Wil je meer wereldrecords? Dan moet je atleten niet ’s avonds laten sporten

Was het water te koud, of het zwembad te ondiep? Experts speculeerden deze maand in de pers over de vraag waarom het Olympisch zwemtoernooi in Parijs maar één wereldrecord opleverde – tegenover bijvoorbeeld de negen van Londen (2012). Eén factor bleef buiten beschouwing, terwijl die volgens een Nederlandse studie (Scientific Reports, 2020) Olympische zwemtoernooien kan beslissen: het tijdstip waarop de finale plaatsvindt.

In Londen startten de zwemfinales aan het eind van de middag. In Parijs, deze zomer, pas tussen 20:30 en 22:30. Niet ideaal, gezien de hoofdgrafiek in die studie: de prestaties van Olympische zwemmers fluctueren gedurende de dag. Ze zijn het slechtst rond 5 uur ’s morgens en het best rond 17 uur ’s middags. Het verschil lijkt niet groot, slechts 0,37 procent, schrijven de onderzoekers, maar: in grofweg de helft van de Olympische finales is het verschil groter dan dat tussen de podiumplekken. Oneerlijk dus voor recordjagers – én als je bedenkt dat de voorrondes (waarbij de zwemtijd bepalend is voor een finaleplek) doorgaans verspreid over de dag plaatsvinden.

Ochtend- en avondmensen

Het sleutelwoord in dit verhaal is de biologische klok. Alle fysiologische processen, van bloeddruk, hartslag en ademhaling tot spijsvertering, spier- en hersenactiviteit, vertonen een cyclische variatie met een periode van ongeveer een dag: een circadiane ritmiek (circa is Latijn voor rondom; dia betekent dag). Die staat onder invloed van onze biologische klok, kort gezegd een complex systeem van ritmisch werkende eiwitten.

„Veel mensen weten wel dat er ochtend- en avondmensen bestaan”, zegt Anneloes Opperhuizen, „maar ze hebben geen idee van de verregaande invloed van de biologische klok op ons leven.” Opperhuizen is chronobioloog: een specialist in cyclische biologische processen. Ze schreef een proefschrift over de effecten van nachtdiensten op het metabolisme. Samen met Marijke Gordijn van de Rijksuniversiteit Groningen, medeauteur van het artikel over Olympische zwemmers in Scientific Reports, schreef ze het boek De klok met duizend wijzers – Hoe de biologische klok je leven beïnvloedt (2023).

Alle aspecten van ons leven staan onder invloed van de biologische klok, luidt de boodschap. Slaap, mentale gezondheid, werk, leren, geheugen – en dus sportprestaties. „Dat is iets wat professionals in al deze sectoren zouden moeten weten”, stelt Opperhuizen. „Neem zoiets als bloedprikken: dat zou je per patiënt steeds op hetzelfde tijdstip moeten doen, om resultaten met elkaar te kunnen vergelijken. Ook je bloedwaarden variëren namelijk gedurende de dag.”

Experimenten met planten

Al in 1729 deed een Franse wetenschapper de eerste chronobiologische experimenten. Hij constateerde dat planten zelfs in complete duisternis een dag-nachtritme vertonen. „In 2017 kregen drie wetenschappers de Nobelprijs voor het ontrafelen van de genetische machinerie hierachter”, vertelt Opperhuizen. „Ook in Nederland houden steeds meer wetenschappers zich ermee bezig.”

Alle levende cellen, ook die van planten, schimmels en bacteriën, dragen een mechanisme in zich mee van eiwitten die op elkaar inwerken, en die zichzelf, door allerlei moleculaire terugkoppelingen, op een bepaald moment ook weer uitschakelen. „Die ritmiek is er altijd, ongeacht de lichtomstandigheden”, benadrukt Opperhuizen. „Dat weten we uit allerlei experimenten met planten, dieren en mensen in kunstmatige lichtregimes.” In een ‘tijdvrije’ ruimte, zonder daglicht of klok, gaan de meeste mensen bijvoorbeeld geleidelijk een ritme aanhouden van iets meer dan 24 uur.

Het doel van de ritmiek is het voorbereiden van het lichaam op wat komen gaat, vertelt Opperhuizen. „De spijsverteringsorganen worden bijvoorbeeld al wat actiever vóórdat we gaan eten, zodat hun enzymen optimaal kunnen functioneren tegen de tijd dat er eten langskomt.”

Fijne motoriek

Er is dus een interne, of endogene, aansturing van dit soort processen, met een cyclus van ongeveer een etmaal. Maar de afstemming ervan op onze werkelijke dag gebeurt door externe stimuli, ook wel aangeduid met de Duitse term Zeitgebers, of tijdgevers. De belangrijkste daarvan is de zon. Zonlicht dat in onze ogen valt, prikkelt de oogzenuwen en stimuleert daarmee ook een klein hersengebiedje dat net boven de kruising van de oogzenuwen in de hersenen ligt: de suprachiasmatische nucleus. Dat gebiedje stuurt op zijn beurt allerlei onderdelen van het circadiane systeem aan. „Het is een soort hoofdschakelaar”, zegt Opperhuizen. „De centrale klok in ons lichaam.”

Andere Zeitgebers zijn bijvoorbeeld maaltijden (die de ritmiek van de spijsverteringsorganen bijstellen) en wellicht ook activiteit. „Dat is nog niet goed bekend.” Het resultaat van al die ritmes is dat we bepaalde dingen op sommige tijdstippen beter doen dan op andere. ’s Ochtends zijn bijvoorbeeld fijne motoriek en precisie beter; ’s middags kracht en uithoudingsvermogen. „Ten minste, gemiddeld genomen”, nuanceert Opperhuizen. „Tussen ochtend- en avondmensen kan die hele ritmiek een paar uur verschillen.”

Niet alleen de Parijse finalezwemmers, maar wij allemáál zijn een beetje uit fase met ons natuurlijke ritme, zo beschrijft De klok met duizend wijzers, onder meer doordat we veel meer binnen zijn gaan leven, door het gebruik van kunstlicht in de avond en door onze ‘schermpjes’ die ons tot laat actief houden. Wie daar beter op let, slaapt beter en is vrolijker en productiever. Zoek bijvoorbeeld ’s ochtends meteen het zonlicht op (gordijnen openen, bij het raam ontbijten, een ochtendwandeling maken) en gebruik ’s avonds minder kunstlicht, en met warmere kleuren (een ander type lampen; de ‘avondfunctie’ op je telefoon). En doe de schermpjes eerder uit.

Televisie

En die Olympische zwemmers dan? Zitten daar niet ook ochtend- en avondmensen tussen, waardoor sommigen profiteren van vroege starttijden en anderen van late, maar het gemiddeld niet uitmaakt? Wellicht, maar gemiddeld lijken zwemmers dus ’s middags het snelst te zwemmen, concludeert het artikel in Scientific Reports. „Ook bij sporten als voetbal en tennis zijn wedstrijden vaak heel laat op de dag”, zegt Opperhuizen. „Helaas zijn het vaak de belangen van de televisie die de sporttijden bepalen, en niet de biologische optima.”