Wie zegt dat iets niet goed is, zegt niet dat het dus slecht is

Zeggen dat iets ‘niet goed’ is, betekent zeker niet dat het dus ‘slecht’ is. Die dagelijkse waarheid uit de conversatiekunde is nu onderbouwd met minutieus onderzoek. Daarin werd onder meer gekeken naar de timing van hersenreacties.

De conclusie is dat een ontkenning de betekenis van bijvoeglijke naamwoorden niet omdraait (‘niet goed’ = ‘slecht’) of verandert (‘niet goed’ = ‘onacceptabel’) maar matigt: ‘niet goed’ = ‘minder goed’. Het onderzoek door Amerikaanse psychologen onder leiding van Arianna Zuanazzi (New York University) staat in Plos Biology.

In het onderzoek werden (Engelse) bijvoeglijke naamwoorden aan proefpersonen voorgelegd, met geen, één of twee extra bepalingen, zoals ‘good’, ‘really good’, ‘not good’, ‘really not good’ en ook ‘really really good’. Enzovoorts met ‘bad’. Andere woorden waren ‘ugly’ en ‘beautiful’, ‘sad’ en ‘happy’, ‘cold’ en ‘hot’, ‘slow’ en ‘fast’, en ‘small’ en ‘big’. Het gaat alleen om bijvoeglijke naamwoorden, niet om ontkenningen van werkwoorden.

Interessant is dat kon worden vastgesteld dat in deze beperkte opzet eerst het bijvoeglijke naamwoord wordt verwerkt in het brein en dat pas later de ontkenning wordt toegevoegd – overigens allemaal binnen een tijdsbestek van minder dan een seconde. Ook bij een ontkenning straalt dus éérst de positieve betekenis van een woord in het brein. En dat doet denken aan een bekend fenomeen in debatten dat je nooit moet ‘wrijven in de vlek’: ook als je iets pertinent ontkent, blijft bij toehoorders vaak vooral de beschuldiging hangen, niet de ontkenning.

Gewone conversatie

In de beperktheid van hun onderzoek lijken de onderzoekers een soort basismechanisme van mentale interpretatie van een ontkenning te hebben gevonden. Maar in de werkelijkheid van gewone conversatie of een geschreven tekst zijn woorden en hun eventuele ontkenning juist altijd wél omringd door context die de betekenis van woorden en ontkenningen meestal verregaand bepalen.

En die beperktheid is precies wat Linda Drijvers opvalt aan het Amerikaanse onderzoek, waarbij zijzelf niet betrokken was. Drijvers onderzoekt aan het Nijmeegse Donders Centre for Cognition hoe het menselijk brein omgaat met communicatie. Drijvers is niet negatief over het artikel: „Dit is echt wel een bijzonder onderzoek omdat ze de resultaten van brein en gedrag combineren en hiervoor de meest vernieuwende analysemethoden gebruiken. Maar taal wordt niet echt op een natuurlijke manier gepresenteerd: woord voor woord op een scherm.” Ze benadrukt dat in gewone omstandigheden opmerkingen als ‘niet zo goed’ altijd gepaard gaan met klemtonen en gezichtsuitdrukkingen. „Stel je bijvoorbeeld voor dat iemand zegt: ‘Die soep is niet echt lekker’, en dat met een intonatie zegt die doet verraden dat het echt niet te pruimen is, dan wordt het een veel ‘intensievere’ uitspraak dan wanneer hetzelfde zinnetje zonder context woord voor woord op een scherm wordt geprojecteerd.”

Drijver vermoedt daarom dat wanneer het onderzoek zou zijn gedaan met ‘multimodale signalen’ zoals gezichtsuitdrukking, intonatie en handbewegingen, de interpretatievolgorde in het brein er anders uit zou zien. „Wellicht wordt dan de representatie van een woord juist wél sneller veranderd door een ontkenning, doordat er meer informatie beschikbaar is.”