Onlangs zag ik de film The Banshees of Inisherin, die dinsdag de Golden Globe voor beste komedie, scenario en hoofdrolspeler kreeg. Het verhaal speelt zich af in 1923 op een afgelegen eilandje aan de westkust van Ierland. Colm, een wat norse violist op leeftijd, verbreekt zonder enige aanleiding of toelichting het contact met Pádraic, met wie hij zijn leven lang bevriend was. Pádraic is geschokt en begrijpt niet wat hij verkeerd heeft gedaan.
Beetje bij beetje kom je erachter waaróm Colm afstand neemt, al blijf je je ook afvragen of zijn beweegredenen ergens op slaan. Colm wil namelijk een meesterwerk componeren. Zoiets kan je natuurlijk ook doen zonder je beste vriend meteen te dumpen, en gaandeweg blijkt dat hij Pádraic gewoon niet zo boeiend vond. Wel aardig en zo, maar meer ook niet.
„Niceness doesn’t last”, zegt Colm op een gegeven moment. „Welke zeventiende-eeuwer wordt er nou nog herinnerd om zijn vriendelijkheid? Geen een. Terwijl we ons allemaal de muziek uit die periode herinneren. Iedereen kent Mozart.”
Die woorden blijven hangen (ook nadat Pádraics zus Colm toebijt dat Mozart niet in de zeventiende, maar in de achttiende eeuw leefde), allereerst omdat ze de vraag oproepen wat belangrijker is: een goed mens te zijn of een plek in de wereldgeschiedenis te veroveren, maar ook vanwege Colms misvatting dat een prettige persoonlijkheid en roem elkaar uitsluiten.
Er wordt weleens badinerend gedaan over de vriendelijken. Over de egoïsten en lomperiken wordt weliswaar ook laatdunkend gesproken maar onbehouwenheid wordt soms ook weleens – geheel ten onrechte – stoer gevonden, en af en toe zelfs als een teken gezien van – wederom geheel ten onrechte – authenticiteit.
Ik moest even denken aan de roman Middlemarch (1871) van George Eliot, die eindigt met het volgende citaat: „Het goede in de wereld is voor een deel afhankelijk van gebeurtenissen die niet de geschiedenis in gaan; en dat de zaken er voor u en mij niet zo slecht voor staan als mogelijk was geweest, is voor de helft te danken aan het getal der mensen die getrouw in het verborgene leven en die rusten in graven die niemand bezoekt.”
Ik herinner me mijn Poolse grootmoeder, die toen haar man eind jaren veertig ernstig ziek werd de eindjes aan elkaar moest knopen om haar grote gezin te voeden. Zonder de steun en hulp van het dorp had ze het niet gered. Geen idee hoe haar weldoeners heetten, maar mijn vader dankt zijn leven aan hen.
Men zegt weleens dat je met aardige mensen de gracht kunt dempen. Dat is een fictie. We zijn niets zonder aardige mensen.
Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.
Overdreven om te zeggen dat de zon doorbreekt, donderdagavond in openluchttheater Caprera in Bloemendaal. Maar de regen, ja, die lijkt echt opgehouden. Op houten en betonnen bankjes in de arena zit publiek met meegebrachte kussentjes en flessen wijn. Vanachter de schermen klinkt de overbekende stem van Matthijs van Nieuwkerk. Hij kondigt bandleider Sven Figee aan, de twaalfkoppige big band, de „eminente” gastartiesten die zullen optreden, het „ongelooflijke plezier” dat vanavond gemaakt zal worden.
Precies dit waren de vaste ingrediënten van het muziekprogramma Matthijs gaat door op televisie. Maar voor Matthijs van Nieuwkerk stopte het tv-werk. BNNVara wilde na 2022 niet met hem verder omdat hij zich verbaal grensoverschrijdend had gedragen tegen redactieleden van zijn talkshow De Wereld Draait Door en in 2024 stopte de samenwerking met RTL4, na beschuldigingen dat hij destijds ook fysieke grenzen zou hebben overschreden.
