N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tentoonstelling Op een tentoonstelling over de Schotse dichter en liedjesschrijver Robert Burns is een zeldzame en gehavende dichtbundel te zien. Een kapper bleek zijn scheermes te hebben schoon geveegd met de poëzie.
Een kapper in Shrewsbury, de hoofdstad van het Engelse graafschap Shropshire, veegde zijn scheermes schoon met poëzie. Tot een klant vroeg of hij het boek mocht kopen waar de kapper steeds pagina’s uit scheurde. Deze poëzieliefhebber redde zo het restant van de zeldzame eerste editie van het debuut van de bekendste Schotse dichter en liedjesschrijver Robert Burns (1759-1796).
De gemaltraiteerde dichtbundel, Poems, Chiefly in the Scottish Dialect getiteld, is de aandachtstrekker op een aan Burns gewijde tentoonstelling in de Dunfermline Carnegie Library and Galleries in het Schotse Dunfermline. Van de 240 oorspronkelijk bladzijden zijn de eerste vijftig verdwenen. Van het in 1786 gedrukte boek zijn voorzover bekend slechts 84 exemplaren bewaard gebleven.
Herkomstgeschiedenis
De bibliotheek is er niet in geslaagd de complete herkomstgeschiedenis van de bundel te achterhalen. De naam van de poëzieliefhebber die het boek vermoedelijk omstreeks 1890 redde, is wel bekend. Zijn naam: John Murrison. Deze rondreizende zaadhandelaar uit Glasgow verzamelde 1.700 aan Burns gerelateerde voorwerpen. Bouwmagnaat Sir Alexander Gibb kocht de verzameling en schonk die in 1921 aan de bibliotheek van Dunfermline.
Christie’s veilde in 2019 een compleet exemplaar van de Burns-bundel. Die bracht ruim 56.000 pond op, ruim 63.000 euro.
‘This is out last song…”, zegt Grian Chatten na een uur en 22 minuten tegen concertzaal Afas Live. Het is het achtste tot en met twaalfde woord dat de zanger van de Ierse rockband Fontaines D.C. met het publiek heeft gewisseld. De laatste vier die daarna nog volgen, klinken verbeten: ,,…so fucking earn it!”
We moeten het verdienen dus.
Alleen: dat geldt ook andersom.
Want na Chattens vinnige aansporing aan het eind van de toegift, zaterdag tijdens de eerste van twee, al maanden uitverkochte shows in Amsterdam, denk je toch: prima show verder, maar wie verdient hier eigenlijk wie? Hadden júllie niet beter je best kunnen doen?
Eerst het goede nieuws: Fontaines D.C. – vijf Ierse poëzienerds die elkaar op een music college in Dublin vonden vanwege hun liefde voor gedichten in plaats van passie voor gitaren – beleefde vijf jaar geleden een droomstart met Dogrel, een komeetdebuut vol korte, grimmige doch melodieuze en meezingbare postpunk. Vervolgens weigerde de band te teren op die succesformule.
Die moedige innovatiedrift resulteerde in drie vervolgalbums die steeds anders klonken en waarvan de laatste, het in augustus verschenen Romance, nog nauwelijks iets met postpunk te maken heeft maar meer leek op… tsja, wat eigenlijk? Rock? Goth? Indie? Een vleugje new wave misschien?
Lees ook
Waarom Fontaines D.C. (de leukste postpunkband van het moment) zich blijft vernieuwen
Dat Fontaines D.C. zich doelbewust laat afdrijven van de makkelijkste route, minder gejaagd en met meer diepgang, is natuurlijk te prijzen. Alleen: hoe vertaal je dat vervolgens live?
Door stil te staan en naar je schoenpunten te staren, lijken de bandleden te hebben besloten. Boven hen zweeft het van de laatste platenhoes bekende opblaashart dat op knappen lijkt te staan en een knipperende neonreclame van het bandlogo. Het enige wat daaronder beweegt, is Chatten die opgefokt rondjes ijsbeert. Als een dreinend kind trekt hij aan het onderste boord van zijn witte longsleeve en verstopt vervolgens zijn gebalde vuisten in zijn mouwen.
