Een voorstelling maken op Oerol, hoe doe je dat? Een eerste actie die het Amsterdamse Theater RAST onderneemt, is de plek uitzoeken om te spelen op Terschelling. Waar op het eiland een voorstelling gaat plaatsvinden, staat niet bij voorbaat vast. In welk weiland, welk bos, op welk stuk strand of in welke duinpan komt wat je wil maken tot zijn recht? Sinds 1981 is locatiefestival Oerol een jaarlijks trefpunt op Terschelling voor circa 50.000 bezoekers, die afkomen op tien dagen theater, gemaakt in de natuur, van zowel gevestigde groepen als jonge, experimentele makers.
24 november 2024Boot naar Terschelling
Op een frisse november-ochtend zitten regisseur Elike Roovers en acteur Sidar Toksöz op de veerboot naar het Waddeneiland om locaties te gaan bekijken. Rast maakt Madame Jeanette, genoemd naar de hete peper, een combinatie van kookshow en talkshow. Toksöz bedacht het concept voor de voorstelling. Hij is voorbestemd in 2027 de artistieke leiding van RAST over te nemen van zijn vader, regisseur Celil Toksöz, in 2000 één van de oprichters.
Het verhaal van Madame Jeanette begint ook lang geleden, vertelt de jonge Toksöz op de boot, door het geluid van de brekende golven heen. De cast bestaat uit een groep vrienden die elkaar zo’n vijftien jaar terug ontmoetten bij kweekvijver Jong RAST. Jong RAST werd in 2003 opgericht om de doorstroom van ‘multicultureel’ talent naar de kunstvakscholen te bevorderen. Sinds 2013 is de naam ‘De Gasten’. Toksöz: „Bij Jong Rast hebben we elkaar leren kennen. Elike was onze lerares, regisseur, life coach. We vlogen uit, zijn allemaal naar de toneelschool gegaan. En altijd leefde het idee dat we nog eens samen iets moesten maken.”

Nu is het zover voor hem, Denzel Goudmijn, Leandro Ceder, Alkan Cöklü, Fjodor Jozefzoon en Emmanuel Ohene Boafo. Stuk voor stuk begenadigde acteurs die nu ze eind twintig, begin dertig zijn hun plek hebben veroverd in het theater en/of de film- en tv-wereld. Jozefzoon was tot voor kort lid van het vaste ensemble van Het Nationale Theater. Goudmijn, Ceder en Cöklü zijn veelgevraagde freelancers. Cöklü werd bekend door zijn vier jaar bij soap GTST, waar Ceder dit voorjaar ook even meedoet. Boafo won in 2022 de hoogste acteerprijs, de Louis d’Or. Vlak voor Oerol, dat deze vrijdag 13 juni van start gaat, werd bekend dat Toksöz is genomineerd voor een Theo d’Or, als indrukwekkendste acteur in een bijdragende rol. Hij speelde in een voorstelling van Orkater.
Over hun band zegt Toksöz: „Eén keer in de maand eten we nog samen. Dan maakt iemand iets van zijn roots.” Zijn vader kwam uit het Koerdisch deel van Turkije. De roots van de anderen liggen in Ghana, Turkije en Suriname. „Laatst kwamen ze bij mij, maakte ik köfte. We lachen veel, maar zodra het maagje vol zit, gaan we praten, echt praten. Over het werkveld, de media. Zo ontstond het idee op die manier een voorstelling te maken: een kookshow waar gasten koken vanuit hun roots en daarna in gesprek gaan. Het allerliefst over onderwerpen die moeilijk bespreekbaar zijn: vluchtelingen, Gaza, integratie.”
Dat klinkt als een voorstelling die goed in het theater kan staan. Waarom dan toch op locatie, in de natuur, op Oerol willen spelen? Toksöz: „We gaan met elkaar, maar ook met publiek in discussie. In het theater, in zo’n zwarte doos, is het altijd warm, hel verlicht, met weinig zuurstof. Bij een nagesprek denk je al snel: ik wil naar de bar. In de buitenlucht is praten makkelijker. Je kan in de verte kijken, daar gaat je geest van open.”
