Hoe groen zijn banken en verzekeraars nou echt? Volgens de banken gaat het best wel goed met hun duurzaamheidsinspanningen, maar veel actiegroepen denken daar anders over. Milieudefensie heeft begin dit jaar zelfs aangekondigd ING voor de rechter te gaan slepen.
Hoe makkelijk zou het zijn voor investeerders, consumenten en toezichthouders als een standaard getal of percentage ze zou laten zien hoe duurzaam een bank of verzekeraar is. Zoals nu de financiële stevigheid van die instellingen in elk jaarverslag kan worden afgelezen aan hun kapitaal-, solvabiliteit- en liquiditeitsratio’s.
Een paar jaar geleden is hier in de Europese Unie een oplossing voor bedacht: de Green Asset Ratio (GAR) voor banken en de Green Investment Ratio (GIR) voor verzekeraars. De grootste Europese financiële instellingen moeten deze ‘röntgenfoto’ van hun groenheid sinds boekjaar 2021 deels en sinds 2023 geheel in hun jaarverslag weergeven. Het idee: de stakeholders van deze instellingen, zoals klanten, aandeelhouders en toezichthouders, kunnen met die groene ratio’s in de hand een betere keuze maken of ze klant willen worden of aandelen willen kopen, of het gesprek aangaan over verdere verduurzaming. Het gaat dan naast verbeteringen rond klimaat/milieu ook om bijvoorbeeld sociaal beleid en verantwoord bestuur, oftewel alle onderdelen van ‘ESG’ (Environmental, Social and Governance).
De GIR en de GAR zijn onderdeel van een bredere ESG-agenda van de Europese Unie om vooral de wat grotere bedrijven in de EU te laten rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. Deze agenda, vaak ‘EU-taxonomie’ genoemd, heeft als doel de Europese economie uiteindelijk te verduurzamen.
Lees ook
Veel bedrijven zien nu pas echt hoe vervuilend ze zijn
Het probleem is alleen: de tot nu toe gepubliceerde GIR’s en GAR’s zeggen nog heel erg weinig. Er komen helemaal geen heldere cijfers uit die stakeholders kunnen helpen, blijkt uit maandag gepubliceerd onderzoek van advies- en accountantskantoor PwC naar de jaarverslagen van zeven Europese verzekeraars (Achmea, Aegon, ASR, NN Group, Munich Re, Axa en Allianz) en elf Europese banken (ING, Rabobank, ABN Amro, de Volksbank, Triodos Bank, NN Bank, Van Lanschot Kempen, BNP Paribas, Deutsche Bank, Société Générale en Crédit Agricole) over 2023. „Dit is nog niet het groene kompas dat financiële instellingen en stakeholders zoeken”, aldus duurzaamheidsexpert Ruben Bongers van PwC.
Portefeuille
Dat de ratio’s nu in ieder geval nog zo weinig zeggen, ligt voor een groot deel aan hoe ze tot stand komen. Dat gaat in twee stappen. De eerste stap moeten de financiële instellingen al uitvoeren sinds 2021: in beeld brengen wat van hun portefeuille aan leningen en investeringen verder verduurzaamd zouden kunnen [‘kan groener’] worden en welk deel nooit als duurzaam gekwalificeerd kan worden [‘altijd grijs’]. Denk voor die laatste groep aan bijvoorbeeld investeringen in een oliebedrijf.
Wat in de ene en in de andere categorie valt, wordt bepaald op basis van groenetaxonomieregels die door de Europese Commissie worden opgesteld. Die regels zijn onderdeel van de grote verduurzamingsagenda voor het bedrijfsleven vanuit Brussel. Wat waar onder valt is echter niet altijd even duidelijk, concluderen de PwC-onderzoekers, waardoor er grote interpretatieverschillen bestaan tussen de verschillende financiële instellingen. Dat is wel iets verbeterd ten opzichte van een eerder onderzoek van PwC over de jaarverslagen van 2021, maar nog niet weggenomen.
