Chantal Heijnen woont en werkt als documentair fotograaf in New York. Voor ze fotograaf werd, begeleidde ze vluchtelingen in Nederland. In de serie ‘The sea is my home’ fotografeert ze Aseed, die woont op een strand op het New Yorkse Coney Island. Zijn verleden als marinier van de Amerikaanse speciale eenheid ‘Navy SEAL’ voorzag hem van de overlevingstechnieken die hij gebruikt om het hele jaar buiten te kunnen overleven.
Foto Chantal Heijnen
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Documentaire modefotografie, een inkijkje in de huiskamer van Amsterdammers en portretten van Oekraïense vluchtelingen in Nederland: in de selectie van genomineerden voor de SO Award 2023 – ‘Selection of Dutch photography’ – van beroepsvereniging voor fotografen DuPho komen alle smaken fotografie voorbij. Sinds 2013 selecteert de jury jaarlijks het werk van twintig fotografen die samen een beeld van de tijdsgeest schetsen. Dit jaar springt vooral de alledaagse realiteit eruit. Het werk van alle genomineerden is tot half mei te zien in Capital C en op Abri’s door heel Amsterdam. Op donderdag 20 april worden de winnaars bekend gemaakt.
Tony Docekal onderzoekt met zijn fotografie het nomadische bestaan van mensen, en de uitdagingen en kansen die horen bij een leven buiten de gebaande paden. Dit portret van Lyric (9) is onderdeel van de fotoserie ‘Longer ways to go’, gemaakt op een trailerpark in Arizona, VS. Foto Tony Docekal
De Amsterdammer Nick van Tiem fotografeert voor grote modemerken als Gucci, Versace of Burberry. Deze foto is onderdeel van een serie voor Dior, waarin hij de verschillende levensfasen vastlegt. Van een baby in Dior-ondergoed tot hippe ouderen: mode kan ook documentair zijn, laat hij zien. Foto Nick van Tiem
De Amsterdamse Jurre Rompa reisde vorig jaar door Schotland en de Verenigde Staten en legde daar de lokale gemeenschappen vast. Het resultaat is een warme, romantische selectie foto’s met afwisselend portretten en landschappen. Foto Jurre Rompa
Stacii Samidin (1987) werkt voortdurend aan zijn levenswerk ‘Societies’, waarin de levens van minderheden, onderdrukten en mensen met een onorthodoxe levensstijl vastgelegd worden. In zijn documentaire fotografie komt hij dichtbij mensen van over de hele wereld. Foto Stacii Samidin
Jaap van den Beukel verhuisde naar de volkswijk Tuindorp Nieuwendam in Amsterdam-Noord en zag hoe het daar schuurt tussen de oude en nieuwe generatie noorderlingen. In ‘Mijn Noord’ wil hij het verhaal van zijn wijk vertellen, als yup met een onbevangen en onderzoekende blik. Foto Jaap van den Beukel
De dubbele nationaliteit van fotograaf Farren van Wyk (1993) – Zuid-Afrikaans en Nederland – speelt een grote rol in haar werk. Ze onderzoekt de complexe relatie tussen de twee thuislanden, waarbij kolonialisme, slavenhandel en apartheid belangrijke thema’s zijn. Voor het persoonlijke project ‘Mixedness is my Mythology’ fotografeerde ze haar drie broertjes – en zij haar – in de veilige haven van hun thuis. Foto Farren van Wyk
Sarah Mei Herman onderzoekt in haar fotografie de relaties en intimiteit tussen mensen. Voor de serie ‘Solace’ fotografeerde ze onder andere de Chinese LGBTQ-gemeenschap. Ze interviewde hen ook over hun liefde, leven en angsten. Het boek over de fotoserie werd vorig jaar door The New Press in New York gepubliceerd. Foto Sarah Mei Herman
De Moluks-Nederlandse Elizar Veerman fotografeert mannen en jongens in Molukse wijken, in de voormalige Nederlandse Antillen, de cités van Marseille en op andere plekken in West-Europese steden. Hij herkent zichzelf in hun verhalen en kwetsbaarheden. ‘You huddle to keep warm’ is zijn eerbetoon aan iedereen die zich voor hem en zijn camera openstelden. Foto Elizar Veerman
Fotograaf Iris Haverkamp Begemann zocht voor het fotoproject ‘I went on a holiday to the country you fled from’ de samenwerking op met schrijver en activiste Alejandra Ortiz, die als transvrouw Mexico ontvluchtte. In het documentaire project worden de contrasten tussen hun identiteiten onderzocht. Foto Iris Haverkamp Begemann
