N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
ZAP De aandacht voor het WK voetbal is bij de NOS serieus en goed, met veel aandacht voor individuele acties. Bij SBS6 geeft Jack van Gelder liever ‘politieke analyses’ dan dat hij over voetbal praat.
In de 41ste minuut ging het in De Oranjezomer over het WK voetbal. In de 43ste minuut was het klaar. De volgende ronde van de Oranje Leeuwinnen straks tegen Zuid-Afrika kon best een lekker wedstrijdje worden, was de conclusie, waarna snel werd overgestapt naar het roken van Oranjezomergast Jan Slagter. Hij had er spijt van dat hij ooit was begonnen. Jack van Gelder, tevens gast en oud voetbalcommentator, rookte al 35 jaar dagelijks twee sigaren. Maar hij wilde het liever hebben over Nederlandse ouderen. Oude mensen werden steeds vaker als last gezien omdat ze in huizen wonen waar anderen willen wonen. „Eerst de asielzoekers dan de ouderen”, stelde hij. „Althans weg, hè”, verduidelijkte hij voor de zekerheid nog even.
Dat het wat het WK voetbal betreft vrij dun gezaaid is op tv, blijkt al uit de beperkte hoeveelheid commercials maar De Oranjezomer, de talkshow bij SBS6 van Hélène Hendriks die met gasten de sport in de zomer doorneemt, maakte het wel erg bont. De persconferentie over de Johan Cruijff Schaal met PSV-coach Peter Bosz die een „goed gevoel” had en en Rafael van der Vaart die het record padelspelen had verbroken, waren interessanter dan het WK voetbal.
Gemiste kans. Het interview met de Zuid-Afrikaanse topspeler Thembi Kgatlana bij de NOS was in de paar minuten dat ze sprak interessanter dan alles wat Jack van Gelder te berde kon brengen op SBS6. Terwijl Kgatlana vertelde dat haar team met het behalen van de achtste finales geschiedenis had geschreven, dat ze blij was dat ze was gebleven ondanks dat er drie familieleden van haar de afgelopen weken waren overleden, wist Van Gelder op te merken dat hij het knap vond dat iemand kon zien dan de zwarte voetballer Royston Drenthe kon blozen. Bij de NOS nam het Braziliaanse voetbalicoon Marta (37) afscheid van het voetbal en door haar tranen heen zei dat ze blij was dat het zoveel beter ging met het vrouwenvoetbal wereldwijd. In De Oranjezomer was Sander de Kramer bladzijden uit een Playboy los van elkaar aan het peuteren.
Ondertussen vlogen bij de NOS herhalingen van de schitterende doelpunten van Esmee Brugts voorbij, werd Wieke Kaptein (17) geïntroduceerd als de jongste speler die voor Nederland ooit had gedebuteerd bij een WK en vertelde de blije coach van Jamaïca dat hij het behalen van de achtste finale niet groots ging vieren: „Ik ben geen grote drinker, een paar biertjes is genoeg.”
Poetin en Trump
De analyses bij de NOS, nu bijna duidelijk is welke teams de achtste finales hebben gehaald, waren goed: de acties stonden centraal, de interviews waren geestig of er werd opvallend veel gezegd in weinig tijd door de spelers, de samenvattingen van de die dag gespeelde wedstrijden waren uitgebreid en er was uitleg over de sterke en zwakke punten bij andere teams. Opvallend blijft het natuurlijk dat de analyses door vrouwen worden gedaan, alsof mannen die zich wel over het WK vorig jaar konden uitspreken nu kennelijk geen mening over voetbal hebben. Maar dat is peanuts vergeleken met de commerciële zenders waar het WK niet aan bod komt, zelfs nauwelijks in een talkshow over de sportzomer.
De Oranjezomer boog zich liever over Trump en of het nou wel een goed idee was dat hij zich opnieuw kandidaat kon stellen. Jack van Gelder had een politieke analyse die helderheid moest brengen: nee, het zou niet moeten, maar Trump was nog niet veroordeeld. En er was altijd wel wat bij verkiezingen. Nam nu „Poetin, Gorbatsjov en Jeltsin”. Jack wist het zeker, „die hadden ook geen schone handen”. De keeper van Italië had die wel, want die had vandaag een terugspeelbal niet tegengehouden. „Die keeper is een portier in een nachtclub”, duidde Jack eindelijk even het voetbal van die dag, „ze laat alles door.”
