Wie Israël aanvalt, weet dat hij het risico op liquidatie loopt

In de schemeravond van 15 april 1988 lopen een man en vrouw langs de kust van de Tunesische hoofdstad Tunis. De man heeft een doosje pralines bij zich terwijl het koppel geniet van een romantische wandeling op het strand. Althans: daar moet het op lijken.

De man is in werkelijkheid Nahum Lev, majoor van de Sayeret Matkal, een speciale eenheid van het Israëlische leger; de ‘vrouw’ is een vermomde mannelijke commando. In het doosje chocolaatjes ligt een vuurwapen met demper. Het koppel nadert een man in een voor een villa geparkeerde auto, en vraagt hem de route naar een hotel. Terwijl de chauffeur de brochure bekijkt, schiet Lev hem door zijn hoofd.

De gedode man is de bodyguard van Khalil al-Wazir, beter bekend als Abu Jihad – de belangrijkste Palestijnse leider na Yasser Arafat. Na de moord op de bodyguard valt een groep commando’s de villa van Abu Jihad binnen. In de kelder schieten ze een tweede bodyguard dood, alsmede de tuinman, die daar lag te slapen. Abu Jihad wordt boven gevonden en direct doodgeschoten, waarbij de commando’s om beurten op zijn lichaam schieten nadat hij op de grond is gevallen. Hij wordt in totaal 52 keer geraakt.

Vijanden van Israël weten al decennia dat ze kans lopen om, bijvoorbeeld uit wraak voor een aanslag tegen het land, geliquideerd te worden. Afgelopen dinsdag was het weer raak: de hooggeplaatste Hamas-functionaris Saleh al-Arouri kwam, samen met vijf anderen, om bij een drone-aanval op zijn kantoor in de Libanese hoofdstad Beiroet. Israël heeft de aanval niet formeel opgeëist; wel feliciteerde de Israëlische oud-politicus Danny Danon de Israëlische veiligheidsdiensten met de succesvolle moordaanslag.

Woensdag zei de Israëlische Mossad-chef, David Barnea, dat hij vastbesloten is om „de rekening te vereffenen” met Hamas. „Laat elke Arabische moeder weten dat als haar zoon, direct of indirect, heeft deelgenomen aan het bloedbad van 7 oktober, hij zijn langste tijd gehad heeft.”

2.700 liquidaties

De woorden van Barnea zijn geen grootspraak. In zijn boek Rise and Kill First. The Secret History of Israel’s Targeted Assassinations, uit 2018, schrijft de Israëlische journalist Ronen Bergman dat Israël meer mensen geliquideerd heeft dan enig ander westers land sinds de Tweede Wereldoorlog. Bergman telde er minstens 2.700. Afgaande op zijn boek is het bijna verbazingwekkend dat sommige Palestijnse leiders, zoals Khaled Meshaal van Hamas, nog steeds overeind staan.

Israël deinst er bepaald niet voor terug om moordaanslagen te plegen in andere landen, variërend van Tunesië en Libanon tot Noorwegen en Italië. Ook wordt er geen enkele methode geschuwd: van vergiftigde tandpasta tot ontploffende telefoons en reservebanden in auto’s.

De aangekondigde wraakcampagne tegen de plegers van de Hamas-aanval op 7 oktober 2023 doet denken aan de operatie ‘Toorn van God’. Dit was een jarenlange Israëlische vergeldingscampagne tegen leden van Zwarte September, die in 1972 op de Olympische Spelen van München acht Israëlische sporters en drie begeleiders vermoordden.

Toenmalig premier Golda Meir richtte Comité X op, een kleine groep ambtenaren met de taak om een Israëlische tegenactie te bedenken. Om toekomstige gewelddadige incidenten tegen Israël te ontmoedigen, besloot het comité, moesten ze de mensen die het bloedbad in München hadden gesteund of uitgevoerd, vermoorden.

In zijn boek One Day in September. The Full Story of the 1972 Munich Olympics Massacre and Israeli Revenge Operation ‘Wrath of God’ schrijft journalist Simon Reeve dat Comité X bestond uit vijftien mensen, verdeeld over vijf groepen: ‘Aleph’, getrainde moordenaars; ‘Bet’, bewakers die de Alephs schaduwden; ‘Het’, agenten die de rest van het team dekten door bijvoorbeeld hotelkamers, appartementen en auto’s te huren; ‘Ayin’, agenten die doelwitten schaduwden en ontsnappingsroutes vormden; en ‘Qoph’, agenten gespecialiseerd in communicatie.

Doelwitten van Comité X werden op creatieve manieren geëxecuteerd, zoals het geval was bij Mahmoud Hamshari – de vermoedelijke leider van Zwarte September in Frankrijk. Een agent vermomd als journalist lokte Hamshari uit zijn appartement in Parijs, opdat andere agenten de marmeren voet van zijn bureautelefoon konden vervangen door een nepversie met een bom erin. Op 8 december 1971 belde de ‘journalist’ Hamshari. Zodra Hamshari zichzelf identificeerde, seinde de agent zijn collega’s in, die op afstand de bom tot ontploffing brachten. Hamshari werd volgens een betrokkene door het rondvliegende marmer welhaast „in tweeën gehakt”.


