Wielrenner Niki Terpstra: ‘Dan word je gedwongen in de spiegel te kijken: wat doe ik hier nog?’

Niki Terpstra: „Ik ben opgelucht over het mooie einde, en dat het totaalplaatje af is.”


Foto Merlijn Doomernik

Interview

Afscheid De beste Nederlandse klassiekerrenner van de afgelopen decennia is gestopt. Over zijn successen praat Niki Terpstra zelden. Over de val die het einde van zijn carrière inluidde durfde hij dat eerst ook niet. Maar nu wel. „Het zat in mijn hoofd en ik kreeg het er niet meer uit.”

Niki Terpstra loopt op sloffen de keuken van zijn riante villa in Bergen in. Hij komt van de basisschool van zijn dochter Zoey, waar hij als overblijfouder moest bijspringen. Als zijn vrouw Ramona vraagt of hij de twee honden vanochtend eten heeft gegeven, blijkt Terpstra het te zijn vergeten. „Ik zit nog niet helemaal in mijn nieuwe ritme”, zegt hij, half verontschuldigend.

Er is een nieuwe levensfase aangebroken voor de 38-jarige Terpstra, de beste Nederlandse klassiekerrenner van het afgelopen decennium. Begin december reed hij tijdens de Zesdaagse van Rotterdam zijn laatste wedstrijd als professioneel wielrenner – samen met Yoeri Havik, de huidige wereldkampioen baanwielrennen op de puntenkoers, won hij de koppelkoers op de baan in Ahoy. „Er stonden op zondag gewoon een paar duizend mensen te springen op hun stoelen, dat was zo enorm vet.”

Ik was geen kuddeschaap, maar een buitenbeentje klinkt alsof je buiten de groep valt. Dat heb ik nooit gehad.

Was het wat je in gedachten had voor je laatste race?

„Het was nog mooier dan ik me had voorgesteld. Ook omdat we het winnend af konden sluiten. Ik had mezelf in de aanloop naar deze wedstrijd heel veel druk opgelegd, omdat ik een maat heb die in de vorm van zijn leven is. Dan kun je het niet maken om niet het uiterste van jezelf te vergen.”

In de interviews die je na afloop gaf, klonk je opgelucht.

„Dat ben ik ook. Ik ben opgelucht over het mooie einde, en dat het totaalplaatje af is.”

Waarom die opluchting?

„Omdat er altijd spanning op gestaan heeft. Het is zo’n lange periode geweest van altijd proberen goed te zijn, altijd presteren, dat was niet leuk, dat was niet relaxed. Er was niemand die zei dat ik moest winnen, maar ik moest het van mezelf. Daar was ik klaar mee. Nu is dat een stuk minder.”

Veel topsporters vinden het moeilijk om te stoppen. Jij niet?

„Nee, ik keek ernaar uit. Anders was ik ook niet gestopt. Ik had wel in de gaten dat mijn prestaties de laatste jaren een stuk minder waren. Eigenlijk ben ik sinds die val in 2020 nooit meer top geweest.”

Blok basalt

Het begin van het einde wordt ingezet op 16 juni 2020. Terpstra is die dag met een paar trainingsmaatjes vertrokken uit Bergen om een rondje om het Markermeer te rijden. Er is ook iemand op de brommer mee, zodat ze op tempo kunnen trainen.

Met meer dan 60 kilometer per uur rijdt het groepje over de dijk tussen Enkhuizen en Lelystad als er plots een groep ganzen het fietspad oversteekt. Terpstra moet uitwijken, verliest de controle en knalt met zijn rechterzijde op een van de blokken basalt die de dijk scheiden van het water. Daarbij loopt hij een klaplong, gebroken ribben, een gebroken sleutelbeen, een scheurtje in zijn onderrug en een hersenschudding op. Met een traumahelikopter wordt hij naar het ziekenhuis gebracht. „Tot het moment van de val kan ik me alles nog herinneren”, zegt Terpstra. „Vanaf daar zijn het delen.”

René Kos, die op de brommer zat die dag, vertelde dat jullie nooit over het ongeluk gesproken hebben.

