonderen.
Daarnaast liet Max ook een aantal audiomakers met de opdracht aan de slag gaan. Alleen: hoe druk je een schilderij uit in audio? Voor de één start een diepgaand geschiedkundig onderzoek, terwijl de ander op abstracte wijze probeert te verbeelden hoe het er in het hoofd van Vermeer aan toe moet zijn gegaan.
Ze steken uit kieren in bakstenen muren, liggen tussen de inheemse vlinderplanten in plantenbakken, bezaaien de stoep voor ziekenhuizen. Langs rivieren, in het park, in rioolputten, tussen de schelpen op het strand. Er zwerven zo veel sigarettenfilters rond dat we ze nauwelijks meer zien.
Chris Jansen, staatssecretaris namens de PVV voor Milieu, heeft met de filters een ongemakkelijk dossier op zijn bord. Elk jaar belanden in Nederland vermoedelijk vele miljarden sigarettenfilters met plastic op straat en in het milieu. Muizen drinken door peuken vervuild water, visseneitjes ontkiemen er niet door in beekjes, gewassen nemen de giftige stoffen op. Tegelijk is er geen wetenschappelijk bewijs dat filters roken minder ongezond maken.
Voormalig staatssecretaris Vivianne Heijnen (CDA) beloofde na aandringen van de Tweede Kamer het filterprobleem op te lossen door op Europees niveau te pleiten voor een verbod op de sigarettenfilter bij de herziening van een wet op plastic. Nu die tijd is aangebroken, is de vraag: gaat haar opvolger, PVV’er Jansen, dat doen?
Nederlanders roken zo’n tien miljard sigaretten per jaar. Rokers steken een smeulende sigarettenfilter niet in hun zak. Als er geen prullenbak dichtbij is, belanden de peuken op de grond. Om hoeveel het gaat is gissen, zo blijkt uit de enorme bandbreedte die onderzoeksbureau CE Delft hanteerde in een onderzoek uit 2022. Het kwam uit op ergens tussen de 240 miljoen en meer dan 7 miljard filters per jaar.
Peukenfilters zijn meestal gemaakt van celluloseacetaat, een kunststof. Het zijn eigenlijk stevig samengeperste plasticvezels, waar de roker allerlei giftige en kankerverwekkende stoffen doorheen zuigt (denk aan nicotine, maar ook nikkel, lood en zink). Eenmaal in de berm valt het filter door zonlicht langzaam uit elkaar tot de microplastics overblijven. Via regenwater vervuilen ze bodem en water.
Trimbos zette in 2022 wetenschappelijk onderzoek naar de filters op een rij. De filters zijn teruggevonden in de magen van vissen, vogels en walrussen. Bij embryo’s van vissen kunnen resten van sigarettenfilters zorgen voor een verhoogd sterftecijfer. Bij de zoetwatermossel zorgen ze bijvoorbeeld voor dna-schade. Onderzoek laat zien dat één gerookte peuk genoeg verontreinigende stoffen kan afgeven om ongeveer duizend liter water te vervuilen.
Bij landdieren werd aangetoond dat muizen die zijn blootgesteld aan filters (door het drinken van water met sigarettenresten) minder goed kunnen vluchten voor een roofdier.
De nicotine komt ook in gewassen terecht. In de omgeving van nicotine ontkiemen minder zaden van planten. Voorbeeld: bij één peuk per vierkante meter was al een hoge nicotinevervuiling in basilicum- en pepermuntplantjes te zien.
Tegelijk doen filters eigenlijk weinig voor de roker. „Er zijn geen bewezen gezondheidsvoordelen aan het roken van sigaretten met filter”, zo schreef Heijnen in 2023 in een Kamerbrief.
Zogenaamd veiliger alternatief
Eigenlijk zijn filters in één ding echt goed: misleiden. Toen in de jaren vijftig door wetenschappelijk bewijs begon door te dringen dat roken longkanker kan veroorzaken, kwamen de moderne filtersigaretten op de markt. Die werden door tabaksproducenten gepromoot als een veiliger alternatief. Maar in vroege varianten van de filters zat het gevaarlijke asbest verwerkt.
„Filters zijn de dodelijkste fraude uit de geschiedenis van de menselijke beschaving”, zo zei Robert Proctor, een professor wetenschapsgeschiedenis aan Stanford in 2012 tegen The New York Times.
