‘Door de shredder’, dat klimaat- en natuurbeleid. De verkiezingsbeloftes van de PVV, de grootste partij van de Tweede Kamer, stemmen niet gerust over de richting van de groene transitie het aankomende jaar. Of die shredder nou haalbaar blijkt of niet, het zit er hoe dan ook in dat vergroening van de samenleving het in 2024 niet moet hebben van aansturing van bovenaf uit Den Haag.
Dat is reden tot zorg, ja. De ecologische crisis zal uiteindelijk ook raken aan bestaanszekerheid op het gebied van voedsel, veiligheid en gezondheid. Stevig en verstandig overheidsbeleid rondom natuurherstel en verduurzaming, met een blik op de lange termijn is daarbij dringend nodig. Maar tegelijkertijd hoeft de draaiende wind in het parlement niet per se tot wanhoop te stemmen. Van bovenaf zal de transitie misschien deels stokken – van onderaf is die juist aan het versnellen. Dat zal ook het komende jaar doorgaan.
Er is het afgelopen decennium door bewonersinitiatieven, burgercoöperaties, buurtcomités en kennisinstellingen een hoopvolle en krachtige trend in gang gezet. Een trend die zich waarschijnlijk niet zomaar laat keren. Groenere steden en wijken, verduurzaming van energiebronnen, het herstellen van natuur: het kwam de laatste jaren veelal vanuit burgers en het maatschappelijke middenveld zelf. Van groenere daken tot ‘tegels wippen’ tot collectieven die landbouwgrond opkopen om die te vergroenen, tot energiecoöperaties die eigen windmolens beheren.
Amsterdam wordt in rap tempo autoluw, Eindhoven kondigde recent verdere vergroeningsplannen aan, in Utrecht wordt de komende jaren de nieuwe stadswijk Merwede aangelegd, die grotendeels draait om groenere leefomgeving en duurzamer vervoer. Zelfs in autostad Rotterdam worden grote delen van de stad, mede op initiatief van bewoners zelf, snel groener en natuurvriendelijker.
Of neem de trend richting wadi’s in woonwijken, daar zijn er inmiddels meer dan 1.500 van in Nederland. Dat zijn groene plekken waar regenwater opgeslagen kan worden en waar inheemse planten, bloemen en bomen een habitat kunnen bieden voor allerlei bodemleven, vogels en insecten.
Staatsbosbeheer werkt samen met diverse lokale overheden aan ‘groene metropolen’, ook aan Wageningen Universiteit worden in samenwerking met diverse gemeentes plannen uitgewerkt over ‘symbiotische steden’ waarin natuur en mens beter samengaan.
Politieke partijen en overheidsinstanties die los van de Haagse werkelijkheid wél willen blijven werken aan vergroening zouden zich daarom meer moeten richten op het faciliteren en ondersteunen van al deze initiatieven dan nu gebeurt.
Natuurlijk, snelle vergroening leidt ook tot politieke dilemma’s: hoe om te gaan met vleermuizennesten als die woningisolatie in de weg zitten bijvoorbeeld? Wat is de invloed van al die windmolens en zonneparken op de ecologie? Een doorlopend maatschappelijk en politiek gesprek over afwegingen, nadelen, dilemma’s is onmisbaar. Dat gesprek moet óók in het parlement gevoerd. Want op termijn heeft de natuur toch echt ondersteuning van zowel onder- als bovenaf nodig.
Hoe hoopvol de beweging van burgers en maatschappelijk middenveld ook is: voor internationale afspraken, voor betere regels voor industrie en landbouw, voor Europese besluitvorming is toch echt óók een stevige nationale politiek nodig. Het is te hopen dat de onderhandelende partijen dat inzien.