
Ziet hij eruit als iemand die vrouwen slaat?, vraagt Theo Maassen (58) in Onbegonnen werk. „Ja!” Hij weet het: zijn hoofd zit niet mee. Maassen: „Mijn fijnbesnaarde ziel laat zich niet echt vertalen in mijn gezichtsexpressie.”
Zo begint Maassen zijn nieuwste cabaretvoorstelling met een verwijzing naar de beschuldigingen van huiselijk geweld in roddelbladen. Het is verstandig dat Maassen zich niet laat verleiden om daar wel inhoudelijk op te reageren in zijn eigen voorstelling, voor een publiek dat toch wel voor hem zal klappen: dat zou nogal makkelijk, en daarom nogal saai zijn.
Voorspelbaar maar óók opmerkelijk is dat Maassen zijn stilte over dit onderwerp verklaart middels de overtuiging dat kunstenaar en kunstwerk gescheiden moeten blijven. Zo’n stelling klinkt altijd mooi, en ook nobel: je bent in staat te genieten van een meesterwerk zonder de hele tijd een veroordeeld moordenaar (Caravaggio) of een fanatiek antisemiet (Céline) voor je te zien. Bij cabaret is de kunstenaar echter ook deel van het kunstwerk. Dit maakt het lastiger ze van elkaar te scheiden. Het helpt bovendien niet dat je de kunstenaar anderhalf uur lang aandachtig aankijkt.
Zoals we van Maassen kennen, zien we ook in Onbegonnen werk een piekerend en aan alles twijfelend figuur. Hij verpakt zijn twijfels vaak grappig in leuk geformuleerde en wanhopige tirades, gekwelde gezichtsuitdrukkingen en rusteloos heen en weer gezwoeg over het podium. Onderwerp is meestal de onvolmaaktheden van de mensheid, en vaak in het bijzonder: van zichzelf.
Een licht ongemakkelijke constatering is dat de voor Maassen en betrokkenen vervelende situatie zijn nieuwste voorstelling ook interessanter maakt. Hij versterkt het effect van zijn type cabaret door zijn privéleven privé te laten. Dat Maassen in de echte wereld ook is gelinkt aan onvolmaaktheden – nogmaals: door roddelbladen – wekt suggesties. En suggesties zijn genoeg, weet ook Maassen: „Bij een foto van mijn hoofd denk je eerder ‘gezocht’ dan ‘vermist’.” De kwestie vergroot zodoende de suggestie van waarachtig contact: Maassen spéélt geen piekerend en onvolmaakt figuur, maar hij ís het.
Labradoodle
We moeten ons volgens Maassen afvragen of we aan het rijpen of rotten zijn. Hij ziet verschillende aanwijzingen voor maatschappelijke rotting. Zo vindt hij het een veeg teken dat de labradoodle de populairste hond is. Een hond die niet stinkt, geen haar verliest en tegen iedereen aardig doet. „Een hond die geen reacties oproept.” Bij Maassen wel: volgens hem is de hond exemplarisch voor een niet-weerbare maatschappij. Net als de hedendaagse bumperloze auto’s, waarbij een klein stootje meteen kan resulteren in grote schade. Vroeger kon je bij het stoplicht een vriend voor je gewoon „een kusje met de bumper” geven.
Volgens Maassen is de labradoodle exemplarisch voor een niet-weerbare maatschappij
Knap is dat Maassen een goede toon heeft gevonden om het beperkende in plaats van bevrijdende taalgebruik van „leuke alfabet subcultuurtjes” te bespreken. Door zichzelf wat karikaturaal neer te zetten als oude man, opgegroeid in een zogenaamd zalige verleden tijd, bespot hij enerzijds degene die vroeger alles beter vond. Anderzijds zegt hij zinnige dingen over „een land waarin zo veel mensen zich identificeren als slachtoffer dat er een nijpend tekort is aan daders”.
Niet al het geconstateerde maatschappelijk rot is interessant. Het spannendst is Maassen als hij zichzelf beziet. Hij zou niet van geslacht willen veranderen, maar wel van persoonlijkheid: in „een frisse, helderdenkende, niet-neurotische gast”. Grappig en pijnlijk is het als Maassen zijn verhouding tot de werkelijkheid bespreekt: „De realiteit? Nee bedankt!” Waarom gaat het zo veel over ‘dicht bij jezelf blijven’ en waarom hoort hij tegenwoordig niet zo veel meer van ‘typetjes’? Want soms „even vakantie van jezelf”, je even níét op een doodernstige manier verhouden tot de werkelijkheid, kan helpen je te verzoenen met je gemankeerde zelf en medemens, toont Maassen in zijn twaalfde voorstelling. Dit leerde hij al vroeg van zijn ouders, blijkt uit een prachtig slotverhaal. Onbegonnen werk laat zien: Maassen is nog niet verrot.