Filters zouden minder teer en nicotine afgeven, dat zou blijken uit metingen door rookmachines. Maar die gaven een bedrieglijk lage uitkomst.
„In de praktijk bleek vooral dat longkanker dieper in de longen kwam te zitten door het dieper inhaleren”, zegt Wanda de Kanter namens de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose. De Kanter is anti-rookactivist en longarts. „Veel mensen denken nog steeds dat filters veiliger zijn.” Wel geeft het een fijner mondgevoel dan filterloze sigaretten. „Zonder voelt het nattiger, het geeft meer een tabakssmaak in de mond.”
Heijnen liet CE Delft onderzoeken hoe dat haalbaar zou zijn. Zo werd een statiegeldsysteem op filters als optie genoemd, maar dat geeft tabaksproducenten de kans om reclame te maken voor roken. En niet helemaal zeker was of een nationaal verbod op sigarettenfilters juridisch haalbaar zou zijn vanwege het vrije verkeer van goederen: zou Nederland wel peuken uit het buitenland kunnen weren?
„Als de Rijksoverheid echt werk wil maken van de 70-procent-doelstelling”, adviseerde CE Delft om „te onderzoeken of het in Europees verband mogelijk is om een verbod op filtersigaretten te organiseren”. De onderzoekers wezen erop dat vanaf 2025 het Europese Single-Use Plastics Directive (SUPD) wordt geëvalueerd, een richtlijn tegen wegwerpplastic (zoals filters).
Op dit moment is in deze richtlijn afgesproken dat fabrikanten consumenten met een logo moeten vertellen dat er plastic in peuken zit. Dat logo blijkt alleen weinig verschil te maken in de praktijk, schrijft CE Delft. Ook werd afgesproken dat tabaksfabrikanten vanaf begin 2023 zouden meebetalen aan het opruimen van peukenfilters.
Filters opruimen kost gemeenten ongeveer 40 miljoen euro per jaar, berekende het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Maar de tabaksfabrikanten waren kritisch op dat bedrag. In een reactie noemden ze de rekenmethode „twijfelachtig en onduidelijk”. Ook zou het niet eerlijk zijn als tabaksbedrijven moeten meebetalen aan het opruimen van sigaretten die in het buitenland worden gehaald. Het ministerie zegt er nu „hard aan te werken” met een definitieve berekening te komen. Gemeenten wachten nog altijd op het geld.
Een financiële vergoeding voor gemeentelijke afvaldiensten lost het milieuprobleem niet op. Heijnen beloofde de Tweede Kamer te „starten met voorbereidingen” om samen met andere Europese lidstaten „een verbod op eenmalige sigarettenfilters te agenderen bij de herziening van de SUPD of eventuele andere relevante Europese regelgeving”. Ook zou ze de mogelijkheden voor een nationaal verbod verder verkennen.
In de tijd van Heijnen is er informeel overleg geweest tussen Nederland en andere lidstaten, laat het ministerie los. Nu is het de beurt aan Jansen om zijn positie te bepalen. Om aandacht te vragen voor de vervuilende filters, lanceert ngo Fair Resource Foundation deze week de campagne No Plastic Filter.
Durft het kabinet, en de EU, door te duwen met een verbod op filters? Waarschijnlijk hangt dat mede af van de vraag: hoe populair is een filterverbod onder kiezers?
Opnieuw speelt Daniël Arends (45) twee los van elkaar verkochte voorstellingen op één avond. Dat High Class Bitch en Had ik maar nooit zo aardig gedaan inhoudelijk en kwalitatief weinig van elkaar verschillen is een sterk staaltje en geen kanttekening. Arends weet met gemak twee interessante vijf kwartier te vullen over hoe verwende westerlingen denken dat ze overkomen meestal het tegenovergestelde is van hoe ze dáádwerkelijk overkomen.
In High Class Bitch onderzoekt hij verschillende manieren hoe men probeert uit te dragen dat het zogenaamd te gek met ze gaat. Doorzichtig vindt Arends mensen die in koffiezaken succes en vrijheid proberen uit te stralen met draadloze oordopjes, laptops en ‘zelfverzonnen nepwerk’. Hoe meer wordt gedaan aan een mooie buitenkant, des te meer ziet Arends de weinig fraaie binnenkant. Vurig en grappig bespreekt hij het menstype dat met zijn ‘kledingstijltje’ wil communiceren dat het een boeiend en geslaagd leven leeft. En kleding als uitdrukking van wie je bent? „Dat vind ik zo gaaf”, sneert Arends sarcastisch over mensen met deze mening: „Mensen die hun ijdelheid proberen te verantwoorden met een nóg ergere vorm van ijdelheid.”
