N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Michael Fakhri | Voedselrapporteur voor de VN
Speculatie op de wereldmarkt verergerde de voedselcrisis die de oorlog in Oekraïne en de pandemie hadden aangewakkerd, zegt Michael Fakhri. „Er wordt nu over voedsel gesproken als een mensenrecht.” Door onze correspondent
Een op de tien mensen ter wereld krijgt niet de goede voedingsstoffen binnen. Een op de drie heeft niet genoeg te eten. Door de oorlog in Oekraïne en daarvoor de pandemie staat het recht van de mens op voedsel sterk onder druk. De Libanees-Canadese Michael Fakhri, hoogleraar rechten aan de universiteit van Oregon en sinds 2020 speciale voedselrapporteur voor de Verenigde Naties, probeert daar iets aan te doen. „Het recht op voedsel is een mensenrecht,” zegt hij. „Het is vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar dat recht afdwingen is een enorm juridisch en politiek gevecht.” Hoe houd je mensenrechten relevant in de moderne tijd? Donderdag houdt Fakhri hierover de jaarlijkse T.M.C. Asserlezing, in het Vredespaleis in Den Haag.
Hoe kan een oorlog tussen twee landen de voedselcrisis zo verergeren?
„De oorlog legt vooral de kwetsbaarheid van het internationale handelssysteem bloot. Na de Russische invasie was zeven miljoen ton Oekraïens graan ineens niet beschikbaar voor de export. Dat is 0,9 procent van de mondiale productie. Niet veel, dus. Toch stegen de graanprijzen met 70 procent. Dit was een overreactie, die vooral toont hoezeer de wereld gevangen zit in ongezonde afhankelijkheidsrelaties. Sommige landen zijn te afhankelijk van export, zoals Oekraïne als het om graan, meststoffen of spijsolie gaat. Andere landen zijn te afhankelijk van import, zoals Egypte, Libanon en Bangladesh. Als er ergens een kink in de kabel komt, krijgen zij meteen klappen. Door de Russische invasie in Oekraïne moesten Egypte, Libanon en Bangladesh ineens elders op zoek naar graan. De prijzen stegen niet zozeer door dat kleine beetje extra vraag en aanbod, maar vanwege marktspeculatie. Die prijsstijging van 70 procent was absurd. Dat maakte in één klap duidelijk waar het probleem zit: onder andere bij het feit dat we voedsel afgelopen jaren steeds meer als belegging zijn gaan zien. In 2000 werd de handel op ’s werelds grootste voedselmarkt, de Chicago Mercantile Exchange, gederegulariseerd.”
Door de Amerikanen?
„Ja. Sindsdien is het makkelijker om met voedsel te speculeren. Er hoeft maar iets te gebeuren op de wereld, en je krijgt paniek, gehamster en wilde prijsschommelingen.”
Dat is toch niet nieuw? Prijzen explodeerden ook in 2008, 2011, 2015 en tijdens de pandemie. Uw voorgangers stelden dat probleem steeds opnieuw aan de kaak.
„Klopt, en al die keren gebeurde er niets. Tijdens de pandemie kwam iedereen in actie om vaccins te delen, maar rondom voedsel gebeurde er niets. Bizar! Erger nog, er bestaat zelfs een speciaal Wereldcomité voor Voedselveiligheid, waar regeringen, ngo’s en anderen in zitten, dat regeringen kan helpen om samen actie te ondernemen als het internationale voedselsysteem wordt verstoord. Een prima mechanisme, dat kan zorgen dat een fundamenteel mensenrecht als het recht op voedsel geen wassen neus is. Tijdens de pandemie wilden veel landen dat activeren. Maar de VS en Rusland blokkeerden het. Dus het comité kon niet aan de slag.”
Wat is een mensenrecht dan waard?
„Precies, daar gaat het om. De VN-secretaris-generaal organiseerde in die periode ook een wereldvoedseltop. Ik was betrokken bij de voorbereidingen. Voedselprijzen stegen de pan uit, maar dacht je dat ze op die top de voedselcrisis op de agenda zetten? Nee. Om je kapot te schamen. Toen viel Rusland Oekraïne binnen en ineens schoot iedereen in actie. Nu werken zelfs vijanden samen om hongersnood te helpen voorkomen. De Black Sea Grain Agreement [dat het verschepen van landbouwproducten via de Zwarte Zee mogelijk maakt] bewijst het.”
Tegelijkertijd weren Polen en Hongarije nu Oekraïens graan.
„Ja. Dat toont hoe complex en internationaal de problematiek is en dat simpele antwoorden niet bestaan. Dit graan had naar Afrika en het Midden-Oosten gemoeten. Volgens VN-statistieken komt maar een kwart van de voedselexporten uit Oekraïne bij de armste landen terecht.”
Is het niet beter om de markten weer beter te reguleren?
