Wie in Rusland zwijgt, wordt medeschuldig

Hubert Smeets

Dit voorjaar was de Russische celebrity Ksenia Sobtsjak in Amsterdam. Niet om zich publiekelijk uit te spreken tegen de oorlog van Poetin, ooit een protegé van haar vader, die begin jaren negentig burgemeester van Sint Petersburg was. Nee, ze was in Nederland om Vermeer te bekijken. Nederland binnenkomen was geen proleem. Sobtsjak (41) – een multitasker die nu eens journalist, politicus of actrice is en dan weer vastgoedeigenaar, horecaffer en vishandelaar – kan vrijelijk reizen. Dankzij haar moeder heeft ze ook een Israëlisch paspoort.

Afgelopen vijftien maanden heeft Sobtsjak de oorlog tegen Oekraïne slechts lichtjes en vooral kortstondig gekritiseerd. Ze hecht aan haar plaats in de Moskouse elite. Zwijgen is daar goud. Sobtsjaks elite representeert het volk. Driekwart der burgers steunt de invasie, maar maakt zich er intussen niet al te druk over. Volgens het onderzoeksbureau Levada bekommeren bijna twee keer zoveel Russen zich meer om inflatie (58 procent) dan om oorlog (33 procent). Zelfkritiek is uit den boze. Het is de ander, het Westen, die verantwoordelijk is voor deze toestand. Rusland is onschuldig, zo peilden Levada-onderzoekers Aleksej Levinson en Svetlana Koroljova de stemming.

Deze volgzame houding biedt doorsnee Russen nu en straks een klassiek alibi: we hebben het niet geweten, we volgden slechts bevelen van onze leiders. Zo ging het ook in Duitsland na Hitler en in Rusland na Stalin.

Duiken is ieders recht. Dapperheid is geen plicht. Maar dat verhindert niet dat ook in Rusland ooit de vraag zal rijzen of er, naast de individuele verantwoordelijkheid der gezagsdragers, ook zoiets bestaat als een collectieve verantwoordelijkheid van de maatschappij.

Collectieve verantwoordelijkheid heeft een naargeestige geschiedenis. Hitler beschuldigde dé Joden, Stalin dé Oekraïense vrije boeren, waarna beiden overgingen tot vernietiging van die vermeende volksvijanden. De in Cardiff werkzame tophistoricus Sergei Radchenko waarschuwde daarom voor deze term. „Ben ik en jij – niet het vage ‘collectief’ je, maar jij persoonlijk – tegen deze misdaad? Wat doen wij om die te stoppen? En zoeken we geen ‘anderen’ die we de schuld kunnen geven”, schreef hij in augustus vorig jaar in The Moscow Times.

Negen maanden later, in deze meidagen die ook in Rusland in het teken staan van de Tweede Wereldoorlog, is de toestand toch complexer gebleken dan Radchenko dacht. In de Russische samenleving zijn slechts minieme sporen van zijn heldere ‘ik en jij’ verantwoordelijkheid te ontwaren. Repressie werkt kennelijk. Zij die zich tegen oorlog en regime uitspreken – Aleksej Navalny, Vladimir Kara Moerza of Ilja Jasjin – zijn ongekend dapper, maar ze vertegenwoordigen niet meer dan een minuscule minderheid. De grote meerderheid kijkt al vijftien maanden weg.

Pas afgelopen zondag heeft een fractie binnen de oppositie, die, zoals vaker in de Russische geschiedenis, liever elkaar bevecht dan het Kremlin, voor het eerst getracht een wat obligate consensus te formuleren. En dan nog roept deze eerbare poging van ex-oligarch Michail Chodorkovski geen hooggespannen verwachtingen op. Zeker niet in Oekraïne, waar ze hun buik vol hebben van Russen die zich wentelen in zelfbeklag.

Het is niet aan Nederlanders, die decennialang de fiets van hun oma bleven opeisen en pas in 2021 een Duitse kanselier een 5 mei-toespraak lieten houden, om de Oekraïners daarop aan te spreken. Als Poetins culturicide op Oekraïne dit jaar inderdaad mislukt, zoals president Zelensky’s rechterhand in NRC voorspelde, dan zullen de Russen rekenschap moeten afleggen, niet alleen de individuele oorlogsmisdadigers maar ook de zwijgende meerderheid. Zelfs in den vreemde blijven de Sobtsjaks immers stil.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.