N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Arooj Aftab Zangeres Arooj Aftab combineert haar loodzware, emotionele muziek in haar solowerk én het nieuwe project ‘Love in Exile’ met melige grapjes. Zo maakt ze een verbinding met elk publiek, waar ze ook staat. „Ik kan er niets aan doen, ik ben nu eenmaal erg innemend.”
Van de tientallen landen waar ze de afgelopen paar jaar speelde, kwam de Pakistaanse zangeres Arooj Aftab verreweg het meest in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland, waar ze dit jaar nog twee keer zal spelen. Ze woont in de VS, het VK is een belangrijke muziekmarkt, maar waarom werkt het ook in Nederland zo goed? „Tja, ik denk omdat er daar voor mij altijd een sauna in de buurt is.” Ze lacht er aanstekelijk bij.
Typisch Aftab. De muziek van een internationale jazzveteraan, en de humor van je neefje. Tijdens haar concerten is de muziek intens en soms overrompelend zwaar, terwijl Aftab zelf tussendoor steevast grappen maakt. Ze kan het niet helpen, zegt ze tijdens een Zoomgesprek vanuit haar huis in Brooklyn, New York. „Ik hou ervan op die manier met een publiek een verbinding te maken. Ik praat graag tegen mensen, ik zeg graag stomme dingen. Daarmee schud je het een beetje op en wordt het persoonlijker. Ik merkte dat veel publiek zo ontzettend serieus was. En ik had zoiets van: mensen, ik ben dronken, dit zijn liefdesliedjes, iedereen heeft een gebroken hart, de wereld is waardeloos, ontspan gewoon. Lach, drink, we gaan er iets leuks van maken.” En ja, zo is ze altijd geweest. Ook vroeger op school was ze de grappenmaker. „Ik kan er niets aan doen, ik ben nu eenmaal erg innemend.”
Mensen spreken vaak over ‘het Westen’. Het Westen dit, het Westen dat. Wat bedoelen ze daar eigenlijk mee?
Arooj Aftab (38) is geboren in Saoedi-Arabië toen haar Pakistaanse ouders daar werkten. Ze groeide vervolgens op in Lahore, Pakistan maar woont en werkt nu al bijna twintig jaar in de Verenigde Staten. In 2021 brak ze door met haar derde album, Vulture Prince, waarop ze Perzische poëzie in het Urdu combineerde met donkere, veelzijdige muziek die ergens tussen jazz en klassiek zweeft, heel licht tegen pop aanschurkend.
De spiritualiteit, liefdesthema’s en verlangen in de oude teksten worden automatisch vertaald in de muziek. Die uitwerking is bij vlagen zeer emotioneel. Introspectief, maar ook meeslepend. Live, in combinatie met de steengoede muzikanten met wie ze toert én die grapjes tussendoor, is ze niet te missen (vijf ballen, vorig jaar in Amsterdam). Ze kreeg drie Grammy-nominaties en won er als eerste Pakistaanse één, voor haar nummer ‘Mohabbat’ – een van de favoriete nummers van Barack Obama.
Lees ook de recensie van Love in Exile (●●●●)
Intens en spiritueel
Dit jaar maakte ze opnieuw indruk met Love in Exile, een nog wat experimenteler album dat ze samen met jazzpianist Vijay Iyer en multi-instrumentalist Shahzad Ismaily maakte. Met dat trio speelde ze in mei in Utrecht, later dit jaar staat ze met haar solowerk op Into The Great Wide Open, en deze week werkt ze op North Sea Jazz mee aan The Diaspora Suite van het Metropole Orkest, met Corinne Bailey Rae, Laura Mvula en Nederlandse artiesten als Shirma Rouse en Typhoon.
Haar Europese solotour en de tour van Love in Exile in de VS lopen praktisch door elkaar heen, en ook het Europese deel van de Exile-tour is daar nog doorheen verweven. „Zoveel toeren is erg leuk, maar niet makkelijk”, vertelt ze. „Elke dag een ander hotel, een ander publiek, een andere zaal, een andere promotor… Dat vraagt veel van je energie.” Dat ze haar camera niet wil aanzetten omdat ze pas net wakker is, is haar dan ook vergeven.
