
Kan Donald Trump tegen de financiële markten op? Dat is de vraag die met de dag nijpender wordt. De regering-Trump nam afgelopen weekeinde niets terug van het voornemen om de Amerikaanse invoerheffingen zeer fors te verhogen – een maatregel die aanstaande woensdag zou moeten ingaan. De koersdalingen op Wall Street brengen het Witte Huis vooralsnog niet op andere gedachten. Maar die ongenaakbare houding kan veranderen als de onrust aanhoudt.
Na de forse verliezen op de beurzen van donderdag en vrijdag is het vandaag opnieuw een zwarte dag. In Azië daalden de koersen vannacht en vanmorgen al fors en vanmorgen nam Europa het estafettestokje over.
Voor een deel komt die reactie door de koersdalingen in de VS op vrijdagavond, waar Aziatische en Europese aandelen vanmorgen pas op konden reageren. Maar beleggers keken vooral vooruit, naar de opening van Wall Street vanmiddag om 15.30 uur. Amerikaanse aandelen zetten wereldwijd de toon: hun gezamenlijke marktwaarde is veel groter dan die van alle aandelen van de rest van de wereld bij elkaar. Er werd vanmorgen een opening van Wall Street voorzien van 3 tot 4 procent lager dan het slot van vrijdag.
Dat techaandelen nu kelderen hoeft niet erg te zijn
Dat techaandelen nu kelderen hoeft niet erg te zijn – behalve dan voor beleggers. De sector levert nu per saldo enkel de enorme koerswinst in die zij sinds een jaar of wat geleden maakte. Potentieel verontrustender is de koersdaling van de financiële sector. Dat was vanmorgen ook in Amsterdam te zien, waar banken en verzekeraars hard onderuitgingen.
Een verzwakkende financiële sector duidt vaak op een risico voor de economie. En dat doet de vraag rijzen of en wanneer de huidige onrust op de financiële markten ophoudt een puur financieel verschijnsel te zijn, en begint door te sijpelen naar de reële economie.
Dat kan via verschillende kanalen. Allereerst is er de door Trump ingezette handelsoorlog, die ten koste kan gaan van de economische groei, en tegelijkertijd de inflatie kan opjagen. Landen die de heffingen hebben ingesteld, zoals de VS, of landen die zelf heffingen als reactie hebben ingevoerd, zoals China, krijgen te maken met duurdere invoer en dus hogere prijzen.
Het probleem is dat centrale banken hier moeilijk een antwoord op kunnen formuleren. Een vertragende economie vraagt om een ruimer monetair beleid met lagere rentes, dat de centrale banken zouden kunnen doorvoeren. Maar tegelijkertijd vergt het risico op een hoge inflatie juist een verkrappend monetair beleid, met stijgende rentes.
Stagflatie
Het tegelijkertijd optreden van stagnatie en inflatie is de geschiedenis in gegaan als ‘stagflatie’ – een verschijnsel dat zich voordeed na de oliecrisis in de jaren zeventig. Beleidsmakers, geconfronteerd met deze tegenstelling, hadden hier toen lange tijd geen antwoord op. Toen de inflatie daardoor uit de hand liep, was er een draconisch beleid met zeer hoge rentes – en een zware recessie – voor nodig om rond 1980 het tij te keren.
Het tweede kanaal tussen de financiële sector en de reële economie is dat van vertrouwen en vermogen. Beleggers voelen zich rijker bij stijgende koersen, en geven een klein deel van hun papieren winst uit – dit is het zogenoemde ‘vermogenseffect’. Maar andersom gebeurt dat ook: dalende koersen kunnen leiden tot minder uitgaven, en zo ten koste gaan van de economische groei. Dat komt dan, zeker in het Amerikaanse geval, boven op de dreun die consumenten toch al krijgen door de hogere prijzen als gevolg van de invoerheffingen.
Het vertrouwen dat beleggers verliezen in de beurs kan virulente gevolgen hebben. Veel mensen zitten nu in zogenoemde exchange traded funds (ETF’s). Dat zijn voortdurend verhandelbare beleggingsfondsen die bijvoorbeeld een beursindex schaduwen, zoals de AEX. Dat doen ETF’s door in dit geval alle aandelen van de AEX, volgens de weging waarin ze in de index zitten, in portefeuille te hebben. Als een beleggers de ETF verkoopt, wat van de ene seconde op de andere kan, leidt dat dus meteen tot een verkoop van de onderliggende aandelen die in de EFT zitten. Met een extra neerwaartse druk op de koersen tot gevolg.
In dat geval kan een koersbeweging omlaag zichzelf gaan versterken. De nervositeit op de beurzen, gemeten als heftigheid waarmee de koersen bewegen (de ‘volatiliteit’), neemt toch al toe. De Amerikaanse VIX-index (de zogenoemde ‘angstindex’) steeg vanmorgen naar een waarde van 54. Dat is het hoogste sinds de beursonrust rond de Covid-pandemie in 2020.
Op zijn beurt is de volatiliteit weer een belangrijke factor bij opties en andere financiële derivaten waarmee beleggers koersrisico’s verzekeren (of juist aangaan). De prijs van zekerheid wordt door een stijgende volatiliteit juist hoger.
Banken, verzekeraars, vertrouwen, vermogensverlies en volatiliteit. Zoals deze zijn er nog meer mechanismen die de overstap van een beurscorrectie naar de échte economie bespoedigen. Om een mogelijke neerwaartse spiraal te voorkomen lijkt er op dit moment maar één remedie: het wegnemen van de oorzaak. En dat is het draconische heffingenbeleid van de regering-Trump.
Goldman Sachs verhoogde zijn inschatting op de kans voor een recessie in de VS in de komende maanden al van 35 procent naar 45 procent. Het wordt nu de vraag hoe omineus die economische dreiging moet worden, voordat het Witte Huis met de ogen knippert.
