N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kun je een goed leven leiden in een slecht leven? vraagt Judith Butler. Het goede leven lijkt te gaan over voorkeuren, identiteit of lifestyle, en iets anders in te houden voor een boer of een queer activist. Maar een goed leven gaat volgens Butler niet alleen over jouw leven. Als je bijdraagt aan het ongeluk van anderen, of zelfs leeft in een onrechtvaardige samenleving, dan kun je geen goed leven leiden. Denk aan de fabriekseigenaar die werknemers uitbuit, de kippenboer die levende wezens als dingen behandelt en verhandelt, de directeur van Shell.
Vorige week zag ik All the beauty and the bloodshed, Laura Poitras’ documentaire over fotograaf Nan Goldin. Ik hou van Goldin. Vroeger troostte haar werk me. Niet omdat ze mijn wereld afbeeldde, maar omdat ze met een ander leven plek innam in dit leven. De documentaire volgt Goldin in haar strijd tegen de familie Sackler, die rijk werd met de productie van de pijnstiller OxyContin. Veel gebruikers raken verslaafd, honderdduizenden mensen in de VS stierven al aan een overdosis. Goldins strijd richt zich onder andere op de musea die donaties van de Sacklers aannamen en zalen naar ze noemden.
De documentaire gaat ook terug haar leven in, waarin werk en activisme steeds verbonden zijn. In haar foto’s van de queer gemeenschap, sekswerkers, vrienden met aids, haar blauwgeslagen ogen, en haar verhouding met de kunstwereld. De verkeerde dingen blijven verborgen, zegt ze. Het leven van de Sacklers is misschien gerieflijk, maar niet goed. Dat zien we doordat Goldin de andere levens toont. En de musea veranderden hun beleid.
Ik schrijf dit natuurlijk omdat we woensdag gaan stemmen en de kwaliteit van een politieke partij niet afhangt van wat ze doen voor een consumentistisch beeld van het goede leven, maar tegen het slechte leven, dat van degenen die het slechtst af zijn.
Vorige week las ik in deze krant dat de mishandeling van varkens in slachthuizen ook in 2021 doorging. Varkens lagen volgens inspecteurs nog levend tussen hun dode maatjes, waren bij bewustzijn voordat ze aan een been werden opgehangen om te „verbloeden” en werden daarna levend in heet water gegooid. Los van deze structurele misstanden is er voor niemand een goed leven mogelijk zolang er slachthuizen bestaan, plekken waar dieren altijd bang zijn, hun vrienden en hun leven verliezen, zolang hun lijken in plastic verpakt te koop zijn, soms met het label ‘biologisch’ erop. Dit geweld, dat volkomen onnodig is, wordt niet of nauwelijks als geweld herkend of bestraft, maar vormt onze samenleving.
Dit geweld tegen dieren wordt niet of nauwelijks als geweld herkend of bestraft, maar vormt onze samenleving
Butler reageert met hun vraag op Adorno, die in ‘Toevluchtsoord voor daklozen’ (in Minima Moralia) schrijft dat er geen juist leven mogelijk is in een onecht leven. „Eigenlijk kunnen we helemaal niet meer wonen”, schrijft Adorno in het begin van zijn essay. Na de oorlog hebben de traditionele huizen iets onverdraaglijks gekregen, andere woonvormen in de consumptiemaatschappij zijn onecht. Natalia Ginzburg schrijft in het essay ‘De mensenzoon’ iets vergelijkbaars over wonen. De mensen zagen in de oorlog huizen instorten en voelen zich nu thuis niet meer veilig en gerust. Ze hebben weer een lamp opgehangen en een vaasje bloemen neergezet, maar het instortende huis schemert nog door het nieuwe.
De meeste Nederlanders zien geen oorlog meer door hun leven schemeren, maar vanuit de toekomst kunnen we de contouren van de naderende ecologische ramp al zien. We kunnen niet goed in dit land wonen als we de werelden van anderen vernietigen – de aarde, de lucht, het water, de bossen, hun levens. Het leven van dat varken is het echte leven. Het kan anders.