Cristina Caffarra is een van de drijvende krachten achter een prille Europese beweging. Onder de naam ‘EuroStack’ maakt een losvaste groep ondernemers, academici en politici zich hard voor investeringen in Europese technologie. Ze willen andere aanbestedingsregels, zodat Europese bedrijven en overheden meer technologie van Europese makers gaan kopen.
De term ‘EuroStack’ moet verbeelden dat we in lagen (of stapels) moeten denken. Dus niet alleen kijken waar de hoofdkantoren van bijvoorbeeld socialemediabedrijven zitten, maar ook naar de lagen daaronder; de datacentra, de kabels, de chips en de clouds. Alleen als je op ál die terreinen serieuze Europese spelers opkweekt, kun je enigszins onafhankelijk zijn.
Caffara is ook de organisator van een jaarlijkse conferentie in Brussel – die wel de ‘anti-Davos’ wordt genoemd, omdat het in dezelfde maand is als het World Economic Forum en omdat het dezelfde sjieke uitstraling heeft als de exclusieve bijeenkomst in de Zwitserse Alpen. Maar waar Davos is gericht op netwerken met topindustriëlen, draait het in dit Brusselse hotel met hoogpolig tapijt juist om het breken van de macht van grote bedrijven.
Uit het programma spreekt dit jaar grote bezorgdheid. Heeft het nog wel zin te pogen Amerikaanse techbedrijven via regelgeving in een Europese mal te drukken? En maakt Europa überhaupt nog kans, tussen de Amerikaanse en Chinese techoligarchen?
Lees ook
Landsgrenzen zijn in de digitale wereld achterhaald: ‘Silicon Valley zit in je broekzak’
Pattriottischer worden
Buy European zou wat Caffarra betreft de standaard moeten worden. Overheden in Europa moeten het voortouw nemen en patriottischer worden met hun aanbestedingsbudgetten. „Je hoeft heus niet alles Europees te gaan kopen”, zegt de mededingingsexpert, die de kritiek kent dat het Amerikaanse aanbod nu eenmaal superieur is. „Maar begin eens met 30 procent van je aanbestedingsbudget in Europa. Dat maakt al een enorm verschil.”
Dat Caffarra invloedrijk is, komt vooral door haar netwerk, zeggen mensen die haar kennen. En dat dankt ze aan een lange staat van dienst als mededingingsjurist voor grote techbedrijven wereldwijd. Ze adviseerde onder meer Microsoft, Apple en Amazon. En trad op als getuigedeskundige voor het Europees Hof van Justitie in een belangrijke zaak van de Europese Commissie (EC) tegen Google. „Ik heb zo diep aan de binnenkant gezeten als je maar kunt komen.” Op haar LinkedIn-profiel vermeldt ze trots een aantal geuzennamen. Zoals ‘Regelbreker nummer acht’, in een ranglijst van Politico.
U werkte eerst juist voor de techindustrie. Wat is er veranderd waardoor u anders bent gaan denken?
„Tot en met het eerste decennium van de 21ste eeuw leek alles in de digitale wereld nieuw, innovatief en bevrijdend. We waren collectief hoopvol en onwetend. En intussen eigenden bedrijven zich die nieuwe ruimte razendsnel toe en groeiden ze uit tot de dominante spelers die we nu zien. Tegen de tijd dat wij na 2010 timide wat mededingingszaken begonnen, hadden ze iedereen al vastgenageld. In het zoekdomein, in de sociale netwerken, in de e-commerce, in de app-winkels. Rechtszaken zoals van de EC tegen het monopolie van Google op de zoekmarkt werden met de beste intenties gevoerd. Maar ze duurden jaren. En terwijl zo’n zaak liep, groeide Google door en werd het bedrijf ook de dominante speler op gebied van mobiele telefoons. De zaken waren in feite zinloos, want de paarden waren allang de stallen uit gegaloppeerd.