„Zeker. Maar dat is niet eenvoudig, want daar beslissen vooral Amerikanen en Britten over. Zij lopen er niet warm voor. In 2008, toen de prijsstijgingen extreem waren, is er iets meer regulering gekomen, maar niet genoeg. Gelukkig kunnen we ook andere dingen doen, zoals landen aanzetten om meer lokaal te produceren. Ook dat maakt ze minder kwetsbaar voor disruptie. In de jaren zeventig en tachtig heeft iedereen regeringen gepusht om alles op internationale handel te zetten. De logica was: ‘Probeer niet je eigen mensen te voeden, maar probeer datgene wat je hebt voor de beste prijs te verkopen. Met dat geld kun je het voedsel dat je wilt hebben, uit andere landen importeren.’ Sindsdien zijn nationale overheden minder in landbouw gaan investeren en meer gaan industrialiseren. Dat viel samen met grootscheepse migratie van het platteland naar de steden. Tegen de tijd dat de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 1995 werd opgericht, had iedereen zijn handelstarieven verlaagd. Maar de VS en de Europese Unie subsidieerden hun landbouw zwaar. Ze exporteerden daardoor met gemak, en maakten import uit de rest van de wereld lastig. Dit systeem kwam hen goed uit, maar benadeelde ontwikkelingslanden. De WTO weigerde daar iets aan te doen. Voedsel was geen handelsissue, zeiden ze. Nu verandert dat, mede door de pandemie. De WTO organiseert seminars over voedsel en voedselveiligheid.”
Iedereen kwam in actie om vaccins te delen, maar rondom voedsel gebeurde er niets. Bizar!
Seminars – helpen die?
„Ja: dit toont aan dat landen het voedselprobleem eindelijk serieus nemen en op de internationale agenda zetten. Veel regeringen focussen zelf op meer lokale productie en minder afhankelijkheid van internationale handel. Dat maakt mij hoopvol dat we uiteindelijk de speculatie ook kunnen inperken. Ook bij de VN wordt er, door de oorlog in Oekraïne, eindelijk serieus gediscussieerd over het recht op voedsel. Er wordt over gesproken als een mensenrecht. Lange tijd was zelfs dat niet gebeurd.”
Als het recht op voedsel verankerd ligt in een internationaal verdrag dat landen zelf getekend hebben, is het toch absurd dat we blij moeten zijn dat ze dat nu ‘op de agenda zetten’?
„Het is om gek van te worden! En toch moeten we er blij mee zijn. Vergeet niet, het recht op voedsel is abstract. Als je actie wilt, nú, moet je eerst discussiëren over de vraag hoe dan. Als iets een mensenrecht is, betekent dat nog niet dat regeringen er ook aan denken. Daarvoor is mobilisatie nodig van burgers die formuleren wat ze willen. Een mensenrecht houdt in dat we over rechten en plichten moeten praten. Hoe formuleren we die, hoe passen we ze toe, vandaag de dag? Die oefening is vermoeiend met zoveel landen met tegenstrijdige belangen, maar wel nodig. Wat ik zie, is dat die discussie eindelijk in allerlei internationale fora op gang komt. Bij de Mensenrechtenraad in Genève. Bij de WTO. Bij het Global Forum for Food and Agriculture in Berlijn, waar zeventig ministers zich er binnenkort over buigen. Stel je voor dat die zeventig ministers het eens worden! Dat zou betekenen dat het recht op voedsel in zeventig landen dezelfde invulling kan krijgen. En dat je dus actie kunt ondernemen en het bestaande systeem kunt aanpassen. Dat is, na jaren van stilstand en de andere kant opkijken, een stap vooruit.”
Culturele kwesties verdelen mensen, sociale thema’s brengen hen samen
Wat voor ‘actie’ moeten die ministers dan ondernemen, behalve voedselmarkten beter reguleren?
„Oh, de lijst is lang. In crisistijd moeten we kleinere lokale boeren, dicht bij burgers, steunen – onder meer met directe betalingen. Dat klinkt simpel, maar is het niet. Grote landbouwbedrijven zijn machtig. Hoe meer armoede en hongersnood er zijn, hoe harder de inkomsten in de agri-sector stijgen. Tegelijkertijd moeten we internationale voedselhandel niet te hard ontmoedigen, omdat er veel arbeiders in die sector werken.”
U zegt: regeringen tekenen voor actie als mensen erom vragen. In Frankrijk demonstreren mensen tegen de pensioenwet. Maar voor voedselrechten zijn er toch geen grote demonstraties?
„Nee. Maar bij het Global Forum in Berlijn, waar die zeventig ministers later dit jaar hopelijk over actie beslissen, is die mobilisatie er wel. Daar zitten activisten bij. Daar spreekt een Palestijnse boer met een Sami-rendierherder regeringsvertegenwoordigers aan. Het is met voedsel net als bij klimaatverandering: hoe meer burgers roepen om maatregelen, hoe groter de kans dat regeringen er gehoor aan geven. Het mooie van een thema als het recht op voedsel is dat het niets met links of rechts te maken heeft. Of met woke of niet-woke. Het is een sociaal issue. Iedereen kan zich erachter scharen. Nogmaals, de deal tussen Rusland en Oekraïne over graanexporten laat zien: als vijanden het eens kunnen worden over het recht op voedsel, kunnen anderen het ook.”
De Franse politicoloog Olivier Roy schreef dat identiteitskwesties burgers verdelen en sociale kwesties hen bijeen brengen. Is het recht op voedsel een voorbeeld?
„Precies. In Parijs demonstreren allerlei sociale klassen en leeftijdsgroepen. Zo ontstaat er een nieuwe politiek: ‘Mobilize, meet, settle’. Veel burgers klagen over onrecht. Maar alle nare situaties gaan een keertje voorbij. Op een dag komen er nieuwe keuzes. Dat is wat mij drijft, als jurist. De wereld is shit. Ik kan je in één minuut beschrijven waarom. Maar we moeten niet cynisch worden. We moeten juist focussen op wat we eraan kunnen doen. Op actie. Met het internationaal recht in de hand. Dat vertel ik mijn studenten altijd: wanhoop niet maar help de wereld vooruit, stapje voor stapje.”