Een jaar of tien geleden kreeg basisschoolleraar Daniël Ponsen van zijn vrouw een Lego-minifiguurtje, een Romeinse legionair. „Ik was toen net uit de Dark Ages”, vertelt hij. Zo noemen volwassen Lego-fans (AFOL, adult fans of Lego) de periode, vanaf de puberteit, waarin ze niet met Lego speelden. „Als kind had ik veel ridder-Lego. Ik was toen al gefascineerd door de Middeleeuwen en door geschiedenis. En rond mijn 29ste ontdekte ik weer: dit is toch eigenlijk wel heel leuk.”
Dat kwam: Lego had een Volkswagen T1-busje uitgebracht. „Heel tof, die heb ik toen gekocht. Daarna ben ik al mijn oude ridder-Lego gaan uitzoeken. Kisten vol. Toen ging ik die kastelen weer in elkaar zetten, nog eens een set kopen, en nog een.” Hij heeft een mancave op zolder waar een deel van zijn Lego in vitrines (tegen het stof) staat uitgestald. „Maar je hebt nooit genoeg ruimte, hè.” En nooit genoeg tijd. Er ligt al lang een half af middeleeuws dorpje op hem te wachten.
Ponsens vrouw, zegt hij, heeft niks met geschiedenis, noch met Lego. Ze had geen idee hoe haar Romeinse Lego-legionair de hobby van haar man een nieuwe richting op zou sturen. Destijds gaf hij in groep acht een les over de expansie van het Romeinse Rijk waarin het figuurtje centraal stond. En over expansie gesproken: inmiddels heeft hij 180 minifiguurtjes die hij in zijn onderwijs gebruikt, van de tyrannosaurus rex en de neanderthaler tot Stephen Hawking en koningin Elizabeth II. Honderdvijftig ervan staan gefotografeerd en uitgebreid door hem beschreven op zijn website geschiedenisinminifiguren.nl. Het beschrijven van het levensverhaal en historisch belang van een figuurtje kost hem zo’n twaalf uur. „Het is nu geen hobby meer, maar vrijwilligerswerk. Waar veel kinderen van profiteren.”
Onlangs stonden ale figuurtjes drie weken lang uitgestald in twee vitrines in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dat noemt hij „een jongensdroom die ik nooit had, maar wel is uitgekomen. Ik ben hier vroeger zó vaak geweest met mijn opa.” Nu gaat hij zelf met zijn dochter van vijf, als zij om het ‘Egyptemuseum’ vraagt.
Na twintig jaar voor de klas is Ponsen vorige maand overgestapt naar de bestuurlijke kant: hij is nu teamleider onderwijskwaliteit van de protestants-christelijke scholenvereniging (drie basisscholen) in zijn woonplaats Voorschoten. „Ik ga het lesgeven wel missen”, zegt hij in het café van het museum.
Soms moet het gewoon, of je het leuk vindt of niet
Ponsen wil eerst graag een paar misverstanden uit de weg helpen. Om te beginnen: „Het zijn geen minifiguren van Lego, dat mag je ook niet opschrijven. Het zijn minifiguren gemaakt van Lego-onderdelen. Lego is daar heel duidelijk in: als je iets zelf gemaakt hebt, mag je niet claimen dat het van Lego is. Dat is juridisch een dun lijntje.”
De legionair was kant-en-klaar gekocht, maar de meeste andere minifiguurtjes heeft hij zelf samengesteld. „Stephen Hawking was een van mijn eerste, in een les over de ruimte, zwarte gaten en Hawking radiation.” Op de basisschool, ja. „Ik heb ook een enorme fascinatie voor natuurkunde. Ik vind het leuk om in de klas Albert Einstein en de relativiteitstheorie uit te leggen. Mensen zeggen vaak dat dat niet kan, aan kinderen. Maar natuurlijk kan dat! Kinderen kunnen veel meer informatie opnemen en verwerken dan over het algemeen wordt gezegd. Dat is ook wetenschappelijk aangetoond.” Een van Ponsens nieuwste minifiguurtjes is een personificatie van de oerknal, want daar wilde hij graag een les over geven. Het hoofdje met vlammen (uit een Halloween-Lego-set) en lijfje vol sterren had hij online gevonden.