„In die tijd drong tot me door: een hoge miljardenboete zorgt voor mooie koppen in de krant, leuk voor de Eurocommissaris, maar maakt niet dat een bedrijf zich anders gaat gedragen. Dat vond ik moeilijk om aan te zien.”
Dat besef drong zo rond 2018 ook in Brussel door, omschrijft Caffarra. En het leidde tot betere wetgeving. In plaats van alleen achteraf beboeten, bijvoorbeeld omdat een bedrijf zichzelf had voorgetrokken bij zoekresultaten, kwamen er regels waarin stond: je mag jezelf niet voortrekken. Er kwam een Europese privacywet. En een paar jaar later werd politieke overeenstemming bereikt over de Digitale Marktenwet (DMA) en deDigitaledienstenwet (DSA). „Heel goed; en dat is de Amerikanen nooit gelukt. Maar de vraag die ik steeds stel, en daarmee heb ik mezelf niet populair gemaakt, is: hoe gaat dit werken? Tot nu toe heeft het geen impact gehad.”
Inzicht in de algoritmen
Caffarra legt aan de hand van praktijkvoorbeelden uit waarom de bewijsvoering tegen grote internetbedrijven en hun algoritmen eigenlijk te complex is om rechtszaken over te voeren die ervoor zorgen dat ze zich anders gaan gedragen. Om aan te tonen dat bijvoorbeeld Amazon eigen producten extra promoot is inzicht nodig in de algoritmen en in de manier waarop die op verschillende momenten en op verschillende plekken hebben gewerkt. Nog terwijl dat onderzoek loopt leggen de kleinere concurrenten van Amazon het loodje. Kun je achteraf aantonen dat ze failliet gingen doordat het algoritme van Amazon ze geen eerlijke kans gaf? Of kan Amazon betogen dat die andere partijen een minder product hadden en sowieso zouden zijn weggeconcurreerd omdat gebruikers ze niet willen hebben?
Je komt er juridisch niet uit, betoogt ze. „Het is een rituele dans geworden.” Waarbij, zegt ze, „de bedrijven naar de toezichthouder komen en vragen wat er nu weer mis is. De toezichthouder legt een probleem op tafel en ze zeggen, oh, oké, we gaan er hier thuis in Californië over nadenken en komen over een paar maanden bij je terug met wat kleine aanpassingen.”
Wat dat betekent, volgens Caffarra: „Je krijgt hooguit aanpassingen in de marge. Wat minder beestachtig tegen verkopers zijn, wat aardiger tegen ontwikkelaars in de App Store. Toepassingen iets meer interoperabel maken. Maar waar het echt om draait is macht. Gevestigde macht van een dimensie en kwaliteit die we niet eerder hebben gezien. Dat kan regulering niet oplossen.”
Dat hoopt de EU wel. Washington en Silicon Valley hebben elkaar nu omarmd en in Europa hebben wij het vooral trots over de wetten DMA en DSA.
„Dat is het grootste waanbeeld van de mensheid, sorry, maar ik moet het zeggen. Natuurlijk kunnen onze wetgevers niet anders dan zeggen dat ze wetten gaan handhaven. Maar laten we eerlijk in de spiegel kijken. Al voor Trump was dat tandeloos. Hoe zorgt de Digitale Marktenwet ervoor dat er meer kansen komen voor kleine en middelgrote ondernemers in Europa? Niet.”
Met de DSA en DMA kunnen boetes van 6 procent van de jaarlijkse omzet van een bedrijf worden opgelegd. Best veel toch? Ziet u dat gebeuren?
„Europa heeft zitten pitten sinds die wetten zijn aangenomen. We werden in slaap gewiegd door de regering Biden, want die leek zo warm en vriendelijk en zo hetzelfde denkend als wij. Intussen maakte niemand plannen voor deze Amerikaanse verkiezingsuitslag. En nu is het veel moeilijker geworden en dwarrelen ze als blaadjes in de wind, met statements over hoe geweldig de regels in Europa zijn. En intussen durven ze sinds begin november de boetebesluiten niet te publiceren tegen bedrijven die de wet overtreden.”