Van Nieuwkerk rent het podium op, in spijkerjasje en -broek en op loafers met een goudkleurig bitje
En nu is er, uit het niets lijkt het, deze zomer een tour langs tien openluchttheaters in Nederland: Matthijs & Sven Feelin’ Alright, een live-versie van het tv-programma Matthijs gaat door. Sven Figee kondigt na een solo op zijn hammondorgel de presentator aan. De „grote roerganger” en „grote vriend”, de man „die Nederland van kunst en cultuur liet houden”. Van Nieuwkerk rent het podium op, in spijkerjasje en -broek en op loafers met een goudkleurig bitje. Tussen podium en publiek ligt een veilig slot-slootje met waterlelies, maar hij heeft niets te vrezen, blijkt. Er wordt hard geklapt en geroepen en dan zegt hij dat de mensen geen idee, geen énkel idee hebben hoeveel dat applaus voor hem betekent.
Jofel
„Achter mij liggen verwarde jaren”, zegt hij en hij bedankt Sven Figee dat hij bij hem bleef. Dan zet de band het nummer in dat zijn lijflied lijkt, ‘Feelin’ Alright’ in de versie van Joe Cocker, die als je de songtekst close read, gaat over een man die zich helemaal niet zo jofel voelt. Van Nieuwkerk verschanst zich op een barkruk aan de zijkant van het podium. Eerst danst alleen zijn linkerbeen, later komt zijn rechterhand op zijn rechterbeen erbij.
Matthijs van Nieuwkerk en Sven Figee (rechts) in Theater Caprera. Links op de achtergrond Nico Dijkshoorn. Foto Andreas Terlaak
Nico Dijkshoorn (65) wordt welkom geheten, huisdichter bij DWDD. Rinus Gerritsen (78), bassist van Golden Earring is te gast, hij speelt altijd op de literaire zondagmiddag die Matthijs van Nieuwkerk samen met vriend Bart Chabot (70) organiseert in boekhandel Paagman in Den Haag. Angela Groothuizen (65) zingt een ode aan Henny Vrienten, ook „vriend van het programma”. In de weken voor zijn overlijden, vertelt Van Nieuwkerk, lazen Vrienten en hij elkaar gedichten voor.
Na de pauze, als de schemer valt, aait jazzdrummer Han Bennink (83) met twee kwastjes „de ziel uit z’n trommels” (in de woorden van Nico Dijkshoorn), Van Nieuwkerk leest ondertussen een gedicht van overleden vriend Jules Deelder voor. Het intiemste moment van de avond lijkt perfect uitgekiend: Van Nieuwkerk zal zelf een liedje zingen.
Even inleiden, zegt hij. De „rare jaren” bracht hij voornamelijk in Frankrijk door met Martha Riemsma, toen zijn vriendin en nu zijn vrouw. Bart Chabot trouwde hen in december 2024 en toen zong hij, speciaal voor haar, ‘My Funny Valentine’ van Chet Baker. Nu doet hij dat opnieuw in zijn eigen hertaling. „Klein en particulier. En jullie zijn erbij.” Het publiek, zijn vrouw, en alle VVV’tjes (vrienden van vroeger) op het podium.
Komt een vrouw bij de dokter, die zegt: dokter, mijn menstruatie is gestopt. De dokter kijkt naar de 37-jarige vrouw van wie hij weet dat ze net een traumatische scheiding achter de rug heeft. „Dat komt vast door de stress”, zegt hij, „niks om je zorgen over te maken.” En hij stuurt haar naar huis.
Die vrouw was ik. En de dokter had gelijk, alleen in een mate die hij niet kon bevroeden. Ik had zo veel stress dat ik een vervroegde overgang doormaakte. Dat hoorde ik alleen pas jaren later van een oplettende co-assistent. Ik bleek dringend hormoontherapie nodig te hebben om botontkalking en hartproblemen te voorkomen, vertelde de gynaecoloog naar wie ik werd doorverwezen. „Dat je die nog niet hebt gehad, kost je zo een paar jaar van je leven.”
Dat mijn huisarts niet de link wist te leggen tussen stress en een vervroegde overgang is exemplarisch voor wat er mis is in de Nederlandse gezondheidszorg. Artsen hebben te weinig kennis van het vrouwenlichaam en kijken naar klachten afzonderlijk in plaats van holistisch. Daarbij hebben ze een nauwe focus op wat critici de ‘bikini-lijn’ noemen: borsten, baarmoeder en eierstokken. Maar een vrouw is meer dan haar voortplantingsorganen, en ook daarmee samenhangende problemen vergen een holistischere blik.
