Het is een icoon aan de rand van Central Park in New York. The Great Gatsby, de versie uit 2013 met Leonardo DiCaprio, werd er opgenomen. Vastgoedbelegger Donald J. Trump had het van 1988 tot 1995 in bezit. Maar het bekendst is het Plaza Hotel van het akkoord dat er in 1985 werd gesloten over de Amerikaanse dollar. De munt was huizenhoog gestegen, dreigde de wereldeconomie te ontwrichten, en de belangrijkste industrielanden van de wereld besloten gezamenlijk de lucht uit de dollar te laten lopen. Dat ging zó goed, dat er twee jaar later een nieuw akkoord nodig was, gesloten in het Louvre in Parijs, om de inmiddels vrije val van de dollar te stuiten.
En nu, in 2025, gaan er geruchten rond over een nieuw dollarakkoord, af te sluiten in president Trumps Mar-a-Lago-resort in Florida. Het doel: het laten dalen van de dollarkoers, terwijl de munt zijn machtspositie in het internationale financiële systeem behoudt. Want nu de verhoudingen in de internationale economie zich – met de opkomst van rivaal China – herschikken, zijn de Verenigde Staten onder Trump beducht voor de opkomst van rivaliserende munten.
Hier zie je de machtsverhoudingen in de wereldeconomie, waar de Europese Navo-landen plus Canada (een groep die in de Navo-statistieken wordt gehanteerd) als nieuw blok worden gepresenteerd. Wat opvalt is dat het Westen nog steeds buitengewoon dominant is. Maar China komt wel op – hoewel het in harde dollars gerekend kleiner is dan je misschien dacht.
Het is mooi om de reservemunt van de wereld te hebben: Amerikanen genieten van een lagere rente dan ze met een minder belangrijke munt zouden hebben gehad. De dollar is een standaardmunt om import en export af te rekenen, en de VS kunnen hun import dus grotendeels betalen in hun eigen valuta. Amerika is hét financiële centrum van de wereld. En sancties zijn zeer effectief. Het ontzeggen van de toegang tot die Amerikaanse financiële markt, het internationale bank- en betalingsverkeer waarin de dollar de spil is, is buitengewoon afschrikwekkend.
Maar het zijn van dé internationale reservemunt heeft wel een prijs. Daarvoor moeten we even terug naar de periode na de Tweede Wereldoorlog. De dollar werd toen de spil van een nieuw internationaal monetair systeem, dat in 1944 werd uitgedacht in een hotel in het plaatsje Bretton Woods. Alle andere munten werden gekoppeld aan die dollar, en de dollar zelf was inwisselbaar voor goud. De VS hadden dan ook een enorme goudvoorraad, waarvan een groot deel werd bewaard in een vesting in Kentucky: Fort Knox. Dat sprak zo tot de verbeelding dat de plot van de James Bond-film Goldfinger er in 1964 om draaide. Met een mooie (en herkenbare) golfscène.
Andere landen moesten er grote dollarreserves op nahouden. Dat deden ze in de vorm van Amerikaanse kortlopende staatsleningen. En dat had twee gevolgen. De VS moesten ten eerste een begrotingstekort hebben om te kunnen lenen en zo de staatsleningen in het leven te roepen die de andere landen nodig hadden. En ten tweede was er een voortdurende stroom van dollars nodig van de VS naar de rest van de wereld. Zo’n tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans, zoals dat heet, hangt sterk samen met een tekort op de handelsbalans: er gaan meer dollars uit dan er binnenkomen. De Belgisch-Amerikaanse econoom Robert Triffin wees er in 1960 al op dat dit systeem van ‘twin deficits’ (begrotingstekort en handelstekort) onhoudbaar kon worden: het kon de positie van de VS gaandeweg uithollen.
Begin jaren zeventig barstte die bom: president Nixon ontmantelde Bretton Woods (over Trumpiaanse vertrouwensschokken gesproken) en munten zweefden voortaan ten opzichte van de dollar en elkaar. De euro is het uiteindelijke resultaat van allerlei experimenten om die plots zwevende wisselkoersen de interne Europese markt niet te laten ontsporen.