Lees ook
deze rubriek over duurzaamheidsrapportages door bedrijven: ‘Veel bedrijven zien nu pas echt hoe vervuilend ze zijn’
Maar nog belangrijker: wat volgens de EU-regels nu onder ‘kan groener’ mag vallen, lijkt nog verre van compleet. Wat nu meegerekend mag worden zijn vooral hypotheken en vastgoed en maar weinig bedrijfsleningen. Mkb-bedrijven vallen er bijvoorbeeld nu nog buiten ‘kan groener’, waardoor leningen aan deze bedrijven – die wellicht enorm bezig zijn met verduurzaming – nu in dezelfde groep worden geschaard als oliebedrijven. Waardoor bijvoorbeeld de omzet van een duurzame bank als Triodos – vooral financier van kleinere bedrijven – onder de huidige regels voor een groter deel ‘altijd grijs’ is dan de omzet van ING (dat veel meer grote bedrijven in de portefeuille heeft): 60 procent om 56 procent. Verder vallen momenteel bedrijven die actief zijn in de gezondheidszorg en het onderwijs ook nog onder ‘altijd grijs’, terwijl bedrijven die actief zijn in die sectoren heel belangrijk zijn voor verbetering van maatschappelijke ongelijkheid.
De tweede stap die financiële instellingen sinds boekjaar 2023 in hun jaarverslag moeten zetten, is het bepalen welk deel van hun portefeuille al echt duurzaam is (‘nu al groen’): de eerdergenoemde GAR en GIR. Dat levert in het onderzoek van PwC percentages op van 0,8 procent van de omzet voor de Franse bank BNP Paribas tot 19,7 procent voor Triodos, en 0,1 procent voor Aegon tot 11 procent voor NN group.
Volgens de PwC-onderzoekers zeggen deze GIR en GAR momenteel nog erg weinig. Dat komt door het gebrek aan gegevens, bijvoorbeeld omdat er geen energielabel is voor een al wel volledig verduurzaamd huis waar een bank in het verleden een hypotheek voor heeft verstrekt. Vaak zijn die labels er alleen als een huis recent is verkocht. Alleen met een label A mogen banken die hypotheek dan onder ‘nu al groen’ scharen.
Ook ontbreken er veel gegevens over hoe groen bedrijven zijn waar geld aan is uitgeleend, of in is geïnvesteerd. De GIR en GAR zeggen verder ook nog niet echt wat over de groenheid van een financiële instelling doordat de graadmeters liever aan de veilige kant gaan zitten. Ze willen namelijk niet van greenwashing kunnen worden beticht, omdat ze iets als ‘nu al groen’ hebben gelabeld dat er nog niet helemaal in thuishoort, in ieder geval volgens de publieke opinie.
Achter in het jaarverslag
Een deel van de problemen met de GIR en de GAR zal in de komende jaren opgelost worden. Zo zullen onder de EU-taxonomie steeds meer bedrijven onder de Europese regels onder ‘kan groener’ mogen vallen, zoals mkb-bedrijven. De ratio tussen kan groener/altijd grijs wordt daardoor vanzelf een betere weergave van de realiteit, aldus de PwC-onderzoekers. Omdat deze bedrijven onder de Europese taxonomieregels gaan vallen, moeten ze bovendien gegevens gaan aanleveren waardoor hun financiers de leningen aan die bedrijven beter kunnen labelen als al groen/kan groener/altijd grijs.
De PwC-onderzoekers vrezen echter dat omdat de GAR en GIR nu nog zo weinig zeggen, financiële instellingen en stakeholders ontmoedigd raken om deze ratio’s ook echt te gebruiken, ook al worden ze in de toekomst beter. „Ze dreigen nu te verworden tot een verplichte oefening waarvan de resultaten in onbegrijpelijke tabellen achter in een jaarverslag eindigen, die waarschijnlijk niemand ooit meer gaat lezen”, aldus Job van Hemert, ook duurzaamheidsexpert bij PwC. „En dat is echt zonde, omdat je wilt dat deze ratio’s een strategische indicator worden, die daadwerkelijk iets zegt over een duurzaamheidsprofiel van een bank of verzekeraar. En die ook gebruikt wordt om de strategie van die instelling te bepalen en om de beloning van bestuurders van het bedrijf te bepalen.” Uit recent onderzoek van collega’s van KPMG bleek dat duurzaamheid nog maar een kleine rol speelt in bonussen voor bestuurders, mede door het ontbreken van goede duurzaamheidsindicatoren.
PwC roept de financiële instellingen op om meer samen te werken en ervaringen uit te wisselen, zodat in ieder geval de effecten van interpretatieverschillen verdwijnen in de ratio’s. Het advies- en accountantsbureau roept de Europese Unie bovendien op om te kijken of de regels simpeler kunnen, zodat interpretatieverschillen afnemen. Maar voor de rest moeten stakeholders vooral geduld hebben. Bongers: „Het heeft ook jaren geduurd voor de standaarden voor financiële boekhoudregels door iedereen consistent werden toegepast. En ook daar zijn echt nog wel discussies over. En dan is duurzaamheid ook nog eens een heel complex onderwerp. Dus heb geduld.”