Begin juli kondigde de demissionaire minister van Volksgezondheid een Nationale Strategie Vrouwengezondheid aan, ter waarde van 27,5 miljoen euro. Goed nieuws, zou je zeggen. Maar dit geld was al begroot, wat betekent dat er geen euro extra wordt uitgetrokken. Bovendien blijft de aanpak gericht op de reproductieve gezondheid. Terwijl het Verenigd Koninkrijk in 2022 een uitgebreide women’s health strategylanceerde en Frankrijk een nationale strategie afkondigde voor een holistische, multidisciplinaire aanpak van endometriose, blijft Nederland steken in een gefragmenteerd systeem dat vrouwen reduceert tot wandelende babyfabrieken.
Antenne van het hart
Zo op het oog lijkt de Nationale Strategie Vrouwengezondheid veelbelovend. Naast vrouwspecifieke aandoeningen wordt er ook gesproken over vrouwsensitieve aandoeningen: ziektes die zich bij vrouwen anders manifesteren. Maar als je het goed leest, zie je dat al het geld gaat naar vrouwspecifieke zorg (lees: de bikinilijn). Er gaat geen cent naar vrouwsensitieve zorg of innovatie. De strategie vermeldt „multidisciplinaire samenwerking”, maar biedt geen concrete plannen voor holistischere zorg, geen systematische veranderingen in het medisch onderwijs, geen verbeteringen in de data-infrastructuur. Dit gaat niet over vrouwen, dit gaat over een deel van het vrouwenlichaam, zeggen Jeanine Roeters van Lennep (internist in het Erasmus MC) en Hanneke Takkenberg (klinisch epidemioloog en hoogleraar in het Erasmus MC) als ik ze vraag naar hun visie.
Roeters van Lennep en Takkenberg richtten eerder dit jaar het Women’s Health Research & Innovation Center op om silovorming in de geneeskunde aan te pakken, waarbij specialisatie voorkomt dat breder gekeken wordt. Ze leggen het zo uit: als een man bijvoorbeeld erectiele disfunctie heeft, gaat hij naar de uroloog. Maar de penis is de antenne van het hart, oftewel: als er iets mis mee is, is dat vaak een vroege ‘marker’ voor hart- en vaatziekten. Een arts moet dan geen viagra voorschrijven, maar cardiovasculaire preventie. Bij vrouwen is het echter nóg belangrijker om breder te kijken. Je hebt de menstruatiecyclus, zwangerschappen, menopauze. Daar is weinig kennis over, veel artsen vinden dat het terrein van de gynaecoloog. Van migraine is vaak wel bekend dat het aan de cyclus gebonden is, maar ook darmziektes, hartritmestoornissen of epilepsie kunnen ermee samenhangen.
Het resultaat is dat diagnoses worden vertraagd, vrouwen medicijnen met gevaarlijke bijwerkingen krijgen en levensreddende behandelingen missen. Zo krijgen vrouwen met hevige menstruatie (nog steeds) regelmatig ijzerpillen voorgeschreven tegen bloedarmoede, zonder dat er wordt gedacht aan een achterliggende bloedstollingsziekte. Zo worden symptomen van hartziekten afgedaan als ‘angst’, en krijgen vrouwen vervolgens een hartaanval die voorkomen had kunnen worden. En zo worden vrouwen van 37 met uitblijvende menstruatie naar huis gestuurd met het advies rustig aan te doen, terwijl ze eigenlijk levensverlengende hormoontherapie moeten krijgen. Daar zal deze Nationale Strategie niets aan veranderen.
Ruis in de geneeskunde
De ongelijkheid in de geneeskunde is niet nieuw. Vanuit verschillende hoeken is al aangetoond dat er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen die te weinig worden opgemerkt door de gezondheidszorg. Belangenorganisatie Women Inc. heeft hier al meerdere campagnes over gemaakt en is ook een drijvende kracht achter de Nationale Strategie die er nu ligt. Dat deze toch geen progressie boekt, heeft volgens de experts te maken met diepgewortelde weerstand tegen echt genderonderzoek. Psycholoog Petra Verdonk, die promoveerde op sekse en gender in het geneeskundeonderwijs, is daar helder over: vrouwen zijn de ruis in de geneeskunde; in medische studies worden ze vaak gezien als storende variabelen die de ‘echte’ (mannelijke) data vertroebelen.
