Wereldbank: 7 miljard dollar extra voor arme landen

Vrijdagochtend werd in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul een beslissing genomen die miljoenen levens zal raken. De Wereldbank, het internationaal financieringsinstituut dat leningen uitgeeft aan landen met lage- en middeninkomens, en haar donorlanden stelden daar het budget vast van het International Development Association (IDA), dat giften en gunstige leningen afgeeft aan de armste landen. De komende drie jaar mogen zij 100 miljard dollar verdelen, waarvan 23,7 miljard van donorstaten. De rest wordt aangevuld met leningen van internationale kapitaalmarkten en de aflossingen die ontvangststaten doen op hun eerdere IDA-leningen.

Het IDA is een belangrijke bron van financiering voor de 78 arme landen die in aanmerking komen. Projecten voor schoon water, educatie, gezondheidszorg en klimaatresistentie zouden hier zonder IDA lastig van de grond komen. Het vorige IDA-budget, dat liep van 2022 tot 2024, stond op 93 miljard dollar. De komende drie jaar is dus 7 miljard extra te verdelen.

Toch borrelt er wat. In de traditionele donorlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland lijkt ontwikkelingshulp zijn urgentie lijkt te verliezen.

„Er worden andere keuzes gemaakt. Veel landen in Europa, waaronder Nederland, vergroten hun defensiebudget. Dat geld moet ergens vandaan komen”, vertelt Robert Lensink, hoogleraar economie en financiering aan de Rijksuniversiteit Groningen. „De gevolgen gaan we terugzien. Als je niet zorgt dat landen in het zuiden zich ontwikkelen, komen er problemen die ons ook weer gaan raken, bijvoorbeeld immigratie.”

Nederlandse bijdrage omhoog

Ondanks de besparingen op ontwikkelingshulp blijft IDA populair. Spanje en Denemarken verhogen hun bijdrage met 40 procent en Polen verdubbelde zijn bijdrage naar 37 miljoen euro. Nederland draagt de komende drie jaar 935 miljoen euro bij, tegenover 846,1 miljoen bij het vorige budget; een stijging van tien procent. Dat gebeurt vooral om een stem te houden in het beleid van de Wereldbank. „We dragen bij naar verhouding van ons stemdeel om zo onze positie binnen de Wereldbank te behouden”, zegt Rosaline Lantink, woordvoerder van Buitenlandse Zaken.

Dat is nodig omdat andere donorlanden een steeds grotere rol spelen. Landen als Brazilië, China en India dragen steeds meer bij. Elke donor heeft invloed op de manier hoe het geld wordt uitgegeven. Minder geld van Europa betekent dus minder nadruk op thema’s die daar belangrijk worden geacht, denkt ook hoogleraar Lensink. Door de Nederlandse bijdrage te verhogen, blijven ze in dezelfde mate meepraten.

Ondanks de hogere bijdrage van Nederland, verandert er genoeg binnen IDA. Speciaal VN-gezant voor de financiering van de VN-ontwikkelingsdoelen Mahmoud Mohieldin stelde zelfs dat „de wereldgemeenschap aan de vooravond van de IDA- vergadering op een kruispunt staat.” Wat het resultaat zal zijn van de veranderingen voor de mensen die het geld het hardste nodig hebben, kan alleen de toekomst zeggen.