Hij speurt voortdurend naar nieuwe onderdeeltjes. Zijn Mata Hari heeft het bovenlichaam van Lego-Disney-zeemeermin Ariël; zijn oud-Egyptische hogepriesteres Merit draagt de jurk van Lego-Star Wars-prinses Leia. Soms laat hij een Lego-stukje bedrukken: zijn Rembrandt draagt een heel klein Nachtwachtje. Het is een van zijn figuurtjes met een witte molenkraag, net als Shakespeare en Hugo de Groot. „In die periode hadden ze allemaal molenkragen. Die onderdeeltjes zijn nu niet meer te krijgen. Ik denk dat ik alle Lego-molenkragen thuis heb.”
Kinderen kunnen veel meer informatie opnemen en verwerken dan wordt gezegd
Wat hij verder graag duidelijk wil maken: in zijn onderwijs zijn de figuurtjes slechts een middel. „In veel interviews is het geframed alsof ze een doel op zich zijn. Maar het doel is natuurlijk niet dat de kinderen iets leren over een figuurtje gemaakt van Lego-onderdelen. Het doel is een goede les over een historische persoon of gebeurtenis. Het minifiguurtje is de introductie. Over alles wat ik doe als leerkracht denk ik na. Ik doe niet zomaar iets, en al helemaal niet omdat het alleen maar leuk is.”
Bij zijn lessen legt hij uit wat de kinderen gaan leren, hij kijkt wat ze al weten en begrijpen. „En geschiedenisles begint bij mij altijd met een verhaal. Nu zet ik de figuurtjes als foto op het digibord, maar die legionair ging toen nog de klas rond. Dan zeg ik: kijk er eens naar, want dit is eigenlijk verrassend accuraat. En dan gaan ze vragen stellen: hoe heet dan zo’n speer, hoe heet dan zo’n schild? Een pilum en een scutum. Dan heb je betrokkenheid. En aan het eind van de les zijn ze het figuurtje min of meer vergeten.” Ze onthouden het verhaal. Al vroegen de kinderen wel al snel naar méér figuurtjes. Toen Ponsen er enkele tientallen had, zette hij ze in vitrinetjes per tijdvak, zodat ze niet worden meegenomen. „Want dat gebeurde nog weleens.”
De legionair was niet het eerste stuk Lego dat hij in een les gebruikte. Op de pabo studeerde hij af op een les met Lego, een klein lichtpuntje in zijn Dark Ages. „Kleuters krijgen nog vaak les met concreet lesmateriaal”, vertelt hij. „Stapelen met blokken, rekenen met geld. In groep acht is bij meetkundige opdrachten, plattegronden bijvoorbeeld, nog maar zelden concreet materiaal aanwezig. Dan moeten ze de rekenopdrachten in hun hoofd doen. Maar niet alle kinderen kunnen dat.” De groep die precies dat niet kon, gaf hij heel gerichte opdrachten met Lego-onderdelen. „Bouw deze plattegrond eens na. Toen zag je dat de resultaten binnen dat kleine onderdeel met 30 procent verbeterden. Omdat ze concreet visualiseerden wat ze aan het doen waren.”
Ook daar, benadrukt hij, was Lego een hulpmiddel. „Veel kinderen vinden het leuk, natuurlijk. Het motiveert heel snel. Maar of het nou Lego-blokjes zijn of andere blokjes: het is een middel dat aanspreekt. En toevallig is Lego dan mijn ding.”
Ik heb geleerd mijn interesses om te zetten in wat ik kan
Onderwijs, dat is ook zijn ding. Het was, meer dan twintig jaar geleden, zijn basketbalcoach die hem op het idee bracht. Ponsen, ruim twee meter lang, was een goede basketballer, maar moest stoppen toen hij keer op keer zijn enkelbanden scheurde. Zijn coach had hem de tieners zien coachen en zei: met kinderen werken is wel wat voor jou.