Bijzonder is hoe Arends schijnbaar achteloos allerlei afwisselende paden inslaat die uiteindelijk allemaal op hetzelfde blijken uit te komen: iedereen heeft een afweermechanisme. Wapens waarmee je hoopt te voorkomen dat mensen recht je ziel in kijken. Scherp analyseert hij een collectieve angst die we aan het zicht proberen te onttrekken: de angst om niet als individu gezien te worden, zonder te beseffen dat het juist de groep is die je laat wegkomen met een treurige levensinvulling.
Of wil je écht als individu beoordeeld worden, aldus een schampere Arends? Misschien op het feit dat je te verwend was om ooit ergens goed in te worden, snel kinderen nam om jezelf te redden en hen nu met hun iPad laat wegrotten? Bijtend somt Arends meer van dit soort ‘glorieuze prestaties’ op „waarvan het écht zonde zou zijn als je die met anderen zou moeten delen”.
Dekmantel
In Had ik maar nooit zo aardig gedaan richt hij zich op de taal waarmee we onze innerlijke leegtes wat fraaier vorm proberen te geven. Arends constateert hoe men zich bij wijze van dekmantel gretig een aandoening laat aanpraten . Al dat gepraat over geluk, verbinding en empathie lijkt lief en aardig, maar Arends vindt het betekenisloos. Heilzamer is om anderen niet verantwoordelijk te maken voor je eigen geluk.
Interessant is ook wat Arends zélf probeert te beschermen. Naar eigen zeggen is hij bang voor publiek en mensen, maar dat blijkt vrijwel nergens uit. Hij is immers ad rem, vilein en kan lullen als de beste. Kwaliteiten die je kan gebruiken om ongevoelig en onverschillig over te komen, maar ook als schild om te verbloemen dat je eigenlijk het tegenovergestelde voelt. Extreem sarcasme en een pose vol desinteresse zijn Arends’ wapens om te verhullen dat hij zich nooit heeft thuisgevoeld in deze wereld.
Het is aandoenlijk om te kijken naar iemand die het liefst zijn wapens laat zakken, maar zichzelf tegelijkertijd wil wapenen tegen sentimentaliteit
Uit de twee voorstellingen rijst een beeld op van iemand die wanhopig op zoek is naar oprecht contact in een wereld waarin „iedereen de hele tijd een toon in zijn stem heeft alsof hij te gast is in een podcast”. Het is leuk hoe Arends nepcontact op het podium probeert te vermijden door beide voorstellingen te beginnen met gesprekjes met het publiek: want weinig is onnatuurlijker dan een zaal binnenkomen en meteen beginnen met een serie ingestudeerde grapjes. Grappig en venijnig fileert hij de illusie van echt contact bij cabaret: „Ik ga nu naar dat glas water lopen, een slok nemen, en het geluid maken dat cabaretiers dan altijd maken van: ‘Oh, ik kom er in dat glas opeens op wat ik hierna ook alweer wilde zeggen.’”
Authentiek
Het klinkt wrang als Arends vertelt hoe een vriend hem vroeg iets kwetsbaars over authenticiteit niet in zijn voorstelling te verwerken. „Daar is echt niemand in geïnteresseerd”, had Arends hem toen geantwoord. „Mensen willen gewoon grappen horen.” Het is ironisch en tragisch dat Arends veel mooie en rake dingen over liefde en eenzaamheid vertelt, maar dat het publiek hem vermoedelijk blijft zien als bijzonder grappige maar ook cynische zak. Menselijk tekort zit al snel in de weg om je hart helemaal te kunnen openstellen voor Arends, die vaak impliciet communiceert: ‘Je kan wel meegaan in mijn gedachten, maar uiteindelijk geef ik je hoogstwaarschijnlijk een keiharde trap onder je reet.’