U hebt het nu over boetes voor Google en Apple toch?
„Google, Apple, Meta, iedereen. Op de achtergrond gebeurt heus wel wát, maar alles wat wordt gezegd is heel zwak en verzoenend. Ik begrijp heus dat Trump groot en beangstigd is en zijn regering een tech-oligarchie. Kijk naar die iconische beelden van de inauguratie, met alle hoofden van techplatformen naast elkaar en naar alle pelgrimages van techbazen naar Mar-a-Lago. Daar hoorden ze van Trump ‘wees gerust je slechtste zelf, ik steun je’.”
Wat triggeren we als de EU een miljardenboete oplegt aan een groot Amerikaans techbedrijf? Wat kan Trump doen op het digitale slagveld?
„Weinig mensen realiseren zich dat 80 tot 90 procent van de digitale infrastructuur van niet-Europese spelers is, hoofdzakelijk Amerikanen. Ook in de wetgeving ligt de focus op apps en diensten waar consumenten mee te maken hebben. De zoekmachines en de webwinkels en sociale mediaplatformen. Prachtig, de DMA en de DSA, maar ze doen niets voor wat er onder de oppervlakte ligt. Als je even stilstaat en nadenkt zie je de infrastructuur van chips tot datacentrums, van clouds tot netwerkverbindingen.
„Als onze wegen, water, onze elektriciteit, onze treinen en onze luchthavens grotendeels in buitenlandse handen zouden zijn, zouden we dat onacceptabel vinden. We hebben dat laten gebeuren omdat het sneller en gemakkelijker was. En omdat Europa gefragmenteerd is. Als je nu als middelgroot bedrijf veilig en goedkoop data wil opslaan, ga je naar AWS [Amazon] of naar Microsoft Azure. Niet naar een Europese cloudprovider.”
Dat zijn allemaal private bedrijven. Hoe geeft dat gegeven een Amerikaanse president macht?
„Dat is de vraag. Wie heeft de kill switch [de knop waarmee je alles uitzet] in handen voor deze infrastructuur? Er is een veiligheidsrisico door afhankelijkheid.”
De denkfout, betoogt Caffarra, is dat Europa zich vrijwel uitsluitend richt op het stimuleren van onderzoek en innovatie op universitair niveau. „Maar dat doet niets voor onze productiviteit. De enige drie grote Europese hypercomputers, in Barcelona, Bologna en het Finse Kajaani zijn voor universiteiten.”
Dat is toch juist goed?
„Helemaal niet. De onderzoekers komen mijn oren uit. De stap daarna ontbreekt. Die waarbij een idee een product wordt dat verkoopt. Als Europeanen een idee voor een product hebben, emigreren ze naar de VS, want daar vinden ze financiering voor hun start-up. Er is een enorme exodus van talent gaande.”
Deze week heeft de EC voorgesteld om een voorkeur voor Europese bedrijven op te nemen in aanbestedingsregels voor essentiële sectoren en technologieën. Heeft EuroStack daarmee gekregen wat het wil?
„Absoluut niet! Prima om verplicht te stellen dat er een voorkeur is voor ‘Europees’ bij aanbestedingen. Maar waarom alleen bij overheden? En intussen gedragen Europese overheden zich er niet naar. Ze gebruiken zelf allemaal Teams van Microsoft. En het Europees parlement heeft net een groot contract aan het Amerikaanse bedrijf Anthropic gegeven voor ‘AI- tools’ die Europese bedrijven ook hadden kunnen leveren. Die zijn sprakeloos.