Dus na de havo ging Ponsen, met een kleine omweg, naar de pabo. „Ik had de droom om geschiedenis te studeren, en dat heb ik ook ooit wel geprobeerd, maar… ik kon niet leren. Inmiddels wel, aan de intelligentie lag het niet. Maar leren moet je leren. Ik heb geleerd om mijn interesses om te zetten in wat ik kan. Daar was ik op een gegeven moment echt goed in: wat ik interessant vond, kon ik tot me nemen.” Dus leerde hij dat hij de minder interessante stof ook interessant moest krijgen voor zichzelf. „Soms moet het gewoon, of je het nou leuk vindt of niet.”
Liedjes zingen op de pabo vond hij bijvoorbeeld vreselijk. „Wij moesten dertig liedjes opnemen of live zingen. Toen heb ik er met twee studievrienden zestien uur over gedaan om het allemaal op te nemen. Alleen maar lachen. Ik heb de video nog, het is zo vals als de neten. Maar weet je, voor elke opleiding geldt: een groot deel is gewoon discipline, gewoon volhouden.”
Inmiddels is het onderwijs duidelijk zijn passie, maar ook dat moet niet verkeerd begrepen worden. „Lesgeven is veel meer dan een passie, of liefde voor kinderen. Het is werk! Dus je moet continu jezelf blijven verbeteren, de wetenschap bijhouden om uiteindelijk het beste uit alle leerlingen te kunnen halen. Het filteren van onderwijsfabels is daar een belangrijk onderdeel van. Neem de ‘leerstijlen van Kolb’, of je een ‘denker, dromer, doener of beslisser’ bent – dat wordt nog steeds op pabo’s onderwezen, maar het is je reinste onzin. Of het idee dat leerlingen zelfstandig kunnen leren door ontdekken en zelf onderzoek doen. Leren vereist wel degelijk goede instructie en begeleiding. Anders wordt het, zoals onderwijswetenschapper Paul Kirschner zegt: alsof je je kind op de stoeprand zet en zegt, ga maar leren oversteken.”
Er wordt tegenwoordig vaak op onderwijs neergekeken, zegt Ponsen. Hij vertelt over een cartoon die hij ooit zag met een leraar, twee ouders en een kind; links vroeger, rechts nu. „Links zie je de boze ouders naar het rapport wijzen en tegen het kind zeggen: ‘verklaar dit slechte cijfer!’ Rechts is precies dezelfde setting, maar dan zijn de ouders boos op de leerkracht: verklaar dit slechte cijfer van mijn kind!’”
Ouders vragen steeds meer van zowel hun kinderen als de leerkrachten. „Dat kan terecht zijn en je moet altijd in gesprek blijven over het welzijn van de leerling. Maar ik ben wel een vakman. Je gaat ook niet met een piloot in gesprek om samen met alle passagiers de juiste vliegroute te bepalen.” Toen ouders tijdens de coronacrisis zelf thuis moesten lesgeven, kreeg Ponsen te horen dat dat wel pittig was. „Dan zei ik: ja, en jij hebt er maar één, ik heb er dertig. En het is ook écht een vak, een ambacht.” Ponsen nodigde ouders geregeld uit om in zijn les te komen kijken. „We kunnen nog veel goede leerkrachten gebruiken in het onderwijs.”
Wat het leven de moeite waard maakt, vindt hij de allermoeilijkste vraag die er is. „Daar heb ik niet één antwoord op. Maar professioneel gezien vind ik het de moeite waard dat ik van belang kan zijn voor de maatschappij.” Belangrijker werk dan basisonderwijs geven bestaat volgens Ponsen niet. „Je hebt een enorme verantwoordelijkheid voor een grote groep kinderen die de basis vormt van onze samenleving. Niet alleen wat kennisoverdracht betreft, je moet kinderen ook leren hoe ze met elkaar moeten omgaan. Als we het basisonderwijs vandaag afschaffen, houdt alles op. En we hebben echt een groot maatschappelijk probleem op dit moment, met de lerarentekorten en het niveau van het onderwijs. De maatschappij en het onderwijs beter maken, dat motiveert mij.”