Eindeloos probeert hij de meute op te jutten door bozig en uitdagend zijn handen in de lucht te gooien. De vraag is alleen of een indie-knuffelrocknummer als ‘Sundowner’ daar erg geschikt voor is. Want het publiek mag met de band zijn meegegroeid, het geeft met handen en voeten toch toe dat ouwe krakers als ‘Big’ en ‘Boys in the Better Land’ beter dansen en moshen dan de nieuwe, taaiere kost. Op die momenten lijkt het alsof de hemel even openbreekt: eindelijk even licht en lucht. Dus waarom zou je het allerbeste nummer ‘Liberty Belle’ niet spelen, en het traag jengelende ‘Nabokov’ wel? Fucking earn it!
Toch is het indrukwekkend hoe Chatten als Ierse poëet de blaren op zijn tong dicht en zijn droeve verzen uitspuugt, blaft, croont en hijgt. Dat hij daarin paniekaanvallen en uitzichtloze verveling weet af te wisselen met hoop maakt van Fontaines D.C. bij uitstek een perfecte spreekbuis van de huidige dystopische tijden.
En het verklaart Chattens bozige pose als teken van machteloosheid. Als je diep in zijn ogen kijkt, zie je dat hij dat zelf ook heus wel weet. Vandaar dat hij zijn donkere zonnebril maar zelden durft af te zetten.
Als je nog geen buikpijn had van de klimaatcrisis, dan heb je dat wel na het zien van Beste Mensen van Bureau Vergezicht. De voorstelling biedt een uur lang delen uit klimaatspeeches van de afgelopen vijftig jaar en die hameren er nog eens in hoe groot en wijdverbreid de kennis van de naderende ramp is en hoe weinig de mensheid doet om die ramp af te wenden. Hoe eloquent, wijs, beeldend en afschrikwekkend de woorden van de opgevoerde sprekers ook zijn: de machthebbers, de politici, de burgers komen niet in beweging. Wij luisteren niet.
Hoe van die speeches theater te maken? Dat lukt ook niet, en het lukt ook wel. Regisseur Erik Whien is befaamd om zijn ragfijne acteursregie en zijn spectaculaire vermijden van afleidend spektakel. Deze voorstelling durft hij te laten zijn wat het is: iemand die een uur speecht. Dat is bij vlagen bloedeloos en bij vlagen bulkend van emotie.
Gelukkig heeft hij met Hannah Hoekstra de beschikking over een actrice van de hoogste categorie. Ze etaleert een bijna totale lichaamsbeheersing, opdat de woorden centraal staan. Bijna de gehele tijd weet ze zo goed als onbewogen te spreken, stilstaand achter een microfoon, gestoken in grijs pak, de armen langs het lijf.
Kleine bewegingen vallen des te meer op. Fascinerend om te zien is hoe hoofdzakelijk haar handen bewegen. Soms grijpen ze in haar jaspanden, soms ballen ze zich, soms strekken ze zich tot kromme kippenpoten. Heerlijk, dit handenballet.
Hoekstra’s dictie is glashelder. Bij de eerste spreker, Joop den Uyl, imiteert ze zijn geknepen stemgeluid, zoals daarna het schelle van Margaret Thatcher en het geaffecteerde van Beatrix van Oranje, maar alleen als aanzet. Als snel neemt haar gewone stem het over. Whien laat haar kalm spreken en Hoekstra kan woorden opdelen in lettergrepen alsof ze schuift met blokjes.
#klimaathoop
Achter Hoekstra verschijnen op een groot scherm de namen van de sprekers. De enige pauze ontstaat als de jaarlijkse klimaatconferenties in een opsomming van decennia voorbij stromen, vergezeld door uitspraken op band van deelnemers. Dit uitstapje is extra ontmoedigend en deprimerend: niet alleen waren er al die vergeefse speeches, er waren ook jaarlijkse bijeenkomsten vol goede, gestrande bedoelingen.
