Veel kijkers in Nederland denken bij ‘Indiase film’ meteen aan Bollywoodfilms: met kleurrijke groepsdansen, een mix van genres (‘massala’) en outfits die Elton John nog ‘iets te veel van het goede’ zou vinden. Dat is jammer. India is het grootste filmland van de wereld. Met zo’n 1500 films per jaar worden er bijna twee keer zo veel gemaakt als in de VS en Canada.
En de interessantste films worden gemaakt buiten Bollywood. In (ja, echt) Tollywood, Kollywood en bijna twintig andere Indiase industriëen. Daar wordt afgeweken van de Bollywood-huisstijl, én, interessanter nog, zie je een inclusiever en realistischer beeld van India, ook van groepen die niet (langer) in de dominante Hindoe-cultuur passen.
De Indiase films op IFFR tonen dat op drie manieren, in een verrijkende selectie. Al vraagt het bekijken van de vijftien films wel wat uithoudingsvermogen.
Seven Seas, Seven Hills van regisseur Ram maakt gebruik van de clichés die je kent van Bollywood. Hij volgt een normale en een onsterfelijke man die elkaar ontmoeten in de trein. De een wil overleven, de andere wil zijn eeuwenoude trauma’s helen. Hoe? Met vechtscènes, komedie, en muziek. Maar ditmaal word je ondergedompeld in het hindoeïsme van de Tamils, die andere goden aanbidden (Perumal, een verschijningsvorm van Vishnu) dan de dominante Indo-Arische hindoes, en hevig beïnvloed zijn door Zuid-Indiase volksreligies.
Jigarthanda: Double X (Karthik Subbaraj) speelt ook met conventies. Van de pan-Indiase film – het soort film dat bedoeld is om aan te slaan in heel India, en vaak in vijf talen (Telugu, Hindi, Tamil, Kannada and Malayalam) tegelijk wordt uitgebracht. Een politie-agent moet undercover als filmmaker om een gangster te pakken. Die boef is namelijk Clint Eastwood-fan en wenst de eerste pan-Indiase actiester met een donkere huid te zijn. Wederom draagt de film komedie-, drama-, actie- en musicalmaskers om je in bijna drie uur langs allerhande Tamil-problemen te leiden, van discriminatie tot stroperij.
Dit zijn de meest commerciële Indiase films die op IFFR draaien. En de meest vermakelijke. Jigarthanda zit zó vol met grappen en actie dat er sowieso wel íets aanslaat tijdens het kijken.
Een tweede manier waarop de films ‘het andere India’ tonen is door psychologische verhalen te vertellen over onderbelichte groepen. Deze films zijn het moeilijkst om door te komen. De lage budgetten en kleinschalige plots, geven je soms het gevoel dat je door een koopjesbak graait, op zoek naar die ene gouden vondst.
Wie doorbijt vindt emotionele diepgang. Zoals in Riptide (Afrad Vk), over de liefde tussen twee mannelijke studenten, Suku en Charlie. Nadat Suku terugkeert uit het ziekenhuis, waar hij bijna stierf op de operatietafel, merkt hij dat Charlie is veranderd. Hij kwijnt weg, praat amper, leest telkens dezelfde pagina van zijn boek. Heeft de homofobie van zijn medestudenten ermee te maken? Het is een film die eerder niet snel gemaakt zou worden in India (in 2018 werd homoseks officieel legaal). Daarnaast gaat de film, gemaakt in de Malayalam-filmindustrie, de strijd aan met de machoconventies en masculiene helden die je vaak ziet in het zuid-Indiase Tollywood en Kollywood.
Naangal is wellicht de mooiste Indiase film op IFFR. Én een taaie zit: veel kijkers zouden niet eens drieënhalf uur aan beeldmateriaal van hun eigen gezin bekijken, laat staan dat van een onbekend gezin uit Zuid-India. Maar de film is een kraakheldere, zoete ontleding van een familie die worstelt met armoede. Het gezin heeft amper geld voor eten, elektriciteit, water. Moeder is hulpeloos, vader wordt een tiran. Een koele blik op de jeugd van regisseur Avinash Prakash en een ode aan het échte leven in Zuid-India.
De aanhouder wint
En dan is er Kiss Wagon (Midhun Murali), een experimentele animatiecollage. Een worsteling, al na tien minuten moet je de neiging de zaal uit te lopen onderdrukken. Drie uur lang vraag je je af wat er in godsnaam aan de hand is, terwijl een meisje verdwaalt in een chaotische politiestaat, met als enige troost haar pakketbedrijf. De aanhouder wint: uiteindelijk voel je je op gekke wijze aangedaan door dit verhaal over machtsmisbruik, identiteitspolitiek, en (ik denk?) transrechten.
De derde categorie Indiase films is de leukste: films die snoeiharde maatschappijkritiek leveren. Het absolute hoogtepunt is Schirkoa: In lies we trust (Ishan Shukla). Verrassend, gestoord, geniaal. In een dystopische toekomst draagt iedereen een zak over het hoofd, het land wordt bestuurd door ‘intellectuals’, die een nepoorlog propageren. 1984, met zakken en mutanten. En stemmen van Gaspar Noé en Asia Argento. Een stevige aanklacht, lijkt het, tegen de Indiase premier Narendra Modi, die de democratie afzwakt en koerst op een systeem waarbij de Hindoe-meerderheid het voor het zeggen heeft. Een monolithische bevolking… niet als het aan Schirkoa ligt.
En ook niet als het aan Devastated (Ashish Avikunthak) ligt. Een politie-agent, die is opgedragen moslims te vermoorden, gaat in gesprek over moraliteit met zijn vrouw en zijn minnares. Tegelijkertijd spreken hindoegoden Krishna en Arjoena over de morele plicht van de krijger. En zien we beelden van offerdieren. Devastated toetst de wanpraktijken van de Indiase overheid aan de haar eigen hindoeïsme.
India op het IFFR is divers, pervers, beeldschoon en gruwelijk. Zelden zie je op een filmfestival zo goed de onvoorstelbare grootte van India, en de moeilijkheden waarmee de grootste democratie van de wereld worstelt. Of het een leuke filmmarathon is, is een andere vraag. Blikverruimend is het zeker.