Deze bias begint al in het laboratorium. Mannelijke cellen zijn makkelijker op te kweken dan vrouwelijke, en die worden daarom vaker gebruikt voor onderzoek. Vrouwelijke cellen zijn complexer door de twee X-chromosomen, maar in plaats van methodes te ontwikkelen om die complexiteit te begrijpen, kiest onderzoek voor de makkelijke weg: mannelijke cellen bestuderen en hopen dat het ook voor vrouwen geldt. En als een onderzoeker de verschillen wel serieus neemt, leidt dat vaak tot weerstand vanuit de gevestigde orde in het vakgebied.
Deze weerstand is niet toevallig. De gezondheidszorg kent volgens insiders een masculiene cultuur, competitief en ieder zijn deel. Dat botst met de holistische, multidisciplinaire aanpak die vrouwengezondheid vereist. Het gevolg is een medische wetenschap die vrouwen systematisch benadeelt, ondanks alle goede bedoelingen van beleidsmakers en artsen.
Een schijntje
Alsof dat vanuit moreel oogpunt niet al bezwaarlijk genoeg is, ligt er ook een ijzersterke business case. Met een vergrijzende bevolking en stijgende zorgkosten wordt de gebrekkige vrouwengezondheid namelijk alleen maar urgenter. Nederland zou volgens onderzoekers van VU Amsterdam 7,6 miljard euro kunnen besparen door betere zorg voor vrouwen.
In dat licht bezien is die 27,5 miljoen euro een schijntje. Reken maar uit: een paar euro per vrouw per jaar. Zoals Takkenberg terecht opmerkt: hoeveel is een vrouw waard in Nederland?
Het is een vraag die ik mezelf niet eens stelde toen ik destijds met een halfbakken advies naar huis werd gestuurd. Evenmin ging ik terug, drong ik aan, ik accepteerde simpelweg dat de dokter wel zou weten wat goed voor me was. Die dokter dacht dat ongetwijfeld zelf ook. Dat is wat me zorgen baart. Je kunt niet vragen naar wat je niet weet dat je mist. We leggen als vrouwen onze gezondheid in handen van een systeem dat ons systematisch benadeelt, maar wij noch de artsen zijn zich daar bewust van. Nu de overheid met veel tamtam een weinig heilzame strategie aankondigt, verdwijnt de ongelijkheid niet. Integendeel, ze wordt alleen maar groter.
Het was sensationeel, de opera Einstein on the Beach van regisseur Robert Wilson in Carré tijdens het Holland Festival, halverwege de jaren zeventig. Op muziek van minimal composer Philip Glass en de choreografie van Lucinda Childs was het publiek getuige van een vijf uur durende, bedwelmende performance.
Alles wat voordien tot ‘opera’ behoorde, werd rigoureus anders. Cijferreeksen verschenen als lichtprojecties, de dansers maakten ogenschijnlijk eindeloos dezelfde bewegingen, maar er zaten minimale verschillen in de danspatronen. Het allermooiste was de eenzame, vioolspelende man die Einstein vertolkte op de rand van de bühne. Voor velen, zowel makers als toeschouwers, is dit nog steeds een van de allerbelangwekkendste performances.
De Amerikaanse regisseur Robert (Bob) Wilson die verantwoordelijk was voor deze meeslepende esthetiek, is afgelopen donderdag 31 juli overleden, hij werd 83 jaar. Wilson was veel meer dan alleen theaterregisseur; hij was videokunstenaar, beeldend kunstenaar, performer, lichtontwerper. Het sleutelwoord tot al zijn werk, en dat is immens veel, zou je kunnen omschrijven als ‘licht’. Dat is de herinnering ook aan zijn werk waarvan veel in Nederland te zien is geweest, niet alleen Einstein on the Beach (1976), ook I Was Sitting on My Patio This Guy Appeared I Thought I Was Hallucinating (1977) in het toenmalige Mickery Theater in Amsterdam, Death Destruction & Detroit (1979) en het fenomenale spektakelstuk waarvan hij de premières verdeelde over schouwburgen in verschillende Europese steden, waaronder Rotterdam. Het heette Civil Wars: A Tree Is Best Measured When It Is Down (1984).
