Wereldpremière op uitgebouwde piano: componist Jan-Peter de Graaff tovert kleurrijke klankwerelden uit de luthéal

Eerst lijkt er nog niets aan de hand, zaterdagmiddag in het Concertgebouw bij het Radio Filharmonisch Orkest. Harp, cymbaal, cello en contrabas ruisen gesmoord, tot pianist Hannes Minnaar met drie fonkelende riedels de nevel doorbreekt. Het zijn de openingsmaten van Jan-Peter de Graaffs nieuwe soloconcert – zijn zevende alweer –, dat dit weekend in première ging in de NTR ZaterdagMatinee. Geen duizelingwekkende pianistiek te bekennen in dit eerste deel, getiteld Nocturne. De Graaff zoekt de intimiteit op in vrij zwevende samenklanken à la Messiaen en speelt met het contrast tussen heel laag (orkest) en heel hoog (piano). Een celesta geeft de pianotonen een twinkelend randje, een subtiele hint voor wat komen gaat?

Want De Graaff componeerde niet zomaar een pianoconcert, maar de allereerste voor luthéal. Dit mechaniek, dik een eeuw geleden bedacht en daarna zowat vergeten, monteer je in een vleugel om de klank te vervormen. Onder de klep komt een hele constellatie van metalen pinnetjes, viltjes en draaimechanismes, waarbij het nog een hele toer is om ze secuur af te stellen. Maar dan heb je ook wat: een piano die met een trek aan een knop omschakelt naar drie extra klankregisters. Die hebben wel wat weg van klavecimbel, luit en de Hongaarse cimbalom.


Lees ook
‘Ik was een Pietje Bell. Kon niet tegen onrecht en had maling aan autoriteiten’

‘Ik was een Pietje Bell. Kon niet tegen onrecht en had maling aan autoriteiten’

Geweldige speeltuin

Voor componisten levert dat een geweldige speeltuin op en De Graaff, die bekend staat om zijn klankkleurenmagie, maakt lustig gebruik van de nieuwe effecten in zijn palet.

Daar stuift deel twee al uit de startblokken. ‘Toccata’ heet het, naar het vingervlugge genre uit de barok. Minnaar waant zich plots een klavecinist op steroïden en gaat voorop in een barokkige dollemansrit, afgewisseld met een minimalistisch spinsel van verschuivende harmonische patronen. In het langzame, omineuze derde deel is er een speciale rol voor een slagwerker, die bij hoge uitzondering niet de handen, maar de stem gebruikt: door een megafoon werpt hij blikkerige getallen de zaal in.

Die lijken willekeurig gekozen, maar degenen met een wiskundeknobbel herkennen er meteen het getal pi in. In het slotdeel vervormt de piano in een wervelende dans tot cimbalom. En dan ontpopt het orkest zich met uitbundig koper, weelderige strijkers, en rijkelijk overladen met triangel toch nog tot het oerwezen van het romantische pianoconcert: een van Old Hollywood doordrenkte grande finale met een Wes Anderson-achtig er-is-hier-iets-niet-pluis-sfeertje.

De Graaff speelt in dit concert volop met ritme, haalt het onderste uit de kan van de luthéal en weet er volstrekt verrassende klankwerelden mee op te tuigen. Je weet haast niet waar je luisteren moet. Pianist Hannes Minnaar toonde zich een ware kameleon die er zich helemaal thuis voelde. Het Radio Filharmonisch Orkest met chef Karina Canellakis op de bok klonk als een klok, al konden de vele staccato-momenten een stuk eensgezinder.


Lees ook
Israëls werkelijke Beloofde Land? De orgie aan de voet van berg Sinaï

Componist Jan-Peter de Graaff.

Met een donderklap werden we de pauze in gebonjourd. Dit was zo’n concert waar je vandaan gaat met drie keer zoveel energie als waarmee je ernaartoe kwam. Wat een briljante zet van de ZaterdagMatinee.

De combinatie met Sjostakovitsj bijtende Achtste Symfonie na de pauze was passend. Jammer genoeg wist Canellakis daar de spanningsboog niet strak te houden. Lof voor de vele orkestsolisten die deze symfonie met ziel vervulden.