Zelden wordt ‘Hardcore Never Dies’ meer dan een nostalgisch curiosum

Is er een meer Nederlandse subcultuur dan die van de gabbers? Er is gestamp, xtc, gescheld met kanker, kaalheid en dansmuziek die subtiliteit als aartsvijand beschouwt – Hollands als stamppot. Twintig jaar lang – tinnitus-vrije jaren – leefden gabbers in de luwte. Nu keert de gabbercultuur terug. DJ’s draaien – iets opgeschoond weliswaar – weer stampmuziek. Modehuizen als Dior en Balenciaga laten zich inspireren door gabberstijl. En nu is er Hardcore Never Dies, van Nederlands regietalent Jim Taihuttu (Wolf, De Oost). Om de comeback te bezegelen.

De film dropt de kijker direct in het epicentrum. Rotterdam, midden jaren negentig. Hoofdpersoon: de zeventienjarige Michael (Joes Brouwers), parttime tomatenplukker, fulltime wannabe cruiseschip-pianist (je reist de hele wereld over!). Hij timmert aan de weg en dat valt op: de snobbige leiding van het conservatorium ziet aan ‘zijn vingerzetting’ dat de jongen laat begon maar heel veel oefent. Al moet hij nog wel even lezen wat Nietzsche over Beethoven schreef. Maar plots wordt zijn opgang bruut doorbroken door gabberbroer Danny (Jim Deddes), die uit het niets, met zijn flirty, begeerlijke gabbervriendin, opduikt om Michael een leven van gestamp, drugs en scheerschuim in te trekken.

Hardcore Never Dies bouwt het Rotterdam van de jaren negentig beeldschoon na. De sportjasjes, de badkamers met mozaïekplantjes op pasteltegels, de auto’s en natuurlijk de feesten in de Energiehal. Shirts uit, kleurrijke lichten, wapperende ‘aussies’ en kale oermensen met pupillen van wensputgrootte, stampend alsof ze regenwormen naar het oppervlak lokken. Ook de tongval en het taalgebruik vat hij perfect: niemand kan ‘kankermongool’ zeggen als een kaalgeschoren Rotterdammer.

Vooral tijdens scènes waarin Danny aan het dollen is, voelt de gabbercultuur dichtbij, realistisch, betoverend. Tegen een uitsmijter: „Ik heb [de pillen] dit keer in mijn reet verstopt. Dus als jij je rubberen handschoentjes aandoet, maken we er een feestje van.”

Helaas kwijnt die betovering na een half uur weg. De prachtige enscenering blijkt dan slechts windowdressing voor een voorspelbaar drugsverhaal. Broer zit er te diep in, sleept Michael mee, wil alles oplossen met één grote klus. Het voelt alsof de film een pruik en plakbaard aftrekt: sinterklaas is eigenlijk grootmoeder.

Nooit lijkt de film écht geïnteresseerd in gabbercultuur, voorbij de uiterlijke kenmerken. Waarom wordt iemand gabber, als de maatschappij je dan beschouwt als uitschot? De pseudofilosofische reden van Danny is een inwisselbare monoloog over de dagelijkse sleur van het 9-tot-5-leven: vijftig weken werken voor twee weken eten, slapen, neuken aan een Turks strand.

Hetzelfde geldt voor Michael. Die passage van Nietzsche over Beethoven? „Het zweven tussen hemel en aarde.” Die vindt hij niet in de muziek, maar in de xtc. Een geforceerd-diepzinnige verbinding, waaraan het pijnlijke idee kleeft dat de scenarist het citaat zelf niet echt begrijpt.

Het is doodzonde. De film toont veel potentie: in het gluiperige, grijnzende acteren van Jim Deddes (ook al vraag je je soms af of hij het expres doet). En in de scènes dat Taihuttu stilistisch alle grenzen over gaat: personages die stilhangen in de lucht aan de xtc, of hakken in een sfeerverlichte tomatenkas op Griegs ‘In the Hall of the Mountain King’. Die scènes ademen rebelsheid, de excessen – gabbercultuur.

Ze komen te sporadisch. En Hardcore Never Dies wordt zelden meer dan een nostalgisch curiosum.

https://www.youtube.com/watch?v=hq3OBqvMzKE