Wel of niet een kind willen in de klimaatcrisis

Recensie

Boeken

Peter Zantingh Wel of geen kind krijgen: daar denkt een stel verschillend over. De sprankelende, niet-zwartgallige en ingenieuze vierde roman van Peter Zantingh gaat over de beperkte grip van de mens op het leven.

Man, trein, kind: het lijken gegevenheden in Tussentijds, maar Peter Zantingh speelt ermee.
Man, trein, kind: het lijken gegevenheden in Tussentijds, maar Peter Zantingh speelt ermee.

Foto Kees van de Veen

‘Het wordt makkelijker om in de toekomst te geloven als je die elke ochtend uit bed haalt’, stelt Robin, een jonge vader. Mats heet zijn zoontje. Ze zitten samen in de trein en Robin slaat hem liefdevol gade: ‘[Mats] merkt […] met glunderende verbazing het croissantpuntje in zijn linkerhand op. Een jongetje van twee kan een stukje brood in zijn eigen knuist vinden als een volwassene een briefje van vijf in een oude spijkerbroek.’ Tussentijds van Peter Zantingh (1983), die naast het schrijven van inmiddels vier romans ook bij deze krant werkt, staat vol kleine treffende observaties. De vader wil in de smiezen houden hoe zijn kind met de dag, met het uur, verandert, alles onthouden. Dat lukt niet: ‘Het ís al niet meer. […] Weg, hij is al weg. Uit de dagen geschud.’ Een ‘nieuwere versie’ zit op zijn schoot, de groei is niet bij te benen.

Het bestaan van toeval

Tussentijds gaat over stilstand en verandering, over angst voor de toekomst en over de grip die de individuele mens maar in zeer beperkte mate heeft op zijn leven. Althans, zo ervaart hoofdpersoon Robin dat. Zijn vrouw Tess, een illustrator, denkt er anders over. Zij ontwaart patronen van oorzaak en gevolg: ‘Ze ontkent het bestaan van toeval niet, maar wil er graag bij opmerken dat het net zo goed kan dat een logisch verband er wel ís, maar simpelweg buiten de menselijke waarneming blijft.’ In haar tekeningen zie je dat terug: ze tekent situaties waarbij iemand bijvoorbeeld een ballon loslaat, waarna de ballon op dezelfde pagina voort zweeft op de wind en door iemand anders weer gevangen wordt (de beschrijvingen doen denken aan werk van Charlotte Dematons).

In Tussentijds versterkt de vorm voorbeeldig, maar ook verrassend, de inhoud en vice versa. Zantingh zet de loop der dingen op losse schroeven, in het leven van zijn hoofdpersonen, maar ook bij de lezer. Die neemt aan dat wat je voorgeschoteld krijgt in het eerste hoofdstuk, gegevenheden zijn: man, kind, trein, vrouw. Maar in hoofdstuk twee zet de man doodgemoedereerd zijn rugzak op schoot, alsof die plek nog niet bezet was door een peuter. ‘Ik heb alles’, staat er evenwel. Het valt je niet eens meteen op, maar als hij verderop in het boek zonder gestoord te worden medepassagiers bijstaat met het tillen van hun bagage, dan wel zich vrijelijk door de trein verplaatst, krijg je een onbehaaglijk gevoel. Waar is het kind gebleven?



Lees ook de recensie van Zantinghs roman Na Mattias: Niets slijt en mag slijten, na de dood van Mattias

Zantingh speelt met verschillende uitkomsten van een gegeven situatie, en dus met de lezersverwachting. Zoiets draagt een risico in zich, namelijk om een roman te worden als een gedachtenexperimentje, een verhaal dat op afstand blijft, dat niet echt een verhaal wil worden. Maar dat ondervangt Zantingh knap. Hij zorgt voor urgentie in de verhaallijn: hoe dan ook moet de man de vrouw, op reis voor haar werk, inhalen, achterhalen. Als het tenminste nog niet te laat is om haar terug te vinden. Hij heeft in haar nieuwe prentenboek, bezorgd met de post, iets ontdekt over zichzelf en haar wat hij nog niet wist. Er staat veel op het spel.

Vervlochten door de ingenieuze constructie zit (een deel van) het levensverhaal van het stel dat op tenminste een punt wel iets te zeggen heeft over hun eigen leven: ze kunnen kiezen voor het krijgen van een kind. Of niet. Of niet helemaal, of helemaal niet? Zo’n zwangerschap moet nog wel tot stand komen. Als er gewenst een kind komt, voelt dat als de enige mogelijke uitkomst van wat eraan voorafging, maar, zoals Zantingh schrijft en aantoont: ‘het had moeiteloos niet kunnen gebeuren’.

Klimaatverandering

Tussentijds is geslaagd als portret van hoe uiteenlopend mensen in het leven kunnen staan. Het is van alle tijden, tegelijkertijd is het actueel. Zeker nu de klimaatverandering doorzet, staat de vraag of je wel kinderen moet krijgen wanneer je de keuze hebt, op scherp: ‘We hadden de feiten. De data, de rapporten, de percentages, de kansberekeningen. […] er was geen houden meer aan. […] Elk jaar was het warmste jaar ooit.’ Je weet nooit wat je iemand aandoet wanneer je hem de wereld in slingert, maar nu is het de vraag of er nog wel een wereld over is, wanneer hij groot wordt. Tegelijkertijd toont Zantingh aan dat alle grip ooit ervaren maar betrekkelijk is: de vader van de hoofdpersoon heeft Alzheimer en raakt steeds verder uitgegumd.

Zantingh zet zaken op scherp zonder zwartgallig te worden: Tussentijds is, vooral dankzij de vorm, een sprankelende roman. Het einde ontroert, op een onvoorziene manier, die echter, als je het boek herleest (iets wat je meteen wilt), heel goed voorgekookt blijkt te zijn.