„Het was een hele nare ervaring die ik moest verwerken. Dat liggen op die rotsen, afgevoerd worden met de helikopter, wakker worden op de intensive care…. Ik kon er in de eerste maanden heel moeilijk over praten. Nu is dat anders.”

Heb je daarvoor hulp gehad?

„Ik heb veel met een sportpsycholoog gesproken, maar ben op sportief vlak nooit meer zo goed geworden als daarvoor.”

Heeft dat een fysieke of mentale reden?

„Allebei. Ik ben heel hard op mijn rechterflank gevallen en die is sindsdien niet meer zo soepel. Mijn schouder functioneert niet meer als voorheen, hetzelfde geldt voor mijn longen. Een klaplong herstelt vaak wel, maar bij mij is dat niet helemaal gebeurd. Daardoor heb ik niet meer de 100 procent longcapaciteit die ik had, en mijn longen maakten mij juist voor een deel zo goed. Sindsdien zit ik te hijgen op de fiets.

„Mentaal kreeg ik ook een klap. Ik durf veel minder risico’s te nemen. Vroeger kon ik in de finale van de koers een knop omzetten: als ik van voren moest beginnen aan de Koppenberg, en ik moest daarvoor door een heel klein gaatje, dan ging ik er gewoon voor. Nu denk ik: ‘Ik wil niet weer die ellende, ik wacht wel op een andere kans.’ Dan ben je te laat. Dat zat in mijn hoofd en dat kreeg ik er niet meer uit.”

Frustrerend voor iemand die zich juist goed kon positioneren in het gedrang.

„Ja, dat waren precies de dingen die ik mooi vond. Maar nu irriteerde het, dat wedstrijdje ver pissen wie het laatst remt, elke bocht weer, 250 bochten in een wedstrijd. Als we over kasseien moesten, dacht ik: ‘wat een slechte weg’. Ik heb tien jaar in elke finale in de grote wedstrijden gezeten en nu was ik pelotonvulling. Dan word je gedwongen in de spiegel te kijken: wat doe ik hier nog?”

Weet je nog wanneer je dat inzicht kreeg?

„In 2020 bij de Ronde van Vlaanderen, die dat jaar vanwege corona in oktober gereden werd. Ik dacht dat ik weer terug was, maar na 200 kilometer kwam ik de klimmetjes die ik normaal op het buitenblad opreed, nauwelijks meer op. Ik werd laatste.

„Terugkijkend denk ik dat ik veel te veel heb gedaan na mijn val. Ik zat te snel weer op mijn fiets en maakte te veel uren. Mijn drang om te presteren was te groot. Omdat mijn lichaam niet meewerkte, ging ik alleen maar harder trainen. Daar volgde dan geen beloning op, en dan was ik zó teleurgesteld in mezelf. Zo ging het de verkeerde kant op, het was echt niet leuk meer.”

Overwoog je direct na het ongeluk te stoppen?

„In de eerste weken erna wel, toen heb ik het er met Ramona over gehad. Maar toen ik eenmaal had besloten om nog een keer te proberen terug te komen niet meer. Als je het over stoppen hebt, ben je met stoppen bezig. Ik had niet willen stoppen om een val, dan denk je de rest van je leven daaraan terug. Dat je de koers ziet en dan herinnerd wordt aan de val die het einde van je carrière betekende. Wat een rotgevoel moet dat zijn.”

Wanneer besloot je wél dat het genoeg was?

„Na twee jaar vol frustraties heb ik begin dit seizoen besloten niet meer als kopman te rijden, maar in een ondersteunende rol als wegkapitein. Zo heb ik het laatste jaar nog lol gehad en de ploeg kunnen helpen om op een hoger niveau te komen.

„In augustus dit jaar moest ik een wedstrijd in België rijden en toen merkte ik dat ik er geen zin meer in had. Het was een opgave om er naartoe te gaan, ik dacht nog net niet: ‘daar gaat mijn vrije dag.’ Dat was mijn realiteitscheck. Toen ik thuiskwam heb ik mijn vrouw verteld dat ik ging stoppen.”