Kunnen we daar zo lang mogelijk mee wachten, met die ‘beschavingsoorlog’ waar sommige mensen zo verlekkerd naar hinten? In Nederland lijken behalve NSC de andere coalitiepartijen er helemaal klaar voor, en ook in de Verenigde Staten kan het Trump en de zijnen niet snel genoeg gaan. Beschavingsoorlog? Het idee van de ‘botsende beschavingen’ van Samuel Huntington uit 1996, waarbij geen naties tegenover elkaar staan maar botsende culturen, ook binnen één natie. ‘The enemy from within.’
Eerst leek de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv een Amsterdams probleem, toen werd het al snel een regeringsprobleem, inclusief de volle belofte van een kabinetsval, en ondertussen hadden Franse, Israëlische en Amerikaanse kranten er een kwestie van wereldproportie van gemaakt. Dat bedoel ik met ‘verlekkerd’: maak alles zo groot dat grootse woorden als ‘beschavingen’ en ‘botsing’ nog klein grut lijken, vergeleken met de zinderende werkelijkheid.
De afgelopen week stond ik voor zo’n dertig studenten in Den Haag, en een van hen, een jonge vrouw, in Amsterdam geboren, vroeg me wat ik nu precies vond van de ‘Amsterdamse gebeurtenissen’, ik vat het maar zo ondramatisch samen. Daarna ontspon zich met de hele zaal een gewone, en al even ondramatische vragenronde.
De volgende dag ging ik met een goede vriendin iets eten, en terwijl we elkaar maanden niet lijfelijk hadden ontmoet, ging ons eerste half uurtje heen met, weer, een bespreking van het tumult van de afgelopen week. Het grote voordeel van de vriendin is onder meer dat ze me nooit het gevoel geeft op eieren te moeten lopen. Trouwens, anders dan echte revolutionairen van zeer linkse of zeer rechtse snit zien we nauwelijks de schoonheid in van het breken van eieren om daar vervolgens kogelronde, revolutionaire omeletten van te kunnen maken.
Want dat is toch het idee: dat er van die gave omeletpunten zijn, die elk weer staan voor een andere, elkaar bestrijdende ‘beschaving’.
Tot slot van dit weekrapport: Zojuist naar de plaatselijke Lidl, waar drie stevige, Arabisch uitziende mannen met flinke baarden me bij de ingang stonden op te wachten. Ik was er klaar voor, maar niet voor deze scène: de een pakte de ander beet, en zoende hem woest op de mond. De derde keek verlekkerd toe – het was ‘verlekkerd’ op z’n zinnenstrelende best. Ik hoorde nog net dat ze Frans spraken, dus het waren geen stevige, Arabische mannen met baarden maar gewoon toeristen, zoals dat heet. Zo gemakkelijk vloeit dus de ene beschaving over in de ander.
Was er dan ophef om niks, de afgelopen tien dagen? Onzin, stilte was schandalig geweest. Maar politici die daar het begin van een beschavingsoorlog uit willen peuteren – dat is pas echt schandaleus.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
Er was en is geen racisme in het kabinet. De zin werd vrijdagnacht eindeloos herhaald door premier Dick Schoof tegenover de bij het Catshuis verzamelde pers. Vervolgens kwamen de partijleiders van NSC, VVD, BBB en PVV één voor één naar buiten met dezelfde boodschap. Dat de enige bewindspersoon van Marokkaanse afkomst, Nora Achahbar van NSC, vrijdag aankondigde op te stappen stemde uiteraard heel treurig, klonk het, maar had niets te maken met grove, racistische of radicale woorden die eerder die week in de ministerraad zouden zijn gevallen. Wat er dan wel was voorgevallen kon of wilde niemand vertellen, want tja, de notulen van de ministerraad zijn niet openbaar, zo niet staatsgeheim. Iedereen wist wél heel erg zeker dat het „geen racisme” betrof. Want (all together now): er was en is geen racisme in het kabinet.