Chantal Heijnen woont en werkt als documentair fotograaf in New York. Voor ze fotograaf werd, begeleidde ze vluchtelingen in Nederland. In de serie ‘The sea is my home’ fotografeert ze Aseed, die woont op een strand op het New Yorkse Coney Island. Zijn verleden als marinier van de Amerikaanse speciale eenheid ‘Navy SEAL’ voorzag hem van de overlevingstechnieken die hij gebruikt om het hele jaar buiten te kunnen overleven. Foto Chantal Heijnen
Eelco Wortman fotografeert mensen in hun natuurlijke habitat. ‘Life on Hold’ geeft de Oekraïense vluchteling in Nederland een gezicht en laat zien hoe het ze nu vergaat. De verschillen tussen de 70.000 vluchtelingen zijn groot, zag Wortman, maar één ding hadden ze gemeen: ze willen gewoon naar huis. Foto Eelco Wortman
Documentair fotograaf Mariette Lock (1977) woont en werkt in Gouda. Voor de fotoserie en het boek ‘Herenstraat’ richtte ze haar lens op de mensen in en nabij de gelijknamige straat in Gouda. De straat kwam vaak negatief in het nieuws. Dat was voor Lock juist een reden om er naartoe te gaan. Foto Mariette Lock
Op 13 januari brak er een grote ijsschots (A84) af van de George VI ijsplaat, die aan de zijkant ligt van het schiereiland dat richting het noorden naar het puntje van Zuid-Amerika reikt. De onderzoekers van de Falkor, die toevallig in de buurt waren voor ander onderzoek, volgden hun nieuwsgierigheid. Op 25 januari bereikten ze de plek waar kort daarvoor nog een honderdvijftig meter dik pak ijs had gelegen.
Met een robotonderzeeër, de SuBastian, zochten ze acht dagen lang de ongerepte zeebodem af naar bijzonderheden.
Op jonge leeftijd verhuisde Xiaoxiao Xu (40) binnen China naar een andere stad met een nieuw dialect. Zeven jaar later reisde ze haar moeder achterna naar Nederland, waar ze weer een nieuwe taal moest leren. Xu worstelde er lange tijd mee hoe ze zichzelf moest uiten maar vond een manier in de fotografie. In 2009 studeerde ze af aan de Fotoacademie in Amsterdam, sindsdien werkt ze aan eigen projecten.
Door de verhuizing in China had Xu zich geïsoleerd gevoeld en een toevlucht gezocht in de wereld van Japanse manga. Toen ze in Nederland in 2022 voor de eerste keer een cosplay-conventie bezocht, zag ze, naast figuren uit bijvoorbeeld Star Wars en Breaking Bad, personages uit Japanse anime en manga. „Ik had gelijk een band met de bezoekers. Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel”, vertelt ze. Voor haar nieuwe fotoboek This looks better irl: Exploring cosplay cons bezocht Xu in tweeënhalf jaar tijd meer dan dertig cosplay-bijeenkomsten in Nederland, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ze werd er betoverd, zoals ze het zelf formuleert, door het gemeenschapsgevoel en de creatieve aandacht voor kleding, make-up en accessoires waarmee personages uit films, strips en games tot in detail worden uitgebeeld.
Op sociale media delen cosplayers geregeld het maakproces van hun outfit, waar ze soms maandenlang aan werken. Xu besloot naast eigen foto’s ook hun Instagram-screenshots in haar boek op te nemen.
Online laten deze cosplayers niet alleen hun creaties zien, maar ook hun onzekerheden en kwetsbaarheden, zegt ze. In het voorwoord schrijft ze: „Een groot deel van de cosplaygemeenschap is neurodivergent. […] Op sociale media delen ze hun gevoelens.” Zo vertelt een cosplayer op Instagram dat de therapie voor een angststoornis haar zwaar valt. Een ander geeft aan liever niet spontaan aangesproken te willen worden op een conventie, omdat dat te veel onverwachte prikkels geeft.
Xu: „Ik denk dat veel mensen moeite hebben om hun gevoel te uiten in taal. Met mijn fotoserie wil ik de eigenheid van cosplayers laten zien. Vaak worden ze weggezet als kinderlijk. Ze omarmen juist de vrijheid om zichzelf te zijn.”
Niet voor iedereen is cosplay overigens een toevluchtsoord, zegt ze. „Een groot deel vindt het gewoon leuk om te knutselen en creatief bezig te zijn. Om iets moois aan te trekken en naar een conventie te gaan.”
Vroeger was Willy Kling (73) timmerman en trainde hij de plaatselijke voetbaljeugd. Nu is hij met pensioen en traint hij waterslagers. Dat is een kanarieras dat speciaal voor de zang wordt gefokt, waar dan weer wedstrijden voor worden georganiseerd. Vanzelf gaat dat zingen niet: alleen de mannetjes doen het, en ook die brengen hun krachtige, gevarieerde, als klokkend en borrelend water klinkende lied alleen na een zorgvuldig uitgedacht trainingsregime.