Lees ook: een uitgebreid interview met baas Richard Plugge van wielerploeg Jumbo-Visma, over het jaar waarin eindelijk het grote doel werd bereikt: de Tour de France winnen

Kuddedier

Terpstra wordt op 18 mei 1984 geboren in Beverwijk, en begint op zijn negende met fietsen bij wielervereniging Door Training Sterk in Zaandam. Hij heeft het wielrennen als jong jochie een keer op televisie gezien en wil het zelf ook proberen. Na een proefles op de baan van DTS is hij verkocht. „Ik kreeg een leenfiets onder mijn kont en mocht meteen rondjes rijden. Ik vond het heel tof hoe snel je kon gaan met je eigen kracht. Binnen een paar weken had ik een eigen fiets, want mijn ouders zagen ook wel dat ik dit heel erg leuk vond.”

In de jaren erna belandt Terpstra, in tegenstelling tot veel andere jonge renners, niet bij de opleidingsploeg van de Rabobank, in die tijd de hofleverancier van nieuw Nederlands wielertalent. Zijn weg naar het profpeloton verloopt via kleine ploegen als Bert Story–Piels en Axa Pro Cycling, voordat hij uiteindelijk bij het Duitse Milram (2007-2010), het Belgische Quick-Step (2011-2018) en het Franse TotalEnergies (2019-2022) belandt.

Vond je het destijds vervelend dat de Raboploeg je niet zag staan?

„Neuh. Ik had het wel gewild, hoor. Die jongens bij de Rabobank hadden altijd de mooiste fietsen, alles was voor hen tip top in orde. Als ze me hadden gebeld, had ik meteen ‘ja’ gezegd. Als Ajax belt, zegt geen voetballertje nee, dat is logisch. Maar het was niet zo, dan is dat zo.

„Ik denk nu juist van: in die groep zaten alleen maar goeie renners, probeer dan maar eens uit te blinken. Ik zat bij ploegjes waar ik de uitblinker was. Misschien heeft dat me wel geholpen.”

Je jeugdvriend Reinier Honig vertelde dat je in je tienerjaren werd uitgelachen omdat je op de gekste momenten demarreerde.

„Dat kon me echt niet schelen. Misschien dat ik bij de rest van het peloton een klein beetje in negatieve zin opviel omdat het een kansloze demarrage was, maar alle ploegleiders wisten daarna wel wie ik was. Al moet ik zeggen dat het niet altijd een bewuste tactiek was om op te vallen. Ik kon het gewoon niet verdragen om de hele dag maar mak mee te peddelen met het peloton. Vaak dacht ik: ‘Waarom niet?’

Het leverde je het imago van een buitenbeentje op.

„Ik vind eigenlijk dat dat een mediadingetje is geweest. Ik was geen kuddeschaap, maar een buitenbeentje klinkt alsof je buiten de groep valt. Dat heb ik nooit gehad.”

Je werd tijdens je profcarrière ook wel een klootzak genoemd, je was geen allemansvriend.

„Maar ja, welke kampioen is dat wél? Je moet soms gewoon hard zijn.”

Iedereen die ik sprak ter voorbereiding op dit gesprek zei: dat imago van klootzak klopt niet. Doet het je wat dat mensen die je niet kennen dat toch over je zeggen?

„De mensen die mij een klootzak noemen, weten niet wat topsport is. Natuurlijk is het niet leuk als mensen zeggen dat je een eikel bent. Het is veel leuker als je aardig gevonden wordt. Maar je probeert je er niet teveel van aan te trekken. Uiteindelijk ben ik gaan fietsen voor mezelf, omdat het leuk is. Dat is de basis.

„In het begin had ik moeite om de negatieve reacties eruit te filteren. Dan waren twee van de honderd reacties negatief en liet ik mijn humeur daardoor beïnvloeden. Mijn carrière is ongeveer gelijk op gegaan met de groei van het internet, dus ik heb er geleidelijk mee leren omgaan. Als je nu ziet hoeveel commentaar jonge renners krijgen…”

Heeft die kritiek je wel eens beïnvloed op de fiets?