Nog niet eens zo lang geleden waren het de asielzoekers die verantwoordelijk werden gehouden voor een keur aan problemen waarmee Nederland kampt, tot aan de woningnood toe. Nu zijn Nederlanders met een migratieachtergrond de klos. Dit kabinet heeft nog vrijwel niets laten zien, behalve dan dat het in staat is om in korte tijd maatschappelijke onrust aan te wakkeren. Waren het in het verleden vooral partijen, organisaties of individuen die de polarisatie in de samenleving wisten op te porren, nu komt de polarisatie van bovenaf, rechtstreeks uit de ministerraad. In landen als Israël of Hongarije is dat misschien normaal, maar in Nederland is dat nieuw en verontrustend. Het maakt deze kabinetscrisis ook anders dan eerdere crises. Het betreft hier geen hoogoplopend meningsverschil over belastingplannen of andere beleidskwesties. Dit raakt aan het fundamentele recht dat elke inwoner van dit land heeft om er te zijn, zonder zich zorgen te hoeven maken over zaken als achtergrond of huidskleur.
Lees ook
Niet sussen, maar juist een flinke schep erbovenop: het kabinet-Schoof kiest voor polarisatie
Achahbar, in het kabinet verantwoordelijk voor het afwikkelen van de Toeslagenaffaire, verklaarde dat ze opstapt vanwege „de polariserende omgangsvormen van de afgelopen weken”. Over racisme zei ze niets, ze beschuldigde niemand direct en slaagde er zelfs in om een goed pleidooi te houden over verbinding en menselijkheid. Maar de context van haar vertrek laat niets aan de verbeelding over. Het was Schoof zelf die afgelopen maandag met ogenschijnlijk gemak een complete bevolkingsgroep in verband bracht met het geweld tegen Maccabi-supporters. Nederland had „een integratieprobleem”. Later was het allemaal toch weer niet zo bedoeld, maar het kwaad was al geschied. Andere bewindslieden deden ook, in de volle openbaarheid, uitspraken die allesbehalve verbindend waren, en voor mensen met een migratieachtergrond nodeloos kwetsend. Problemen moeten kunnen worden benoemd, klonk het steeds weer in het Kamerdebat afgelopen week. Alsof er twintig jaar lang geen kwaad woord is gezegd over moslims, maar het nu toch echt een keer moet.
En dat was dat dus alleen al vóór de schermen. Daarachter, in de ministersploeg, zouden racistische uitspraken zijn gedaan. Wat er precies is gezegd, is voor buitenstaanders lastig te verifiëren, en de notulen zelf zijn inderdaad staatsgeheim, maar het staat Schoof vrij om, binnen de grenzen van wat wettelijk is toegestaan, te vertellen wat er zoal besproken is in de ministerraad. Sterker nog: dat doet de premier elke vrijdag op zijn wekelijkse persconferentie ná de ministerraad. Zonder verdere uitleg stelt Schoofs eindeloze mantra dat er geen racisme was en is in het kabinet allesbehalve gerust. Het klinkt zelfs verdacht.
Lees ook
Dick Schoof kan weer verder met zijn kabinet: met een gedeukt imago, dat wel
Daar komt bij dat Schoof met zijn vijftienvoudige ontkenning zich opwerpt als de scheidsrechter die bepaalt wat wel of niet racistisch is, zonder de ontvanger van kwetsende teksten hierbij te betrekken. Schoof, die het graag heeft over wat je als burger allemaal zoal kunt ‘ervaren’, tot aan een asielcrisis toe, weet als het om racisme gaat opeens zeker dat de ervaring van Achahbar niet ter zake doet. Er was en is geen racisme in het kabinet. Als Achahbar hier anders over denkt „zult u dat ook haar zelf moeten vragen”, zei Schoof. Het zelf nemen van verantwoordelijkheid zit nog niet in het dna van deze premier. Nu kabinet en coalitiepartijen, inclusief partijen die jarenlang op hoge toon transparantie eisten over van alles en nog wat, een omerta zijn overeengekomen, is het aan de Tweede Kamer om te achterhalen of er racistische kroegpraat klonk in de ministerraad, of dat zaken verkeerd zijn begrepen of uit hun verband zijn gerukt.