Wat vindt NRC | Wie wil weten waar de wereld naartoe gaat, moet romans lezen

Negentig jaar Boekenweek, de koning die in het Literatuurmuseum de aftrap doet voor een tiendaags evenement om de lezer naar de boekhandel te lokken en een Boekenweekgeschenk waarbij een jury zich boog over vele ingestuurde teksten in plaats van dat er een auteur op basis van naamsbekendheid werd gekozen: dat is zoals dat elk jaar wordt genoemd een feest voor de literatuur. Dit jaar is het thema van de Boekenweek ‘Je moerstaal’, een sympathiek gekozen thema nu de lezer steeds meer naar het Engelstalige boek neigt en de Nederlandse roman steeds vaker links laat liggen. Dergelijke ontwikkelingen maken de Boekenweek alleen maar relevanter.

Wie immers wil weten waar de wereld naartoe gaat, moet juist romans lezen. Daar wordt niet alleen een tijdsbeeld gegeven, maar – net als in andere kunsten – wordt ook vroegtijdig nagedacht over waar de wereld naartoe gaat of wat we dreigen te verliezen. Een schrijver hoeft immers niet neutraal te zijn, waardoor die eerder dan anderen de wereld kan opschudden met een wereldbeeld, een vergezicht of reflectie.

Maar hoe gaat het eigenlijk met de Nederlandse literatuur? Is er al een balans op te maken van het eerste kwart van de 21ste eeuw? Ja, zo bewezen de Boekenredacties van NRC en de De Standaard die samen met experts een lijst samenstelden van een top 50 aan beste boeken van de afgelopen 25 jaar. Wat de redacties opviel was dat literatuur nog steeds een prima beeld geeft van de tijdsgeest: er is een begin gemaakt met ruimte voor meer diversiteit en dat de literatuur vooral een mannenbolwerk is, is achterhaald. Het was ze ook opgevallen dat er meer plek is voor intieme verhalen, dat identiteitsbepaling een duidelijke rode draad is en dat de non-fictie op de lijst juist grote verhalen wil vertellen.

Wie terug redeneert naar de vorige eeuw ziet aan de lijst dat het (vaak gereformeerde) huis-tuin-en-keuken realisme van de 20ste eeuw haar nadagen beleeft, maar ook dat de blik nog steeds vaak naar binnen is gekeerd. Het wereldbeeld, zoals dat in de 20ste eeuw naast dat realisme werd geformuleerd door schrijvers die zich ook op de opiniepagina’s roerden omdat ze meenden de wereld te kunnen veranderen of anders toch minstens nog een keer moesten waarschuwen, lijkt meer uitzondering dan standaard geworden en vaker een uiting te vinden in de zogeheten ‘autofictie’.

Dat was ook wat de jury van de Libris-prijs aangaf voordat ze haar shortlist bekendmaakte: 2024 was een goed jaar geweest, maar de jury concludeerde ook: „Er is weinig grote wereld in de Nederlandse roman van 2024. Hier en daar loopt een vluchteling rond, of schemert een oorlog door, of gaat het over martelingen en dictaturen, of over de verwoestende kracht van de natuur die terugslaat, of over de bio-industrie en ecoterrorisme, of over de politiek rond de baarmoeder. Maar de introspectie overheerst. Veel zelfreflectie, veel selfcare, veel persoonlijke tragiek, veel familiedynamiek, we vermoeden hier en daar zelfs een familieopstelling.”

Schrijvers mogen schrijven waarover ze willen, maar om die koper van het Engelstalige boek terug te winnen, is de blik naar buiten wellicht een optie. In de Engelstalige literatuur wordt het wereldbeeld of vergezicht – van oudsher –minder geschuwd in romans. Nu de wereld zich op een kantelpunt bevindt, waarbij velen vrezen dat die de verkeerde kant opvalt, hebben lezers niet alleen behoefte aan een wereld vol verhalen, maar ook aan verhalen vol wereld. Niet om ons de weg te wijzen, maar om een lichtje te bieden in waar we naartoe gaan.