Beeld uit de opera ‘Einstein on the Beach’ van Robert Wilson en Philip Glass in The Brooklyn Academy of Music Opera House, Brooklyn, New York, in 1984. Foto Jack Vartoogian
Emotionele problemen
Wilson werd op 4 oktober 1941 geboren in Waco (Texas), waar zijn vader advocaat was. Aanvankelijk begon hij aan een studie bedrijfskunde, maar brak die af; hij voelde zich aangetrokken tot de kunsten. Zijn homoseksuele geaardheid bracht emotionele problemen teweeg, temeer daar zijn vader dat als een ziekte zag. Wilson verliet Texas en vertrok in 1963 naar Brooklyn, New York, waar hij abstract-expressionistische schilderkunst studeerde bij George McNeil en binnenhuisarchitectuur aan het Pratt Institute.
Al snel na zijn afstuderen richtte hij in 1968 zijn eigen experimentele theatergroep op, The Byrd Hoffman School of Byrds. Zijn loft in Soho, Lower Manhattan, diende als repetitieruimte en opvoeringsplek voor zijn eerste werken, zoals The King of Spain (1969) en The Life and Times of Sigmund Freud (1969). Historische figuren en historische gebeurtenissen hebben Wilson altijd gefascineerd. Dat hij de natuurkundige Albert Einstein tot hoofdpersoon maakte in Einstein on the Beach had een duidelijke reden. De atoomdreiging was in die tijd nog altijd nabij. De performance eindigde met een onvergetelijke nucleaire lichtshow van duizelingwekkend goud. Over het licht in zijn werk zei Wilson: „Ik schilder, ik bouw, ik componeer met licht. Licht is een toverstaf.”
Mijn theater is het theater van de traagheid. Een langzame ervaring is de meest intense
Zijn groots opgezette serie Civil Wars (1984) bracht Wilson onder meer in de Rotterdamse Schouwburg, het was gepland voor de Olympische Zomerspelen van dat jaar maar werd nooit in zijn geheel opgevoerd. Wilson repeteerde destijds tot diep in de nacht. Het was fascinerend om daarvan getuige te zijn. Hij zocht perfectie tot op de millimeter. In extreem langzame bewegingen droegen acteurs een boomstam over de speelvloer.
Verbijsterend harde werker
Die vertraagde precisie bracht hij ook op het Oerol Festival in 2008. Wilson was op het Waddeneiland Terschelling aanwezig, witte cowboyhoed op. In samenwerking met ontwerper Theun Mosk verrees er op Oost-Terschelling een soort zwarte tempel, een black box. Daar begon Walking, een stiltewandeling langs duin en kwelder. De opdracht van Wilson aan de deelnemers was: „Langzaam lopen, tergend traag, stap voor stap, zonder te haasten: probeer het maar eens.” Walking duurde vier uur; Wilson zelf was gefascineerd door de grilligheid van het weer op het eiland, en dat voor een regisseur die alles wil beheersen. Hierover zei hij in NRC: „De veranderende weersomstandigheden en het licht dat geen seconde hetzelfde is, maken van de omgeving een telkens veranderend decor. Normaal gaat men daaraan voorbij. Met Walking wil ik de toeschouwer confronteren met die voortdurende wisseling van het visuele landschap. Mijn theater is het theater van de traagheid. Een langzame ervaring is de meest intense.”
Wilson was een verbijsterend harde werker die op verschillende plekken zo ongeveer tegelijkertijd regisseerde, hoewel het leek of hij op Terschelling de tijd stilzette. In het jaar dat hij The Black Rider (1990) regisseerde met muziek van Tom Waits en tekst van William Burroughs, die ook in Nederland was te zien, deed hij King Lear (Frankfurt), Tsjechovs Zwanenzang (München), Orlando naar Virginia Woolf in West-Berlijn.
In 2012 was ook in Carré The Life and Death of Marina Abramovic te zien, een reeks tableaux vivants waarin Abramovic zelf haar moeder speelde. De performancekunstenares had Wilson gevraagd alvast haar dood te ensceneren. Het werd een weergaloos enerverende uitvoering waarin de mateloze precisie van Wilson prachtig harmonieerde met de dwingende, naturalistische heftigheid van Abramovic. Opnieuw is de belichting van de personages op een bijna geheel leeg podium oogverblindend mooi. Dat liet vooral die ene scène zien, waarin Abramovic toont hoe je een mes in eigen hand moet steken: tergend traag, extreem exact, een performance van pure blinkende scherpte.
Met zijn toegewijde, obsessieve nauwgezetheid gaf hij het theater een nieuwe impuls: over elke beweging en elke lichtval werd nagedacht, cerebraal en beredeneerd, maar ongekend emotioneel. Tot die tijd was dat nooit eerder op de bühne getoond.