„Soms reageerde ik zo agressief dat ik achteraf spijt had en dacht: laat ik me nu maar even mak houden. Dan werd ik wat milder. Maar ik heb ook weleens gehad dat mijn ploegmaats tegen me zeiden: ‘Niki, je bent veel te lief. Je bent op je best als je een bepaalde agressiviteit hebt.’”

Terpstra: „Je ziet hier bij mij thuis ook geen posters aan de muur hangen van mij, ik ga niet lekker naar mezelf zitten kijken” Foto Merlijn Doomernik

Twee monumenten

In het voorjaar van 2018 is Terpstra op zijn allerbest. Hij wint in een paar dagen tijd de semiklassieker E3 Harelbeke en het ‘monument’ de Ronde van Vlaanderen, na lange solo’s. Hij wordt een week later ook nog derde in Parijs-Roubaix, het monument dat hij in 2014 al eens wist te winnen.

Volgens je vrienden heb je het nooit over die twee overwinningen.

Terpstra schiet in de lach. „Nee, erg hè?”

Waarom is dat?

„Omdat ik meer overwinningen heb dan die alleen.”

Is dat het enige?

Terpstra denkt lang na. „Ik denk dat het een combinatie is van allemaal dingen. Nuchterheid, bescheidenheid, ik kijk niet graag terug. Je ziet hier ook geen posters aan de muur hangen van mij, ik ga niet lekker naar mezelf zitten kijken.

„Ik ben er heel trots op, maar die drang om terug te kijken vind ik een beetje sneu. Alsof ik niet blij bent met de periode van mijn leven waarin ik nu zit.”

Hoe vind je het dat er nu jongetjes opgroeien die Niki Terpstra willen zijn?

Terpstra haalt zijn telefoon tevoorschijn. Hij swipet een paar keer en laat dan twee foto’s zien. „Aan de Zesdaagse in Rotterdam deden twee renners mee, de 23-jarige Vincent Hoppezak en de 17-jarige Belg Milan Van den Haute, die allebei naar me toe kwamen met een foto waarop ze als klein jongetje met mij staan. Zo stond ik ooit op de foto met Johan Museeuw. Toen besefte ik: dat ben ik nu ook. Mede daarom was die laatste wedstrijd zo’n mooie ervaring.”

Terpstra stopt niet helemaal met fietsen. Hij gaat gravelen, het fietsen over onverharde wegen dat steeds populairder wordt. Een van zijn trainingsmaatjes, oud-profrenner Laurens ten Dam, is een van de grootste pleitbezorgers van deze nieuwe discipline in het wielrennen. Samen reden ze deze zomer twee wedstrijden in de Verenigde Staten en dat beviel Terpstra zó goed, dat hij besloot voorlopig zijn tijd daarin te gaan steken. Hij heeft al een paar sponsoren gevonden.

Ten Dam vertelde dat jij hem een ‘wielertoerist’ noemt sinds hij gestopt is als prof op de weg. Ben jij dat dan nu ook?

Terpstra lacht. „Eigenlijk wel. Maar waarschijnlijk zal ik voor een paar wedstrijden wel weer serieus fanatiek worden, mezelf kennende.”

Dus je gaat weer hard trainen?

„Jazeker, maar wat ik niet meer ga doen is boos worden als ik gepland heb om te gaan trainen en het regent. Normaal zou ik dan letterlijk hier aan de keukentafel gefrustreerd naar buiten zitten kijken, maar dat wil ik niet meer. Ik ga gewoon lekker fietsen en mijn best doen voor een paar wedstrijden, verder niet.”

En wat nou als jij wil gaan trainen en Ramona heeft je nodig? Vroeger kon je zeggen dat je prof was, nu niet meer.

Terpstra grijnst. „Nee, als bij wijze van spreken tante Truus jarig is, dan moet ik er nu heen. Vandaag was zo’n voorbeeld, mijn vrouw kon niet en daarom moest ik overblijfouder zijn op de school van mijn dochter. Dat was oké, het kwam goed uit. Maar ik moet snel nieuwe smoesjes gaan verzinnen.”