Wie is schuldig aan de kabinetsval? De meeste vingers wijzen naar Rutte

Tweede Kamerdebat CDA, D66 en ChristenUnie geven demissionair premier Mark Rutte van coalitiepartner VVD de schuld van de kabinetsval. Maandag, wanneer de Tweede Kamer debatteert, moet blijken of ze hem ook per direct willen wegsturen.

Demissionair premier Rutte bezoekt koning Willem-Alexander om hem in Paleis Huis ten Bosch bij te praten over de val van het kabinet.
Demissionair premier Rutte bezoekt koning Willem-Alexander om hem in Paleis Huis ten Bosch bij te praten over de val van het kabinet. Foto Bart Maat

Nog voordat premier Mark Rutte (VVD) de val van zijn kabinet officieel wereldkundig had gemaakt, was het vingerwijzen al begonnen. CDA’ers Pieter Heerma, fractievoorzitter van de Tweede Kamerfractie, en Bart van den Brink, Kamerlid, hadden allebei en los van elkaar die avond, nog voor de persconferentie van Rutte, in televisieprogramma’s het optreden van de premier in de kabinetsonderhandelingen over asiel en migratie „roekeloos” genoemd.

Al snel wees ook D66-fractievoorzitter Jan Paternotte naar de VVD-leider. Het was Rutte geweest die woensdagavond had gezegd dat VVD, D66, CDA en ChristenUnie er voor vrijdag uit moesten zijn met hun plannen om het aantal asielzoekers naar beneden te krijgen. En het was ook Rutte die had gedreigd dat er anders in de ministerraad gestemd zou worden over de plannen waar ze onderling niet uit waren gekomen.

Nog geen 48 uur na dat dreigement was het kabinet-Rutte IV gevallen.

Gezinshereniging

In de dagen daarna bleek de Haagse blame game heel wat rondes te kennen. De VVD gaf de ChristenUnie de schuld – want die wilde geen tijdelijke stop op gezinshereniging als het aantal asielzoekers dat naar Nederland vluchtte ‘te hoog’ was. De ChristenUnie vond dat de VVD juist de schuld had – want die wíst dat maatregelen die raken aan de beperking van gezinshereniging niet te dragen zijn voor de kleinste coalitiepartij.

Het CDA probeerde zich op te werpen als vredesstichter-tot-het-eind. In de talkshow Op1 sprak demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA) zowel de ChristenUnie als de VVD aan. Hij toonde geen begrip voor de opstelling van de ChristenUnie, maar vond ook dat de VVD had „moeten wegen wat we in zijn totaliteit hadden”. Het kabinet had volgens hem kunnen beginnen met waar wél overeenstemming over was geweest en de maatregel over gezinshereniging kunnen uitstellen „tot na volgende verkiezingen”.

Het lukte De Jonge echter niet om tot het eind rolvast te blijven: uiteindelijk wees ook hij naar Rutte, wiens optreden hij „onverantwoord” noemde. De VVD, zei De Jonge „escaleerde op één avond van de kelder naar de zolder, op zo’n manier dat ik dacht: jemig, als je het zo doet, vind je het dan gek dat je er niet uit komt.”

Lees ook deze ZAP: Een langgerekte whodunit over wie nou het kabinet ten val bracht

Voor altijd de schuld

Dat het belangrijk is om meteen duidelijk te maken wie schuldig zou zijn aan een kabinetsval, weten VVD en CDA al heel lang, heel goed. Het kabinet-Rutte I, dat in 2010 werd gevormd door de twee partijen met gedoogsteun van de PVV, was in 2012 gevallen nadat PVV-leider Geert Wilders was weggelopen uit gesprekken over bezuinigingen.

Het wordt hem tot de dag van vandaag nagedragen door opeenvolgende CDA-leiders en Mark Rutte, in debatten in de Tweede Kamer en ook in campagnes voor verkiezingen. „U liep weg op het hoogtepunt van een economische crisis”, zei Rutte nog vlak voor de laatste Tweede Kamerverkiezingen in 2021 tegen Geert Wilders. „Dat is op een vitaal moment voor Nederland ons in een campagne voor verkiezingen storten in plaats van verantwoordelijkheid nemen.” Hij vond dat onverantwoordelijk, „zeker als je zo’n grote partij hebt”.

Het is de VVD vooralsnog niet gelukt om de schuld dit keer weer bij iemand anders te leggen. De afdronk van het eerste weekend na de val van Rutte IV: de meeste vingers wijzen in de richting van Mark Rutte. Die zal zich maandag in de Tweede Kamer moeten verantwoorden over het voortijdige einde van zijn kabinet.

PVV-leider Geert Wilders heeft al aangekondigd een motie van wantrouwen tegen de demissionair premier in te zullen dienen. De laatste keer dat dat gebeurde, was op 1 april 2021, twee weken na de Tweede Kamerverkiezingen. Toen debatteerde de Kamer over een uitgelekte notitie van de formatieverkenners waar „Positie Omtzigt, functie elders” op had gestaan, wat bewees dat er was gesproken over het kritische Kamerlid Pieter Omtzigt (toen nog van het CDA).

De enige partijen die de motie van wantrouwen toen niet ondertekenden waren VVD, D66, CDA en ChristenUnie – die op dat moment het demissionaire kabinet-Rutte III vormden en nu samen het demissionaire kabinet Rutte IV zijn. D66, CDA en ChristenUnie hebben daarna nog lang moeten horen van andere partijen dat zij op zo’n beslissend moment Rutte niet weg hadden durven sturen.

Herkansing

Het debat van maandag biedt hun wat dat betreft een herkansing. Als de drie partijen, of zelfs één van hen, dit keer voor stemmen, dan is er een meerderheid als de oppositie ook voor stemt. Het zou betekenen dat Mark Rutte per direct moet stoppen als demissionair premier.

Of de coalitiepartijen dit keer anders zullen handelen dan op 1 april 2021, is onzeker. Er zijn er die het zien gebeuren dat als zij een motie van wantrouwen steunen, de VVD uit het kabinet stapt en Rutte als fractievoorzitter in de oppositiebankjes in de Tweede Kamer gaat zitten. Moeten zij dan tot de Tweede Kamerverkiezingen door met demissionair premier Kaag (D66)? Het wordt niet door iedereen als een beter alternatief gezien.

Lees ook dit artikel: Wat betekent de val van Rutte IV voor het beleid?