Vechtsporten bereiden je voor op de klappen die het leven kan uitdelen. Dat stellen de makers van de mooie, breed opgezette tentoonstelling over zulke sporten, Martial Arts, in het Wereldmuseum in Amsterdam.
Je mag er zelf ook klappen uitdelen, als bezoeker. Want er hangen bokshandschoenen die je aan mag doen, en waarmee je kan slaan tegen een bokszak. Er zijn ook vechtknuppels en houten zwaarden om mee te zwaaien. Er is ook een echte boksring op de expositie waar bezoekers met veel plezier een gevecht aangaan met een medebezoeker, om te kijken wie het behendigst klappen uit kan delen.
Vechtsporten zijn niet alleen om te bekijken, maar ook om te doen, vinden de expomakers. Vandaar dat beide hier kan, in het voormalige Tropenmuseum. Want aan de hand van voorwerpen, films en Japanse vechtzwaarden tonen ze daarom ook de spirituele, religieuze, politieke, persoonlijk vormende en kunstzinnige kanten van bekende en onbekende vechtsporten uit de hele wereld. Je begrijpt iets van de kick en schoonheid van die sporten, al rondlopend door de zalen. En je snapt waarom honderden miljoenen mensen over de hele wereld martial arts beoefenen – van kickboksen tot capoeira, van kung fu tot lucha libre, het gemaskerde Mexicaanse showworstelen.
Ook vrouwen doen volop aan vechtsporten, dat is de hele tentoonstelling door te zien, op foto’s en filmpjes die het stereotiepe beeld dat vechtsport een mannending zou zijn doorbreken. Zo is er een instructiefilmpje van moeder Poderosa die met haar dochter de basis capoeiravecht- en dansstappen voordoet – met ruimte om die benenzwaaiend mee te oefenen.
Naast alle spektakel die vechtsport eigen is, is er in intieme zalen ook ruimte voor verstilling, in onder meer een zen-meditatie-zaal, omdat het spirituele en ademhalingsbeheersing in veel vechtsporten belangrijk is.
Boksen als verzet
Ontroerende verrassingen biedt de tentoonstelling ook. Zo hangt in het gedeelte over de oudste vechtsport, boksen, een prachtig, minder bekend ‘Portret van een zwarte bokser’ uit 1915 van de Nederlandse impressionist Isaac Israëls. Die was, zoals meer kunstenaars, fan van de nobele bokskunst, en schilderde in Parijs verschillende boksers. Mogelijk is dit schilderij (uit het Utrechtse Centraal Museum) een portret van de Senegalese bokser Louis Mbarick Fal, beter bekend als ‘Battling Siki’ die in 1922 in Parijs de eerste zwarte wereldkampioen boksen werd – hoewel de bedoeling was dat een witte Fransman zou winnen.
‘Siki’ was een flamboyante man, die wandelde met zijn leeuw over de Champs-Elysées, en trouwde met een Rotterdamse, Leentje van Appeltere. Hij bokste ook in Rotterdam en in 1922 ook in het Concertgebouw in Amsterdam. In dat bastion van culturele verfijning werd regelmatig gebokst.
Met Siki, die in 1925 in Amerika op straat werd doodgeschoten, zijn we ook onmiddellijk in het politieke en emanciperende deel van vechtsport aanbeland, want zwarte boksers werden vaak gediscrimineerd. Boksen en andere vechtsporten kunnen onderdrukte groepen en individuen zelfvertrouwen, discipline en weerbaarheid geven. Zo wordt onder meer de zwarte Amerikaanse wereldkampioen boksen Muhammad Ali aangehaald op de expositie, die zei: „Ik hoef niet te zijn wat jij wilt dat ik ben. Ik ben vrij om te zijn wat ik wil”.
Verzet tegen een (koloniale) onderdrukker deed vechtsport door de eeuwen heen vaak opbloeien, en verbond die met de culturele identiteit van een groep of land, laat de expositie zien. Zo werd in Indonesië de vechtsport pencak silat echt een nationale sport nadat de Nederlandse koloniale overheid die verbood. De vechtdans capoeira ontwikkelde zich in Brazilië, waar Afrikaanse tot slaaf gemaakten hun vechtoefeningen als dans maskeerden. En karate, dat wel vechten met de ‘lege hand’ genoemd wordt, kwam tot bloei op het eiland Okinawa nadat het door Japanners bezet werd, die wapens verboden. Na de Tweede Wereldoorlog pikten Amerikanen het daar op – waarna de lokale vechtsport een wereldsport werd.
Nederlandse kickboksglorie
Fit, sterk en strijdbaar blijven om je te kunnen weren als dat nodig is, dat is de basis de meeste vechtsporten. Om dan in vredestijd met echte wapens met elkaar te trainen kan gevaarlijk zijn. Veel vechtsportwapens, zoals de bamboestokken in plaats van zwaarden bij het Japanse kendo (‘de weg van het zwaard’) zijn op de expositie te zien. Maar ook zware kegels, kils, waarmee de vechtsporters zich in Iran bij de vechtsport zurkaneh zich fit houden zijn er. En de zwaarden van kalaripayattu, de belangrijkste hindoeïstische vechtsport uit India, die sterk met religie verbonden is, worden samen met religieuze beeldjes en een altaar getoond.
Dat Nederland een internationaal belangrijk kickboksland is, laat de expositie ook zien: er hangen twaalf glimmende kampioensgordels, belts, van zes mannenijke en zes vrouwelijke Nederlandse kickbokskampioenen, zoals van Rico Verhoeven en het Rotterdamse kickbokswonder, de 15-jarige Amira Tahri, die al zes Europese- en wereltitels heeft. Bovendien is er aandacht voor het buurthuisaspect van kickboksgyms, zoals dat van Nourdin El Otmani in Amsterdam Slotervaart. De jonge kickbokster Marwa vertelt in een video-repo dat ze er niet alleen traint, maar ook huiswerk doet.
Knokfilms
Al omvat de expositie veel, zij is overzichtelijk ingedeeld naar de zes motivaties van mensen om aan vechtsport te doen: het trainen van lichaam en geest, de fascinatie voor het gevecht, de vorming van gemeenschappen, verdediging en verzet. En tot slot: de schoonheid van beweging. Die komt aan het eind van deze indrukwekkende tentoonstelling aan bod in een bioscoop-opstelling. Daar kun je fragmenten bewonderen van flitsende kung-fu-films met onder meer Bruce Lee en Jackie Chan, en natuurlijk Kung Fu Panda. Martial Arts is een tentoonstelling waar je een kick van krijgt.