Wat zijn de drijfveren van verzamelaars van middeleeuwse schilderijen?

Een tijd van devote monniken en dappere ridders, maar ook van geleerde denkers en virtuoze kunstenaars: met de Middeleeuwen kun je alle kanten op. Bij verzamelaars van kunst uit die tijd laat het zich vaak raden welk aspect hun belangstelling bepaalt. Een expositie in het Utrechtse Museum Catharijneconvent poogt aan de hand van enkele tientallen schilderijen uit eigen collectie en bruikleen, vaak van uitstekende kwaliteit en soms pas gerestaureerd, de drijfveren te achterhalen van enkele collectioneurs in het Nederland van de negentiende en begin twintigste eeuw.

Een van hen is de Twentse textielfabrikant Jan Herman van Heek (1873-1957) die zijn kunstverzameling onderbracht in zijn, in oude stijl herbouwde, kasteel in ’s-Heerenberg. Onder de middeleeuwse panelen is een zevenhonderd jaar oud schilderijtje van zo’n 40 x 25 cm. Het toont het naakte lichaam van Christus ineengezakt hangend aan het kruis, geflankeerd door zijn moeder Maria en zijn trouwe leerling Johannes. Bij hen knielt de heilige Franciscus: een figuur uit een heel andere tijd die poogt het bloed op te vangen dat voortkomt uit de borst van de gekruisigde. De achtergrond van het tafereel zal, ter versterking van het bovenwereldlijke effect, oorspronkelijk hebben geglommen van bladgoud.

Middelrijns altaar: Aanbidding der koningen, Middelrijn of Westfalen, circa. 1410.
Middelrijns Altaar: Visitatie, Middelrijn of Westfalen, circa 1410.

Foto’s: Collectie Museum Catharijneconvent

Over deze Kruisiging, afkomstig uit de Toscaanse stad Siena, schreef Van Heek: „Voor mij blijven de eenvoudige kleine werken van de dertiende en veertiende eeuw, vrij van wereldse invloeden, de grootste aantrekkelijkheid behouden.” Kennelijk wekte de eenvoud van de compositie met een concentratie op de devotie voor lichaam en bloed van Christus, bij uitstek zijn belangstelling.

Religieuze motieven stonden zonder twijfel centraal bij de Utrechtse priester Gerard van Heukelum (1834-1910). Ook hij verwierf stokoude panelen van Italiaanse schilders, zoals een Kruisbestijging die Guido da Siena omstreeks 1300 maakte als onderdeel van een groter altaarstuk. Het toont Christus te midden van een mensenmenigte. Opmerkelijk genoeg maakt hij aanstalten om uit eigen beweging de ladder te beklimmen om zich uiteindelijk aan het kruis te laten nagelen. De boodschap is dat hij zelf koos voor het lijden dat hem te wachten stond.

In zulke aansprekende religieuze voorstellingen zag Van Heukelum de weerspiegeling van een oprecht christelijk geloof. Daarom bracht hij een indrukwekkende verzameling middeleeuwse kunst bijeen met vooral ook vijftiende-eeuwse schilderijen en edelsmeedwerk uit de Nederlanden en Duitsland. Het door hem gestichte Sint-Bernulphusgilde gaf een tijdschrift uit dat dergelijk werk als voorbeeld aanprees voor neogotische ontwerpen van kunstenaars van die tijd.

Geertgen tot Sint Jans: Man van Smarten, 1485-1494.
Foto Ruben de Heer

Verzamelaars kwamen echter ook om andere dan strikt religieuze redenen tot de Middeleeuwen. Dat was het geval bij Etienne baron van Zuylen (1860-1934) en zijn echtgenote Hélène de Rothschild (1863-1947). Met inzet van het astronomische vermogen van De Rothschild liet het echtpaar de ruïne van kasteel De Haar ten noodwesten van Utrecht vanaf 1892 door architect Pierre Cuypers omvormen tot een neogotisch sprookjeskasteel. Hun belangstelling voor de Middeleeuwen blijkt bijvoorbeeld ook uit drie grote delen van een verzaagd altaarstuk uit Catalonië (1450-1500). De scènes uit het leven van Christus en Maria lijken vooral te hebben gediend ter opluistering van de ingangshal van het kasteel, en dus hoogstwaarschijnlijk vooral om gasten te imponeren. Afkomstig uit De Haar is ook een Tronende Maria met engelen, een voor Nederland uniek werk van de vijftiende-eeuwse Spaanse schilder Joan Reixach. Maar Etienne van Zuylen zag er geen probleem in om de lijst van het toch al fragmentarisch overgeleverde werk nog wat verder te laten bijschaven tot het precies paste boven zijn bed.

Wat de Van Zuylens nu precies aantrok aan de middeleeuwse kunst blijft onduidelijk. De mondaine, moderne levensstijl van het echtpaar lijkt in elk geval ver af te staan van een, al dan niet romantisch, religieus ideaal. Vooral bij De Rothschild, een eigenzinnig schrijfster en pionier in de autosport, lijkt dat sentiment ver te zoeken. En ook Jan Herman van Heek die, blijkens zijn opmerkingen over vroeg-Italiaanse schilderijen, oog had voor de devote zeggingskracht van middeleeuwse kunst, was misschien toch eerder een connaisseur. Niet voor niets bezat hij met een paneeltje met een engel afkomstig van de befaamde Maestà, het Maria-altaarstuk dat Duccio di Buoninsegna vanaf 1308 schilderde voor de kathedraal van Siena, een stukje van een absoluut topwerk uit die periode. In een paneel met een voorstelling van de ‘Maagschap’ (de uitgebreide familie) van de heilige Anna door de Duitse schilder Hans Döring (1515) waardeerde hij vooral de „kleurrijke en kostbare gewaden”.

Zaaloverzicht van de tentoonstelling In de ban van de middeleeuwen, met collectie Huis Bergh.
Foto Mike Bink