Ook nadat het stelsel van Bretton Woods ter ziele was, bleef de dollar de machtige centrale reservemunt in de wereld, en dat wilden de VS ook zo houden. En dus bleef er ook die noodzaak tot dubbele tekorten. Maar die lopen de laatste tijd wel uit de hand, zeker waar het dat begrotingstekort betreft.
De dollar is nog steeds machtig, al loopt die dominantie wel terug. En er is dus ook nog steeds dat Triffin-dilemma: hollen de VS zichzelf niet uit? Staat het willen handhaven van de status van de dollar uit pure internationale machtspolitiek niet op gespannen voet met de financiële gezondheid van de VS? En, relatief nieuw: kun je China van het lijf houden, en de gewenste renaissance van de Amerikaanse industrie bewerkstelligen, met een structureel handelstekort? En wat vindt heffingenman Trump daarvan?
Het oplossen van dat probleem is waar de ploeg rond Trump mee bezig is. Je kunt je economische positie proberen te handhaven met hoge invoerheffingen, maar als die leiden tot het verdwijnen van het handelstekort kan de dollar aan macht verliezen. Je kunt ook proberen de dollar te laten dalen. Dat maakt je export goedkoper en je import duurder – en je inflatie hoger omdat ingevoerde goederen, net als bij hoge heffingen, in prijs stijgen. En wie weet gaat zo’n heel zwakke dollar ook nog extra ten koste van de status van de munt.
Wat te doen? Deze hele zienswijze staat al lang op papier. Eind vorig jaar publiceerde Stephen Miran van het Amerikaanse beleggingsfonds Hudson Bay Capital een lijvig document waarin de huidige toestand van de VS, en de oplossing, worden beschreven. Het geeft een goed inzicht in de interne logica van Trumps beleid. Ook al is daar van alles op aan te merken, het is niet zo lukraak als het lijkt.
Marin zelf is intussen voorgedragen als hoofd van de Council of Economic Advisers van Trump. Zijn oplossing, in grote lijnen: we leven nog steeds in een ‘Triffin-wereld’, maar het dilemma is op te lossen. Als, net als bij het Plaza-akkoord van 1985, de belangrijke industrielanden onder Amerikaanse leiding bijeenkomen, dan is er een uitweg. Plaats van vergadering: Mar-a-Lago.
De deal, in heel grove lijnen: een depreciatie – een waardedaling – van de dollar, zonder dat de status van de munt daar onder lijdt. Landen spreken af om voortaan dollars aan te houden in de vorm van eeuwigdurende Amerikaanse staatsleningen, waarmee je altijd bij de Amerikaanse centrale bank terecht kunt. Punt van discussie: een deel van de rente die je daar op krijgt, wordt door de VS als een vorm van ‘belasting’ ingehouden.
De beloning voor Amerika’s partners: afspraken over heffingen en dus rust op dat front. Vandaar dat Trump ze nu ook verhoogt, om straks wisselgeld te hebben. Datzelfde geldt wellicht voor de veiligheid. Want het andere deel van de beloning om mee te doen is een gegarandeerde bescherming onder Amerika’s militaire paraplu. Ook hier geldt: nu twijfel zaaien over die bescherming, zodat die straks opgelucht weer kan worden genoten.
Dit klinkt allemaal misschien wat complotachtig, maar het geeft wel inzicht in de samenhang van alles wat er nu gebeurt. In het ideale, Amerikaanse geval, dringen de VS hun handelstekort terug zonder gevolgen voor de macht van de dollar, en betalen de partnerlanden de VS straks, via een rentebelasting, voor hun veiligheid.
Kan het? Wie zou aan het Amerika van Trump eeuwigdurend lenen tegen een rentekorting? Maar: alles is vloeibaar op dit moment. 22 september van dit jaar is het Plaza-akkoord precies veertig jaar geleden. En Trump? Die kondigde onlangs een uitstapje aan. Naar Fort Knox.
