Daar staan ze dan, stralend uitgestald in Stedelijk Museum Schiedam: dames- en herenschoenen volgepropt met zachte fallische groeisels gemaakt van textiel en bespoten met goud- of zilververf, naakte etalagepoppen bedekt met fallussen, een goudkleurig dienblad met wijnflessen en fallussen. Decennialang bleven deze kunstwerken van Yayoi Kusama (1929, Matsumoto, Japan) onzichtbaar, verstoft in particuliere collecties, ondermeer bij de enkele jaren geleden overleden eigenaar van de Haagse Galerie Orez (omkering van Zero), Leo Verboon.
In 1965 waren de objecten te zien geweest bij Orez, destijds gerund door het duo Albert Vogel en Verboon, als deel van de tentoonstelling Facetten van de hedendaagse erotiek. In Schiedam is nu een tentoonstelling gewijd aan een woelige en zeer productieve periode in de carrière van Kusama, die zich van 1965 tot 1970 deels afspeelde in Nederland dankzij Orez, waarmee Kusama een contract had afgesloten.
Kusama had in 1958 onverschrokken haar entree gemaakt in de kunstwereld van New York. Ze was in Amerika gearriveerd met ruim tweeduizend tekeningen en schilderijen en was vastbesloten om als kunstenaar de top te bereiken. In oktober 1959 toonde ze bij de Brata Gallery in New York haar monochrome Infinity Net-schilderijen, grote doeken bedekt met tienduizenden minuscule witte boogjes geschilderd op een zwarte ondergrond en vervolgens bedekt met een transparante witte laag verf. Een dergelijk ‘net-schilderij’, uit 1960, is ook aanwezig in Schiedam, afkomstig uit Kunstmuseum Gelsenkirchen. Helaas hangt het veel te hoog, zodat het niet goed te zien is. Deze schilderijen moeten juist van heel dichtbij bekeken worden. Nu hangt het er als een introductie tot de tentoonstelling, alsof het slechts een aanloop is tot het eigenlijke werk. Ten onrechte, want de Infinity Net-schilderijen zijn een hoogtepunt in Kusama’s oeuvre.
Angstvisioenen
„Psychosomatische kunst”, zo noemt Kusama haar werk in haar autobiografie Infinity Net (2002). Zij streeft met haar werk naar „self-obliteration”: verlost te worden van haar angstvisioenen van seks en voedsel, door te verdwijnen in de oneindigheid van een door haar geschapen universum. De Oneindigheids-netten, met hun monotone, herhalende patronen, hun rasterstructuur en met de afwezigheid van een persoonlijk handschrift, sloten naadloos aan bij een nieuwe Europese beweging in de kunst, Zero. Zero rekende radicaal af met de traditie van de schilderkunst en wilde een nulpunt in de kunstgeschiedenis markeren. In 1960 werden Kusama’s schilderijen opgenomen in de tentoonstelling Monochrome Malerei in Leverkusen (Duitsland). Hier zag Kusama zich omringd door geestverwanten als Lucio Fontana en Yves Klein. Nulkunstenaar Henk Peeters merkte haar werk op en introduceerde Kusama bij Orez.
Inmiddels had Kusama de schilderkunst alweer achter zich gelaten, haar werk werd gaandeweg steeds driedimensionaler. Begin jaren zestig ontstonden zachte reliëfs en sculpturen, gemaakt van opeenhopingen of samenklonteringen van fallische textiele vormen. In 1963 toonde Kusama in de Gertrude Stein Gallery in New York een levensgrote roeiboot bedekt met zachte fallussen, geheel wit geschilderd. De boot lag in een kleine ruimte die beplakt was met behang waarop de roeiboot was afgedrukt: een vroeg voorbeeld van installatiekunst. Op foto’s ligt Kusama als glamour girl neergevlijd op haar sculpturen, dit was grappig en amusant, zei zij, en een effectieve manier om haar angsten te bezweren.
In november 1967 organiseerde Kusama een Naked Body Festival in galerie Orez, dat later werd voortgezet in het Stedelijk Museum Schiedam en daar uitliep op een rel. Nul-kunstenaar Jan Schoonhoven ging uit de kleren om zich, geheel naakt (op zijn sokken na vanwege de kou) door Kusama te laten beschilderen met kleurige polkadots. Na hem volgden vele andere mannen, in een uitbundige sfeer, begeleid door jazz en stroboscopisch licht. De wethouder van Schiedam maakte aan het festival in het museum een vroegtijdig einde. Eerder al had Kusama in de straten van New York dergelijke acties georganiseerd. Maar de echte Naked Body performance was begonnen in Nederland, schreef ze later, omdat de mannen hier helemaal bloot waren, wat in het preutse New York niet mogelijk was. De polkadots op het lichaam maakten, aldus ‘de priesteres van de polkadot’, dat het ‘zelf’ van de mannelijke persoon opging en verdween in de oneindigheid. Deze zelfvernietiging zou een belangrijke bijdrage zijn aan de wereldvrede.
Indrukwekkend tijdsbeeld
Kusama’s kunst tot aan het begin van jaren zeventig bieden een indrukwekkend tijdsbeeld: happening, performance, vrije seks, anti-Vietnam demonstraties, flowerpower, provo, de ontwikkeling van post-abstract expressionisme naar popart, alles komt hier in een tijdsbestek van tien jaar samen. Haar werk kan zich gemakkelijk meten met dat van beroemde tijdgenoten, maar is lange tijd onderschat. De tentoonstelling in Schiedam is gevarieerd en laat Kusama’s veelzijdigheid zien, van zelden getoonde tekeningen uit de jaren vijftig en een vroeg werk bestaande uit een stuk schuimrubber dat met een enkele ingreep is veranderd in het onderlichaam van een vrouw, tot macaroni-kledingstukken en de installatie met zilveren ballen Narcissus Garden (1966).
Jammer genoeg konden de tentoonstellingsmakers kennelijk niet beslissen of zij nu een documentaire expositie wilden maken of kunst wilden laten zien. De werken worden begeleid door een overdaad aan tekst, documenten en foto’s, alsof ze niet op zichzelf zouden kunnen staan. Beter was het geweest om de documentatie bijeen te brengen in een aparte ruimte. Kusama’s werk verdient een betere, serieuzere presentatie, die recht doet aan de grote beeldende kwaliteit ervan.
Kusama slaagde er niet in om zich als vrouw te handhaven in de door mannen gedomineerde, seksistische kunstwereld. Zij zag hoe collega’s als Claes Oldenburg, die volgens haar het idee van de soft sculpture heeft gestolen, en Andy Warhol, die met het idee van het behang met herhalende afbeeldingen aan de haal ging, als kometen de kunstmarkt veroverden. In 1973 keerde zij ontmoedigd terug naar Japan, waar zij zich op eigen initiatief liet opnemen in een psychiatrische kliniek. Daar woont zij nog steeds, met een atelier op loopafstand.
Kusama raakte in de vergetelheid, totdat zij in 1993 werd „herontdekt” en Japan vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië. Zij maakte een alomvattend en veelkleurig spiegelpaleis met zilveren bollen, beschilderde pompoenen, polkadots en bloemen. Sindsdien is er een heel productiebedrijf om haar heen opgezet, dat haar ideeën omzet in commerciële producten, tot en met een tassenlijn in samenwerking met Louis Vuitton. Kusama is nu de wereldster die zij ooit wilde zijn, maar haar werk is leeg geworden.
Lees ook
Hoe de Japanse kunstenares Yayoi Kusama van haar visioenen een wereldmerk maakte