Dat is ook de achilleshiel van Beste Mensen: de gelijkmatige stroom van inwisselbare waarschuwingen en oproepen. Wat blijft er hangen? Bijvoorbeeld dat PvdA-leider Joop den Uyl al in 1970 zegt dat uitstel van actie fataal is: „Dan zal het niet alleen deze samenleving breken, het zal ons als mensheid opbreken.” En dat Jimmy Carter in 1979 duidelijk maakt dat de gemiddelde Amerikaan in zeven dagen evenveel energie gebruikt als de meeste andere mensen op aarde in een heel jaar. Een andere tot de verbeelding sprekende vergelijking komt van astronoom Carl Sagan in 1990. Hij zegt dat Amerika tien biljoen dollar aan de Koude Oorlog spendeerde „om voorbereid te zijn op het ergste”. Waarna hij vraagt: „Waarom is datzelfde argument niet van toepassing op de dreiging van klimaatverandering?”
De voorstelling opent en besluit met teksten van de makers op het beeldscherm. Vooraf is er een wat kokette mailwisseling tussen groep en een boeker, die zich bezorgd afvraagt of Beste Mensen net als hun glorieuze hitvoorstelling De Zaak Shell wel „zwaar, maar ook grappig” wordt. En na afloop is er (bij de première ging dat technisch mis, maar het staat in het script) de mededeling dat de boeker de hashtag #klimaathoop niet mag gebruiken, ook al zijn de makers „hoopvoller dan ooit”. Want: „Al vijftig jaar lang gaan er overal op de wereld wekkers af.” Maar of dat nou zo hoopvol is?
Lees ook
Interview met Anoek Nuyens van Bureau Vergezicht over de tekst van ‘Beste Mensen’
Rondé, een van de populairste Nederlandse bands, bestaat tien jaar en vierde de jaardag met een uitverkocht concert in Afas Live, Amsterdam. Er was confetti, serpentine, samenzang met de gasten en een geprojecteerd fotoalbum op de achterwand met hoogtepunten uit de geschiedenis van de jarige.
Die beelden lieten zien hoe de groep op Lowlands speelt, in Paradiso, in de studio aan het werk is en uitgelaten rondrent op een festivalpodium. Het maakte duidelijk: Rondé heeft veel bereikt in tien jaar. Wat begon als een ‘schoolproject’ op de Herman Brood Academie, waar de muzikanten samen studeerden, is nu een gevestigde naam in de Nederlandse popmuziek. Rondé maakte drie albums, speelt Engelstalige rock, pop en dance, en heeft enkele aansprekende hits, zoals ‘Undecided’ en recent het nummer ‘Love Myself’.
Voor het feestje in Afas waren geen speciale attracties bedacht, het ging hier om de muziek en het samenspel tussen de muzikanten.
Het duurde even voordat de muzikanten warm draaiden. Het optreden was opgedeeld in genres, eerst pop, dan een akoestische set, dan rock en uiteindelijk ‘Club Rondé’, waar wervelende dance klonk.
Afgezien van de nogal doorsnee klinkende popliedjes, weet Rondé aan de andere genres iets eigens toe te voegen; een melodiewending of een ander karakteristiek: zoals het fluitdeuntje in ‘Undecided’ of de uitdijende soundscape aan het eind van ‘Why Do You Care’.
Zangeres Rikki Borgelt heeft een diepe stem met een kalme ondertoon, hoe opgewonden haar vier muzikanten ook spelen, zij behoudt rust. In Afas was de geluidsmix uit balans, de zang stond harder dan de muziek. Afgezien van enkele elegante danspassen heeft ze geen duidelijke signatuur als voorvrouw, haar presentatie is blij maar bleekjes.
Ondertussen stak het toegewijde publiek papieren hartjes omhoog met de tekst „10 jaar Rondé”. Door een haperende kostuumwissel – van denim naar vuurrood – verscheen Borgelt de eerste helft van ‘Break My Heart’ niet op het podium. Toch bleek dit rocknummer de opmaat naar dynamischer spel, met een geslaagde wisselwerking tussen Borgelts koelbloedige zang en de uitweidende muzikanten.
Het optreden leek de fasen in de ontwikkeling van de band te weerspiegelen. Ze begonnen schuchter maar vonden uiteindelijk een rode draad met scherpere tegenstellingen tussen de muzikale onderdelen. In nummers als ‘Headlights’, waarbij op Borgelts aanwijzing het hele publiek op en neer sprong, en in ‘No Worries’ bleek Rondé de allure toch in huis te hebben.