Het plan is om twintig toeschouwers zich vooraf te laten aanmelden om mee te praten. De talk-kookshow heeft een host en twee gasten, die beiden een gerecht meenemen dat door de kok wordt bereid. Daarna verschuift het gesprek naar het publiek, de twintig aangemelden. Het script wordt geschreven door Momo Samwel en Roziena Salihu. Samwel is de partner van Toksöz. Behalve een vriendenproject is Madame Jeanette ook een familieaangelegenheid.
Zijn vader inspireerde Toksöz bij het bedenken van Madame Jeanette. „Mijn vader is een bemiddelaar. Als er ruzie is, bellen ze hem. Hij zegt altijd: ga niet gelijk je mening vormen als je één kant van het verhaal hoort. Bel de ander op. Als het gaat over Israël en Palestina moet ik dat echt tegen mezelf zeggen, want ik ben actief pro-Palestina. Maar mensen hebben verschillende achtergronden en wereldbeelden, daar moet je naar luisteren.”


Dat kost moeite. „Een kennis van me is van Joodse komaf. Mijn eerste reactie als hij iets post, is altijd…” Toksöz slaakt een diepe zucht. „Maar daarna denk ik: ‘Oké fuck, ik moet er met hem over praten’.” Die inspanning mist hij bij Nederlandse talkshows. „Daar zitten vaak tegenpolen van wie ik denk: heb samen een goed gesprek, dan ga je elkaar begrijpen. Maar de presentator zit vaak alleen maar te prikken en het vuurtje op te stoken.”
Het Oerol-publiek is waarschijnlijk bovengemiddeld links. Hoe levendig wordt een discussie over heikele onderwerpen? Toksöz: „Ik kan me voorstellen dat je als PVV’er niet snel je mening geeft in de Oerol-bubble. Maar een tafelgast of presentator kan het rechtse geluid als eerste laten horen. Dat maakt het misschien makkelijker voor publiek om aan te haken.”
Vader Celil is in beeld om mee te spelen. Toksöz: „Hij zei: ‘Als je nog een acteur nodig hebt, ik ben gratis!’ Zijn vader is van een andere generatie. „Hij zegt: ‘Jullie moeten weten waar ik vandaan kom. Dit land is geweldig. Het racisme waar jullie over praten, heb ik wel meegemaakt, maar dat schoof ik van me af’.” Regisseur Roovers: „Hij is Nederland dankbaar. Maar dan vraag ik hem: ‘Wat moet Sidar met jouw dankbaarheid? En zijn kind? Moet dat blijven zeggen: het was zo fijn dat opa hier mocht komen?’ Het wegkijken van racisme houdt een keer op.”
Het einde van de voorstelling bevindt zich nog in de ontwerpfase. Sidar is stellig: er moet iemand dood, want er moet nu eenmaal altijd iemand dood. Roovers weet het nog niet. Ze filosofeert over een epiloog in de trant van een gesprek bij tv-programma 24 uur met, van Theo Maassen, in de aflevering met Abdul-Jabbar van de Ven. Roovers: „Abdul-Jabbar, streng gelovig, vraagt aan Theo, atheïst, of ze vrienden zouden kunnen zijn. Theo denkt lang na en zegt dan iets wat veel indruk op me maakte: ‘Nee, wij kunnen geen vrienden zijn. Maar ik kan denk ik wel goede buren met jou zijn. En jouw kinderen met mijn kinderen laten spelen. En als je moeder ziek is wat lekkers aan de deur hangen.’ Hij beschrijft wat respect is. Misschien moeten we een eindmonoloog langs die lijn zoeken.”
Madame Jeanette wordt geen kookshow waar het publiek lekkers krijgt. Is dat geen recept voor teleurstelling? Toksöz: „Het liefst wil ik alle tweehonderd toeschouwers te eten geven, maar dat kost te veel geld en te veel tijd om uit te delen.”