„We hoeven niet nog meer aandacht en subsidie van de Europese Commissie voor R&D. We moeten naar de volgende stap: laten zien dat ideeën geproduceerd kunnen worden en verspreid. We hebben ondernemers nodig en dus financiering. Die is in Europa nog veel te afhankelijk van banken; die denken in hypotheken en onroerend goed, niet in leningen aan jonge ondernemers. En dus pakken mensen hun koffers en vertrekken. ”
Wat stellen jullie met EuroStack dan voor?
„Steek niet alle energie in het reguleren van de reuzen. Die wetten zijn niet verkeerd, maar daarmee voeg je geen punten toe aan je bbp. Europa heeft grote investeringen nodig in Europese digitale infrastructuur. Gebouwd in Europa, verkocht in Europa en in Europese handen.
„Ik lijd niet aan waanbeelden, ik denk niet dat we de grote platformen kunnen vervangen. We krijgen die infrastructuur niet meer 100 procent in handen. Maar het zou een geweldig resultaat zijn als we ten minste een stukje van de markt voor onszelf zouden kunnen houden. Het zou al een enorme prestatie zijn als we in Europa in minstens 30 procent van de eigen behoefte kunnen voorzien.”
We hebben zo veel talenten, we kunnen zo veel, we zijn zo rijk. Maar het krimpt
Uw expertise is mededinging. Kunnen we volgens de regels spelen en tegelijk ‘Make Europe Great Again’ doen en verplicht deels Europees kopen?
„Mededingingsregels zijn geen bijbel. Er gaat iets niet goed als die regels je industriepolitiek verlammen.
„Wij stellen niet voor dat alle digitale infrastructuur in staatshanden komt. Dat kan ook, maar dat is een ander vraagstuk. Maar je moet goed luisteren naar wat Europese ondernemers zeggen, namelijk: ‘ik heb geen subsidies nodig. Ik kan zelf investeren. Zolang ik er redelijkerwijs van op aan kan dat er vraag is naar mijn diensten’. En daar kan de staat een handje bij helpen door bedrijven en overheden bijvoorbeeld 30 procent bij Europese leveranciers te laten afnemen. Het is toch ongelooflijk dat overheden in heel Europa – de Fransen uitgezonderd trouwens – Microsoft Windows en Teams gebruiken, terwijl er Europese alternatieven zijn waar onze data veel beter beschermd zijn.”
Zegt u dat we patriottischer moeten worden? Dat vinden we in Nederland een beetje ingewikkeld. Mogelijk doordat we de bloeiperiode van ons land associëren met kolonialisme en slavenhandel.
„Absoluut. Er is niets mis met patriotisme. In Europa worden dat soort termen vaak in verband gebracht met extreem-rechts, maar zo zie ik dat totaal niet. Ik kijk naar de VS, waar ik ook gewoond heb. Je kunt gewoon trots zijn op Amerikaan zijn en het beste voor Amerika willen, ongeacht of je Republikein of Democraat bent. We moeten dat soort termen niet laten gijzelen.
„Ik ben graag in Amerika, maar in de kern ben ik een Europeaan. En het doet pijn om te zien hoe teer en kwetsbaar we zijn geworden. We hebben zoveel talenten, we kunnen zoveel, we zijn zo rijk. Maar het krimpt, doordat we zo gefragmenteerd zijn en door gebrek aan visie. We moeten aan het werk en Europa op de eerste plaats zetten. Maar we zijn laat. Vreselijk laat.”
Over kolonialisme gesproken; zijn de rollen nu omgedraaid? Europa als wingewest voor de Amerikanen die onze data afromen en exploiteren?
„De infrastructuur die data verzamelt, opslaat, gebruikt, exploiteert is hoofdzakelijk Amerikaans. En wij hebben geen equivalent klaarstaan waarbij we dat zelf sturen en waarbij het volgens onze normen en waarden en ideeën over privacy gebeurt. We hebben privacyregels, maar die kunnen niemand wat schelen. Denk niet dat Google er is om ons te helpen door datacentra voor ons te bouwen. We moeten er zelf iets Europees tegenover zetten om geen vazal van de VS te worden.”