Wat vindt NRC | Verhoren bij Enquête Fraude was optocht van ‘hoe kon dit’?

Toeslagenaffaire

Commentaar

Na vijf weken verhoren door de parlementaire enquêtecommissie fraudebeleid en dienstverlening blijft de burger met ongeloof en tuitende oren achter. De voorlopige conclusie lijkt ‘wat een wanvertoning’. Het diepe wantrouwen van oud-minister Kamp die het allemaal beter wist, een premier Rutte die zich verschool achter eerder beleid en een bestaande consensus, het dominerende fraude-frame terwijl het ook eenvoudige fouten kon betreffen, de discriminerende selectieprofielen die onder ‘massieve politieke druk’ in een weekend realiteit werden, een verplichte financiële opbrengst verbinden aan fraudejacht. Veel was bekend, maar de samenhang schokte desondanks. En de opgave om dit alles straks te moeten repareren lijkt enorm.

De verhoren maakten de dichte politieke mist duidelijk, waarin men elkaar in het verkeerde spoor hield. Net als het falen van de interne controle, het ontbreken van rechtsbescherming, het gebrek aan nieuwsgierigheid naar andermans ervaringen, aan ambtelijk respect voor de bestuursrechter, het onvermogen om tijdig van koers te veranderen. De Afdeling Bestuursrechtspraak die zich in de luren liet leggen en te laat doorhad wat er gaande was buiten de rechtszaal. Ook omdat het de communicatie binnen de rechtspraak niet op orde had. De lichtzinnigheid van Rutte die meent dat de feedbackloop toch werkte omdat de rechter immers ingreep? Ja, nadat er eerst jarenlang burgers slachtoffer werden. Geen rechtsstatelijk besef dus: de burger is proefkonijn. De verhoren bevatten iedere dag wel ‘hoe kon dit?!’ momenten.

Beluister ook de podcast Haagse Zaken: De rode draad van de Parlementaire enquête Fraudebeleid

Staatsrechtelijk uniek was dat er drie actieve rechters onder ede werden verhoord, raadkamergeheim of niet. Dat past overigens bij de belofte het parlement te informeren over terugkerende zaken waar het in de zittingszalen ‘buikpijn’ van krijgt. Toch bleef het curieus om de wetgever bij de rechter te horen informeren hoe sommige wetten begrepen moesten worden. Ook het parlement leek niet door te hebben welk gebrekkig en vooral riskant systeem werd opgetuigd.

Na 43 verhoren ligt er genoeg informatie om reikhalzend uit te kijken naar de conclusies. Dan zal het onvermijdelijk óók gaan over de wijze waarop regeerakkoorden tot stand komen: nooit meer zo’n vederlichte handje-klap-onderhandeling die aan Rutte II vooraf ging. Waarin wensen om weer 130 te mogen rijden en een snoeihard fraudebeleid als fiches figureerden in een bordspel waar voor ieder wat wils te halen was. Waarna ministers zich verplicht voelden tegen hun gezond verstand in wetten uit te voeren die in de praktijk burgers ernstig dupeerden. En daar vervolgens niet van terug durfden te komen.

Zelfkritisch vermogen, politieke moed en ambtelijke ruggengraat, daaraan lijkt het te hebben geschort. De moed om pas op de plaats te maken, als ambtenaren informatie aandroegen die niet paste bij de feiten die de politiek geloofwaardig achtte. Ruggengraat om bestuurders die onhaalbare of onjuiste besluiten nemen die in de praktijk schadelijk uitwerken, een halt toe te roepen. De moed om het verschil tussen fouten (te goeder trouw) en fraude (te kwader trouw) steeds te blijven zien. En de discipline om de vraag ‘voor welk probleem is dit de oplossing op’ te blijven stellen.

Te hopen valt dat de enquêtecommissie straks niet in de val trapt van collectieve dwaling – de keten van fouten en zwaktes die niemand echt zijn aan te rekenen. Waarna iedereen is ontslagen van de verplichting écht iets te doen. Dit moment van zelfinzicht mag niet verloren gaan.