Doet Amerika het beter dan Europa? Nu de Verenigde Staten onder president Trump zich in snel tempo losmaken van de Oude Wereld, openbaart zich hier in snel tempo een latent minderwaardigheidscomplex. De VS zijn rijker, ze zijn verder, ze zijn machtiger. En Europa krijgt het moeilijk als het aan zijn lot wordt overgelaten.
Dat schisma werd al lang geleden voorzien in wat begin jaren negentig een van de lievelingsboeken was van de onlangs overleden VVD-voorman Frits Bolkestein: Capitalisme contre Capitalisme van de Franse econoom Michel Albert. Diens boodschap: de Muur is net gevallen, het kapitalisme heeft gewonnen. Maar welk kapitalisme? Aan de ene kant was er het Angelsaksische model waarin risico en eigen verantwoordelijk voorop staan. Anderzijds was er het (vooral) Noord-Europese model waarin het vermijden van al te grote risico’s juist belangrijker is, en medezeggenschap geldt van zowel kapitaal als arbeid in het bedrijfsleven.
Dat Rijnlandse model, waar tot op de dag van vandaag van gesproken wordt, is een vondst van Michel Albert. Voor Bolkestein lag het optimale punt ergens in het midden. „Noch het ongebreidelde kapitalisme zonder zorg voor de zwakkeren, noch de door stroperigheid gekenmerkte Nederlandse overlegeconomie gekoppeld aan een herverdelende staat verdient aanbeveling”, schreef hij in 1993.
De trans-Atlantische verschillen leken daarna kleiner te worden – vooral omdat Europa door deregulering, liberalisering en privatisering ‘angelsaksischer’ werd. Maar nu de VS de afgelopen tien jaar economisch en financieel weggesprint lijken – zie bijvoorbeeld de hogere economische groei en de structureel hogere beurskoersen daar – wordt het onderwerp weer actueel. Kan een alleenstaand Europa mee in de race en toch zijn eigenheid behouden? Moet het Rijnlandse model alsnog veranderen in zijn nieuwe Amerikaanse tegenstander om de economische strijd succesvol aan te gaan?
Dat wordt het grote thema van de komende jaren – van concurrentiekracht, kweken van eigen ‘kampioenen’ en digitale onafhankelijkheid tot militaire afschrikking.Maar dat latente minderwaardigheidscomplex. Hoe zit het daar mee? Kijk naar Nederland. Dat lijkt wat welvaart betreft steeds verder achterop te raken bij de VS. Maar de koers van de Amerikaanse dollar, die nu ijzersterk is, vertekent het beeld. Corrigeeer je voor koopkracht – wat de Nederlander in het dagelijks leven kan doen kan met zijn verdiende geld, of de Amerikaan met het zijne – dan is er de afgelopen kwart eeuw in de verhouding tussen de VS en Nederland eigenlijk weinig veranderd. Dat zie je hier:
Nu is Nederland, gerekend in bruto binnenlands product per hoofd, een van de meest welvarende landen in de EU. Zoals je hieronder ziet, zitten we bijna op het Amerikaanse peil. Maar binnen de VS bestaan grote verschillen tussen de deelstaten. Als je die meerekent, bevindt Nederland zich qua welvaartsniveau tussen de staten New Hampshire en Nevada.
Sommige Europese landen doen het nog beter: Noorwegen en Zwitserland – beide geen EU-lid – zouden hoog in de ranglijst staan. Luxemburg – eerder een stad dan een staat – prijkt zelfs bovenaan een gezamenlijk Europees-Amerikaanse welvaartslijst. Evenals Ierland, maar daar wordt de berekening van het bruto binnenlands product dusdanig verstoord door internationale (fiscale) geldstromen dat zelfs de regering in Dublin het niet serieus meer neemt.
Het neemt allemaal niet weg dat verreweg de meeste Europese landen ver onderaan staan. Duitsland? Louisiana. Frankrijk? Oklahoma. Italië? Alabama. Er zijn zelfs zes EU-landen minder welvarend dan de allerarmste Amerikaanse staat, Mississippi. Spanje legt het af tegen de op een na armste staat, Arkansas.
Dat heeft te maken met de hogere economische groei in de VS. Die komt voor een deel door een betere economische dynamiek. Maar vaak wordt vergeten dat de staatsschuld in de eurozone in de afgelopen tien jaar licht daalde, tot gemiddeld 90 procent van het bbp, terwijl die in de VS juist met een vijfde toenam tot 122 procent.
Een belangrijke oorzaak van die schuld: grootscheepse stimulering onder de presidenten Trump en Biden leidde tot economisch gewin op de korte termijn. Maar op de lange duur gaat het ten koste van de groei. Tien jaar geleden waren zowel de eurolanden als de VS zo’n 2,5 procent van hun bbp kwijt aan rente op de staatsschuld. Nu is dat gemiddeld nog maar 1,5 procent voor de eurozone, terwijl de VS inmiddels 4,2 procent kwijt zijn – méér dan de jaarlijkse defensie-uitgaven. Begrotingstekorten van 6 procent of hoger strekken zich uit tot de horizon.
Maar toch: werk aan de winkel voor Europa? Zeker. Het baanbrekende rapport van oud-president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi stond afgelopen najaar, toen Trump nog een donkere wolk aan de horizon was, bol van de goede aanbevelingen.
Het neemt niet weg dat er meer is dan financiële en economische welvaart. En daar komt Michel Albert weer om de hoek. Kijk mee met de scores uit de Better Life-index van de OESO. De VS doen het wat welzijn betreft niet al te best. Noord-Europa juist wél. Zuidelijk Europa, door Albert niet meteen geschaard onder het Rijnlandse model, kan beter.
Welvaart tegenover welzijn: het economische verschil tussen de VS is óók een kwestie van smaak, tradities en keuzes. Er is een optimum. Het kan geen kwaad om daar, zeker nu de oceaan met de dag breder wordt, in Europa naar te blijven streven.