4 november 2024Locatiebezoek Terschelling
Op het Oerol-kantoor in Midsland wordt de groep ontvangen door Sabine Pater, artistiek leider van Oerol en haar medewerkers. Wat voor locatie zoeken ze, vraagt Pater. Een open plek, waar je in de verte kunt kijken, waar je kunt wegdromen, antwoordt Toksöz. Hij weet vooral wat hij niet wil: geen schuren, geen bossen.
Op de tafel wordt een landkaart van het eiland uitgespreid. Mogelijke locaties: Zelfpluktuin Groenhof, Swartduin, Griene Pôlle, het Geitepark. Pater suggereert Kaapsduin, een duintop achter vuurtoren De Brandaris in West-Terschelling. „Daar kun je naar het wad kijken, naar de bossen en naar de huizen.” Pater wil van de groep een top-3 met locaties. „Zodat we die kunnen meenemen in onze puzzel.” De puzzel is: de tientallen groepen en acts op Oerol een plek gunnen die bij hun wensen aansluit.
Erna rijdt de groep in een busje langs alle locaties. Eerste halte is de pluktuin, in het oosten van het eiland. Mooi, maar te gecultiveerd, is het oordeel. Roovers: „Het voelt alsof we in de tuin bij Heel Holland Bakt staat.” Toksöz: „We zoeken een locatie die rauwer is.” Op naar de westkant. Het Geitepark, een veldje aan de rand van een bos, krijgt een „zou kunnen”. „Sowieso leuker dan de vorige plek”, zegt Toksöz.

De vraag hoe groot een tribune voor de gewenste tweehonderd man publiek gaat zijn, is nog niet opgekomen, maar wordt gesteld op het weiland van Swartduin, tussen bomen en volkstuinen in. Vijftien meter breed, schat een Oerol-medewerker. Dat moet worden uitgezocht. Toksöz stoort zich aan de volkstuintjes: „Ik wil weg van wat door mensen is gemaakt.” Ook bij Griene Pôlle ontbreekt het verlangde vergezicht.
Kaapsduin vergt een korte klim, maar bovenop is het uitzicht rondom magnifiek, zoals beloofd. Een nieuw probleem dringt zich op: de wind heeft vrij spel. Gaan de zendmicrofoons daar last van hebben? En waar plaats je de tribune op het duin? Toksöz is optimistisch: „Dat komt meestal wel goed op Oerol.” Na drie uur op het eiland neemt de groep de boot terug.
11 maartEerste lezing script
Op een dinsdagmiddag vindt de eerste lezing van het script plaats. Een groep van tien zit rond een tafel met druiven, roze koeken en noten, in een benedenruimte van het appartementgebouw in Amsterdam-Oost waar Toksöz en Samwel wonen. De waterafvoer pruttelt door de gesprekken heen.
De rollen worden verdeeld. Denzel Goudmijn is host Joey, Leandro Ceder is Earn, rapper en rechtse politicus, Toksöz is Cem, schrijver en idealist. Carlos Mijnssen speelt Carlos, de kok. Als reactie bromt Mijnssen droog, tot hilariteit van de anderen: „Carlos, dat is gewoon mijn naam hè.” Vader Celil, ‘baba’, is cameraman. De tekst is een eerste aanzet, benadrukt Sidar Toksöz. Cöklü en Jozefzoon zullen de rol van gast afwisselen. Emmanuel Boafo heeft zijn medewerking aan de voorstelling moeten annuleren.
Na anderhalf uur is het gedaan. Ceder: „Vond het fakking hard.” Cöklü: „Je merkt dat het door jonge mensen is geschreven. Goeie saus.” Dan vertrekken de acteurs en praat de artistieke kern na, onder wie Sheralynn Adriaansz, artistiek leider van Likeminds, hier in de rol van dramaturg – mede vanwege haar ervaring met het voeren en analyseren van gesprekken.
Toksöz: „Ik vind het vet dat die Maccabi-rellen erin zitten, omdat het extreem actueel is. De vraag is of we dat meenemen in het gesprek met het publiek, of dat we het breder trekken, naar integratie.” Adriaansz vraagt zich af of het publiek wel mee kan praten over Gaza en integratie. „Het onderwerp is hoogdrempelig. En er zijn zoveel verschillende levels van hoe mensen erin zitten.” Wat Roovers betreft kan het publieksgesprek zich beter richten op de constructie van een gesprek: „Waar lopen we tegenaan, wat hebben we nodig om de ander te begrijpen?”