Lees ook
Afgebeten vingerkootjes, verkleed als vrouw: zo gaan geheime Israëlische moordcommando’s te werk

Commando’s van <strong>de Israëlische elite-eenheid Shayetet 13</strong> (flottielje 13), opgericht in 1949 en vanaf eind jaren ’70 betrokken bij vele geheime moorden.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/01/wie-israal-aanvalt-weet-dat-hij-het-risico-op-liquidatie-loopt.jpg”><br />
</a> </p>
<p>De volgende dode werd tijdens het spitsuur vakkundig onder een bus in Londen geduwd; in Cyprus ontplofte een bom in het bedlampje van het doelwit. Enkele uren voor iedere moordaanslag ontving de familie van elk doelwit een bosje bloemen met een condoleancekaart met de tekst: ‘Een herinnering dat we niet vergeten of vergeven.’ </p>
<h2 class=Onfortuinlijke dood

Soms ging het ook mis. Zo vermoordde de Israëlische geheime dienst Mossad in 1973 in de Noorse stad Lillehammer per abuis de Marokkaanse ober Ahmed Bouchikhi, die aangezien werd voor het veronderstelde brein achter ‘München’, Ali Hassan Salameh. Decennia later betaalde Israël de nabestaanden van Bouchikhi een schadevergoeding, waarbij het zijn ‘verdriet’ uitte over de ‘onfortuinlijke’ dood van de ober.

De Mossad heeft daarna nog verschillende keren geprobeerd om Salameh te liquideren. Bij de vijfde poging was het raak: in 1979 kwam hij om in Beiroet door een van afstand bestuurde autobom. Ook zijn vier bodyguards en vier voorbijgangers vonden hierbij de dood.

De bekende Palestijnse leider Yasser Arafat was volgens Bergman jarenlang een van de belangrijkste doelwitten voor Israël. Hij schrijft dat Ariel Sharon – premier van 2001 tot 2006 – zelfs overwogen zou hebben om een lijnvliegtuig met Arafat aan boord uit de lucht te laten schieten.

Uiteindelijk stierf Arafat in 2004, op 75-jarige leeftijd, in het Hôpital d’instruction des armées Percy in Clamart, een voorstad van Parijs, nadat hij plotseling erg ziek geworden was. Over de doodsoorzaak doen nog altijd verschillende theorieën de ronde, waarbij vergiftiging vaak genoemd wordt. Bergman zegt dat hij van de militaire censor van zijn land niet eens mag onthullen of hij weet of Arafat door Israël geliquideerd is, als hij het al zou weten.

Tweede garnituur

Volgens de Palestijns-Amerikaanse historicus Rashid Khalidi van de Columbia-universiteit in New York heeft de decennialange liquidatiecampagne tegen Palestijnse leiders erin geresulteerd dat de tweede of zelfs derde garnituur overbleef om de toch al gedecimeerde Palestijnse Autoriteit te besturen. Zo noemt hij als een belangrijke kwaliteit van de Palestijnse president Mahmoud Abbas dat hij in leven wist te blijven.

Uit Khalidi’s boek The Hundred Years’ War on Palestine. A History of Settler Colonial Conquest and Resistance: „Abbas was charismatisch noch eloquent; hij stond niet bekend om zijn persoonlijke moed en werd niet beschouwd als een man van het volk. Over het geheel genomen was hij een van de minst indrukwekkende van de vroege generatie prominente Fatah-leiders.”

Maar ja, alle andere kandidaten voor het Palestijnse leiderschap werden vermoord – niet alleen door Israël, maar ook door rivaliserende Arabische groepen en landen. De geliquideerde leiders, aldus Khalidi, behoorden tot de beste en meest effectieve; „door hun verlies bleven de Palestijnen achter met een minder dynamische en zwakkere organisatie”.

Ook de in 1988 in Tunis vermoorde Abu Jihad, medeoprichter van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), werd indertijd gezien als mogelijke opvolger van Arafat. Israël beschouwde hem als het brein achter de Kustwegaanslag, in maart 1978, waarbij een bus in Tel Aviv werd overvallen en 38 inzittenden, onder wie dertien kinderen, werden gedood en 71 mensen gewond raakten. Maar de directe aanleiding om hem te liquideren was zijn leiderschap tijdens de Eerste Intifada, een Palestijnse volksopstand.

Omstanders

De liquidatie van Arouri afgelopen dinsdag past in de huidige Israëlische strategie om álle Hamas-leiders uit te schakelen – waar ze zich ook bevinden. De meeste ‘gerichte’ aanslagen op Hamas-leiders vinden plaats in de Gazastrook, een Palestijns gebied dat – volgens het internationaal recht – door Israël bezet wordt gehouden. Bij deze liquidaties van Hamas-leiders in Gaza vinden in de regel veel meer omstanders de dood, onder meer doordat Israël minder precieze bommen gebruikt om hen te doden.

Volgens brigadegeneraal Han Bouwmeester, hoogleraar militair-operationele wetenschappen aan de Nederlandse Defensie Academie, moet Israël tijdens een lopende oorlog, zoals in Gaza, „sneller handelen” dan bij de aanslag in Beiroet. „Zo’n aanslag wordt toch zorgvuldig voorbereid, vermoedelijk op basis van inlichtingen van de Mossad. In Gaza vaart Israël meer op informatie van de Aman, de militaire inlichtingendienst.” Wat ook meespeelt, volgens Bouwmeester: in Libanon kan Israël zich minder gedode omstanders veroorloven, omdat het anders problemen met de Libanese overheid zou krijgen.

Het gericht liquideren van vijanden mag volgens critici dan niet legaal zijn volgens het internationaal recht, feit is dat landen als de VS en Rusland zich net zo goed van dit middel bedienen. In die zin volgen de liquidaties toch vooral een ander recht: dat van de sterkste.