Het is aandoenlijk om te kijken naar iemand die het liefst zijn wapens laat zakken, maar zichzelf tegelijkertijd wil wapenen tegen sentimentaliteit. Ontroerend is het als Arends uiteindelijk je vertrouwen wint en zegt diep mededogen te hebben met ieders pogingen om te laten zien dat ze simpelweg bestaan: „Ik weet namelijk dat het jouw schuld niet is dat je hier bent.”
Grootouders: „Toen onze kleinkinderen laatst bij ons logeerden, ontstond er een gesprek over pesten. Mijn kleinzoon van amper 7 vertelde toen dat zijn moeder, onze dochter, vroeger als kind werd gepest. Hij vertelde ook dat zijn moeder toen geen aandacht van haar eigen ouders, wij dus, had gekregen. Dat haar moeder daar geen oog voor had, en haar vader er nooit was vanwege zijn werk. Wij wisten tot voor kort niet dat onze dochter vroeger gepest werd. Onze andere kinderen herkennen zich niet in dit beeld van de opvoeding. We zijn verbaasd en behoorlijk geschrokken over de communicatie van onze dochter naar ons kleinkind. Is het verstandig dat je dit soort grieven over je ouders deelt met je jonge kinderen (5 en 7)? We legden het aan haar voor, zij vond van wel. Hoe we daarmee omgingen was onze eigen keus, vond ze. Maar wij zijn ongerust dat dit het vertrouwen schaadt dat de kleinkinderen in ons hebben. Hoe gaan we hiermee om?”
Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Kleinzoon geruststellen
Liesbeth Groenhuijsen: „Vertel jullie dochter dat het jullie spijt dat zij het kennelijk zo heeft ervaren, maar dat jullie van het pesten echt niet af wisten. Ga niet in discussie over de feiten. Dit is haar ervaring. We passen naarmate we ouder worden onze levensverhalen steeds iets aan. Terugkijkend vinden we soms kleine, soms grotere dingen die een verklaring kunnen geven voor dingen waar we als volwassene tegenaan lopen. Het is aan moeder zelf om in het heden iets te doen met de pijn van toen.
„Praat met jullie kleinzoon. Hij heeft vast gemerkt dat jullie schrokken toen hij dat zei. Zeg dat jullie hierover met zijn moeder hebben gesproken, en dat voor jullie alles in orde is. Leg hem uit: ‘Als mensen ouder worden, denken ze vaak terug aan vroeger, en hoe het in hun eigen gezin was. Alle ouders doen wel dingen waarvan de kinderen later denken dat ze dat graag anders hadden gewild. Dat is heel normaal.’
„Laat blijken, en vertel hem, dat hij aan jullie en zijn ouders altijd alles mag blijven vertellen.”
Begin opnieuw
Stijn Sieckelinck: „Als we ons aangevallen voelen, vragen we ons al snel af: is het wel waar wat de ander zegt? Dat is niet de goede manier om hiermee om te gaan. Dit is hoe jullie dochter het beleefd heeft, en of die interpretatie door de andere kinderen gedeeld wordt, is niet aan de orde. In een gezin kan de relatie met de ouders afzonderlijk per kind heel verschillend zijn.
„Jullie kunnen je afvragen of er signalen zijn geweest die jullie gemist hebben. Verder hoeven jullie het niet persoonlijk op te vatten. Opvoeden betekent het beste maken van de omstandigheden die er destijds waren. Ouders doen het nooit helemaal goed voor iedereen, dat maakt jullie nog niet tot slechte mensen.
„Ik snap dat uw dochter dit met haar kinderen gedeeld heeft. Zij wil thuis blijkbaar nadrukkelijk ruimte maken om over pesten te praten. Hoewel haar kinderen jong zijn, voelen ze toch wel aan dat dit ooit voor mamma moeilijk is geweest. Ook op de basisschool wordt hier tegenwoordig al vroeg over gesproken omdat kinderen door social media al jong met pesten te maken krijgen.
„Vanaf nu is er veel te winnen. Jullie hoeven de kinderen van uw dochter niet op andere gedachten te brengen. Laat gewoon zien dat jullie nu aandacht hebben voor dit soort zaken. Dat uw kleinkinderen tijdens een logeerpartijtje bij u over pesten kunnen praten, laat dat eigenlijk al zien.”
Liesbeth Groenhuijsen is klinisch pedagoog. Stijn Sieckelinck is opvoedfilosoof en lector jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.