Of er iemand dood moet, en wie, is nog een open vraag. De schrijfsters vragen zich af waarom dat moet. Mogelijkheden en opties vliegen over tafel, wapens, redenen voor geweld. „Een gun? Met zoveel keukenmessen op tafel?”
26 maartProductie-overleg
In Café De Jaren, in het centrum van Amsterdam, vindt een eerste brainstorm plaats met vormgever Marjolijn Brouwer. Regisseur Roovers oppert dat de setting van het televisieprogramma er kunstmatig uit gaat zien. Als contrast met de natuur en de conversatie. „De echtheid zit in het gesprek.”
Brouwer suggereert dat de personages niet zitten, maar staan en rond de tafel lopen. Wat er verder moet komen: barretjes voor de twintig participerende toeschouwers, lichtkranten, een ‘Lubach’-paneel voor geluidseffecten.
Roovers wil graag eindigen met een vergezicht: „Dat het beeld zich opent.” Brouwers ziet het voor zich: een nieuwe horizon: „Dat als je anders bent gaat denken, ook anders gaat kijken.”
Fantasieën zijn er genoeg: vliegende acteurs, drones, een grote studio-camera, een tribune in de vorm van een amfitheater. Na een half uur zegt Brouwer: „Ik heb nu wel veel input.” Geen van deze ideeën zal het overigens halen.
26 meiRepetitie
De groep repeteert in een studio in Amsterdam-Oost. Op de regietafel boeken over gesprekstechnieken (David Bohm: On Dialogue, Lotte van den Berg: Building Conversation) van Adriaansz. De groep doet een oefening om onderliggende krachten en verborgen emoties in een gesprek bloot te leggen. Adriaansz: „Het idee is dat je alles wat je anders voor je houdt, nu wél uitspreekt.” Zoals ergernis over vragen die ongepast zijn of afleiden.
Roovers vraagt de acteurs om een voorbeeld. Leandro Ceder zegt dat hij een woord bij de uitleg van de oefening niet kende, maar niet heeft gevraagd wat het betekende. In een levendige discussie analyseren de acteurs het waarom: schaamte, eergevoel, zelfbeeld, ruimte innemen, sociale angst, eigenwaarde. Het plan is uitspraken van publiek op eenzelfde manier tegen het licht te houden. Adriaansz: „Om ze te laten kijken naar de achtergrond van wat ze zeggen en ze iets te leren over hun motieven.”
In de cast is al iemand aan het denken gezet. In de pauze vertelt Ceder over het spelen van zijn rechtse personage: „Hij zegt dingen als ‘Eigen volk eerst’ en ‘Het zijn gelukszoekers’. Dat is niet wat ik vind. Maar ik denk ook: ja, maar wat als je iedereen toelaat? Er is ruimte zat, zeg ik altijd, maar is dat ook echt zo? Kan iedereen dan vrij, fijn leven? Misschien heeft rechts in dit geval wel gelijk. Dat is confronterend.” Hij lacht: „En vervelend.”
Na de pauze wordt de tekst gerepeteerd. Nog drie weken tot de première. Adriaansz grapt over de voortgang: „We kunnen het publiek ook alleen stukjes uit het repetitieproces laten zien.”

2 juniRepetitie
Een week voor vertrek naar Terschelling. De fase dat alles moet samenkomen, zegt Roovers, de fase van „hysterie”: „Terwijl je nog niet op Oerol bent en het dus niet is wat het gaat worden.” Ze is nog niet ver genoeg, constateert ze.