Er is een jaarlijkse cyclus, die rond deze tijd van het jaar begint. De zang van de waterslager is deels erfelijk bepaald, dus de in het Gelderse Wijchen wonende Willy Kling en zijn vrouw (die „voor 200 procent” achter zijn hobby staat) koppelen een melodieus mannetje aan een vrouwtje, een ‘pop’, en dan hopen ze „dat daar weer toppers uitkomen”. Als ze vijf dagen oud zijn krijgen de jonge vogeltjes een voetring met daarop het kweeknummer dat Kling van de bond toebedeeld kreeg en een uniek nummer per dier.
In november, als ze een klein half jaar oud zijn, begint de zangles. In de volière laten de mannetjes zich dan al horen, maar nu gaan Kling en zijn vrouw ze ‘opkooien’, zoals dat heet: vier boven elkaar, elk in een eigen kooitje. Waterslagers beginnen te zingen als het licht wordt, dus hij zet ze in een volledig verduisterde ruimte waar hij met een lamp meerdere keren per dag een zonsopkomst veinst. En dan luisteren. Twaalf verschillende geluiden (‘toeren’) onderscheiden de experts: de klokkende, bollende en rollende waterslag moeten ze in het repertoire hebben, net als bijvoorbeeld het knorren, woeten, bellen en tjokken. Belangrijk is dat de onderste van de vier een brutaal knaapje is, niet bang het voortouw te nemen: waterslagers beginnen doorgaans te zingen zodra ze onder hen een soortgenoot horen.
Kling zit erbij en noteert. „Het mooiste”, zegt hij, „is als ze alle vier hetzelfde lied inzetten, dat het een zuiver in het gehoor liggend geheel is. Als er een met de knor begint en een ander met de klok, dan klinkt het niet.”
Hoe krijg je dat voor elkaar? Lachend: „Ja, dat is het uitzoeken van de liefhebber.” Het samenstellen van goed op elkaar ingespeelde kanarieteams helpt natuurlijk. En voedsel is belangrijk. Kling experimenteert met soorten voer, weegt het op de gram nauwkeurig. Anijszaad, bijvoorbeeld, is wat nootachtig, dat is heel goed voor de keeltjes. „Maar welk voer precies, en in welke hoeveelheden: dat is geheim. Daar ben ik járen mee bezig geweest.” Wat ook helpt is een strak ritme: niet de ene dag voeren om vijf uur en de volgende pas om zes uur. „Een mens moet regelmaat hebben, maar een vogel ook.”
Zo werkt hij toe naar de wedstrijden. Het Nederlands kampioenschap was de afgelopen jaren in Urk. Kling neemt altijd een wedstrijdselectie van 24 waterslagers mee; zes teams van vier, in houten koffers. De bedoeling is dat je ze daar aflevert, je mag er niet bij zijn als de keurmeesters naar het gezang van de deelnemende vogels luisteren en scores toekennen. Wel geeft Kling zijn eigen voer mee, en zelfs zijn eigen water. „Dat is gewoon kraanwater, maar wel van hier. In Wijchen is het water anders dan in Katwijk of Urk. Elke plaats heeft z’n eigen hardheid.” De kleinste verandering van spijs, zo gelooft hij, zou de zang van z’n vogels kunnen aantasten. Zo werd hij al meerdere keren Nederlands kampioen – en zelfs een keer wereldkampioen.
Foto’s Eveline van Elk
Op het laatste NK, afgelopen januari, heeft hij „wel goed gedraaid, laat ik het zo zeggen”. Er zijn meerdere categorieën: een voor het kwartet vogels boven elkaar, een voor duo’s, een voor enkelingen. Hij kwam thuis met respectievelijk de tweede, derde en tweede plaats. Tevreden? „Jah, ik ben ergens wel blij, maar toch, toch.” Bij meerdere andere zangwedstrijden ging hij dit jaar naar huis met de prijs voor ‘meesterzanger’: die is voor de vogel die van alle 250 tot 300 die meededen het mooist zong. Van prijzengeld is overigens geen sprake; Kling en andere deelnemers doen het voor de eer.
Foto Eveline van Elk
De vogels gaan na de wedstrijd weer naar de volière; sowieso zitten ze nooit langer dan twee, drie dagen achtereen in het kleinere kooitje, zegt hij. Na zo’n cyclus gaan ze naar een opkoper, die ze naar onder meer het Midden-Oosten en Vietnam vervoert. „Schijnbaar willen die mensen daar ze in huis hebben.”
Er zijn steeds minder mensen die dit doen, zangkanaries kweken en leren zingen. Met duizenden waren ze in de jaren vijftig, nu is Willy Kling een van de weinigen die er nog elke dag mee bezig is.
Ja, elke dag, benadrukt hij, maar niet de héle dag. „Je kunt wel eindeloos bij die kooien gaan liggen hangen, maar dat vinden die vogels ook niet leuk.”