Het bijzondere van haar muziek is dat het binnen allerlei verschillende settings blijkt te passen, hoe subtiel het ook is. „Mijn muziek is best intens en zelfs behoorlijk spiritueel, maar het zit toch ook tegen pop aan. Het mengt eigenlijk altijd verbazingwekkend makkelijk, misschien juist omdat het aan zoveel verschillende tinten raakt.”
Maar noem het geen ‘Pakistaanse muziek’, want dat doet geen recht aan alle verschillende kanten die erin zitten zegt ze, een beetje scherp. „Kijk ik kom dan wel uit Pakistan, maar ik studeerde jazz en ik woon al zo lang in de VS, dus de muziek is gebouwd op vele stijlen en talen. Ik denk daarom ook niet dat je het Pakistaanse muziek kan noemen, het is persoonlijker dan dat.
„Mensen zoals ik zijn voorbestemd om overal tussenin te zitten. Want waar kom ik vandaan? Ik woon nu langer in New York dan waar ik ook heb gewoond, maar wat betekent dat? Dat zijn ingewikkelde kwesties, die weerspiegeld worden in mijn werk én in mijzelf.” Ze denkt er even over na. Dan: „Dat ééndimensionale zit in de weg van vooruitgang. Mensen spreken vaak over ‘het Westen’. Het Westen dit, het Westen dat. Wat bedoelen ze daar eigenlijk mee? Het Westen bestaat uit mensen van over de hele wereld. Uit Bali en Birma, Nigeria en China. Je kunt niet zomaar ‘Het Westen’ zeggen en daar één ding mee bedoelen.”
Voor veel luisteraars zou de taal waarin ze zingt, Urdu, de officiële taal van Pakistan, een drempel kunnen zijn. Maar, zo zegt Aftab, ze werkt juist zo hard om de muziek de woorden te laten vertalen, zodat ze de luisteraar voorbij de taal brengt. „Sommigen gaan meteen googelen wat het betekent, anderen vinden het niet erg om het niet precies te weten. Ik zoek zelf zelden betekenis op, en ik luister naar veel teksten die ik niet kan verstaan. En soms luister ik naar Bad Bunny en wil ik sowieso liever niet weten wat hij zingt.” (Ze lacht hard).
Klankpoëzie
Met Love in Exile, het project met Iyer en Ismaily, werkt ze anders. Het is veel democratischer, omdat ze niet alleen aan het stuur zit. En het is ook anders omdat ze het verhalende wat loslaat. „Ik zet de poëzie bijna in als enkele klanken, als lettergrepen. Ik wil ook een instrument zijn, een van hen.”
Het album is op momenten onheilspellend, en vaak uitgestrekt in diepgevoelde soundscapes waarin kleine, subtiele verschuivingen reliëf aanbrengen. Het was best een dappere keuze om na het zo goed ontvangen Vulture Prince die experimentelere kant op te gaan met Love in Exile, in plaats van iets wat het grotere publiek wat makkelijker zou verteren. „Ik dacht ook: dit is een veel minder toegankelijk, experimenteel album in Urdu, dat wordt moeilijk. Maar toen we het uitbrachten stond het plots op nummer vijf bij Billboard en volgens Rolling Stone is het een van de beste albums van het jaar tot nu toe! Ik dacht: wow, het publiek is echt gegroeid. Daar ben ik trots op, en ook op het label dat zei: ‘O ja, songs van 14 minuten? Prima, breng maar uit’. Dat is cool.”
Hoe dat komt? „Ik heb geen idee. Ik hoor om me heen dat meer kan en mogelijk is en dat mensen net zoals ik meer ruimte hebben om mooie muziek uit te brengen, met een kern van liefde, integriteit en eerlijkheid. De industrie lijkt te veranderen, ik weet niet waarom. Misschien zijn ieders hersens aangetast door Covid.” Weer die aanstekelijke lach.