Over Jong RAST is in 2012 een tv-item gemaakt, met Elike Roovers, en met veel van deze acteurs nog als tieners. Aan de beelden zie je af dat Roovers niet is veranderd: ze is iemand van de woordenvloed, associatief redenerend, halverwege zinnen weer nieuwe zinnen beginnend, ongeremd. Op de vraag hoe ze regisseert, zegt ze: „Voor mij is regisseren een groepswerk. Ik kan me niet voorstellen dat je alleen je eigen perspectief neerzet. In mijn hoofd is het altijd een marktplaats.” De acteurs zijn evenmin veranderd, zegt ze. Althans: „Toen was theater maken voor hen een en al devotie. Ze gingen de hemel bestormen. Nu is het hun vak. Ze bedrijven de liefde op een andere manier, zal ik maar zeggen.”
In november vroeg Sabine Pater, de artistiek leider van Oerol, naar de verhouding tussen het witte Oerol-publiek en een theatergroep met louter acteurs van kleur. Hierover zegt Toksöz nu: „Daar probeer ik zo min mogelijk mee bezig te zijn. We zijn een vriendengroep en maken theater. Mijn hoop is dat anderen ons ook zo zien. Mensen zullen dit altijd op ons plakken. Daarom komt het ook terug in de voorstelling. Maar het is niet waar het over moet gaan. Onszelf moeten uitleggen aan een wit publiek: dat is alles wat we niet willen.”


8 juniBouw Decor, Terschelling
RAST heeft Zelfpluktuin Groenhof in Hoorn als locatie op Oerol toegewezen gekregen. Het is eigenlijk een verwilderd veldje achter de tuin, door struiken en bomen omzoomd, met kniehoog gras. Op deze eerste bouwdag werken vormgever Brouwer, de Rast-technicus en vier Oerol-vrijwilligers aan het decor. Brouwer hanteert zelf ook de voorhamer om de standaarden voor de neongele barretjes in de grond te slaan. De technicus trekt een stellage op voor het achterdoek: een afbeelding van een ondergaande zon aan zee. De nieuwe horizon meet zes bij drie meter.
Het gebrek aan open zicht op deze locatie is een aderlating voor zijn filosofie over vrij denken, geeft Toksöz toe. „Maar het is nog steeds buiten. Je kan je geest laten verdwalen in de bomen, of in de blauwe lucht.”
Toch was de pluktuin ook een eigen keuze. Om de verkeerde reden, zo bleek. Toksöz, die inmiddels credits krijgt al co-regisseur van de voorstelling: „Werken met accu’s kost veel geld en dat hebben we niet. De pluktuin zou vaste stroom hebben. Maar nu komt het: dat was miscommunicatie met Oerol. Er is geen vaste stroom. Dat was een ‘o-shit’-moment. Nu werken we alsnog met een accu.”


9 juniActeurs op Terschelling
Vijf dagen voor de première op zaterdag 14 juni komen de acteurs aan. Bij de lunch is het onophoudelijk dollen met elkaar. Kok Mijnssen heeft zijn paspoort meegenomen naar Terschelling. Hij grapt: „Ik dacht: we gaan het water over.” Cöklü: „Als ik buiten de ring kom, neem ik altijd mijn paspoort mee.” Roovers, geamuseerd: „Het is soms net een schoolreisje.”
Als warming-up zingen de mannen een rijmpje uit de voorstelling: „Tijd om te eten, of was je dat vergeten? Je ziet een beetje pips, te lang op je bips!” Dat gaat niet meer uit je hoofd, beloven ze elkaar. Dat zou wel eens waar kunnen zijn.
Het aangepaste script wordt gelezen, inclusief het elektronisch geknetter dat als geluidseffect te horen zal zijn na controversiële uitspraken. Die momenten van storing verbeelden wat er in het hoofd van de luisteraars gebeurt, zegt Roovers.
Er worden meer zaken bijgesteld. Brouwer heeft het decor in tweede instantie een kwartslag gedraaid, zegt ze, voor betere zichtlijnen. Bij ons kan elke dag alles nog anders, lacht Toksöz. Deze groep gedijt in chaos, hij geeft het grif toe. Zijn laatste inval: met de twintig een dansje instuderen.
En de cliffhanger? Gaat er iemand dood? Roovers lacht hard: „Ik heb nog geen idee!”
