Wat vindt NRC | Suriname heeft juist nu behoefte aan saamhorigheid en goed bestuur

Het einde van een tijdperk, luidt het cliché. Feitelijk klopt het: Desi Bouterse is overleden. Hij kwam in 1980 met een militaire coup aan de macht. Sindsdien hing zijn schaduw over Suriname. In 2010 werd Bouterse tot president gekozen en in 2015 herkozen. In 2020 verloor hij de verkiezingen met achterlating van economische chaos.

Het kabinet-Schoof bracht niet de voor een overleden (ex-)staatshoofd gebruikelijke condoleances over aan Paramaribo. Dat is begrijpelijk. Bouterse was een in Nederland bij verstek veroordeelde drugscrimineel. En was in Suriname veroordeeld tot twintig jaar voor de moord op vijftien opposanten in december 1982. Sinds de coup van 1980 was hij de kwelgeest van Den Haag. Na de Decembermoorden werd ontwikkelingshulp opgeschort. Begin jaren negentig dacht Den Haag zelfs even aan militair ingrijpen, toen Bouterse poogde via het leger zijn machtspositie te behouden. Intussen groeide de stroom cocaïne naar Nederland.

Sinds het einde van de hulp – de bij de onafhankelijkheid in 1975 toegezegde 1,59 miljard euro was na vier decennia op – is de relatie er vooral een ‘van samenleving tot samenleving’, niet van regering tot regering. Dat is prima: de hulp leidde tot ongepaste postkoloniale bemoeienis en hinderde Suriname verantwoordelijkheid te nemen.

Nu komt het in de eerste plaats op Suriname zelf aan. En dan vallen bij de hoopvolle constatering dat Bouterses dood het einde van een tijdperk markeert, toch kanttekeningen te plaatsen. Bouterse heeft Suriname tot op het bot verdeeld – na zijn dood is dat niet anders. Zelfreiniging is in alle samenlevingen een moeizaam proces. Nederland kan erover meepraten, zie de koloniale oorlog in Indonesië. Ook Suriname kampt ermee.

Al zijn er positieve ontwikkelingen. De veroordeling van Bouterse voor de Decembermoorden was een mijlpaal. Een keerzijde is er ook: Suriname werd in 2010 het eerste land dat een persoon tot president koos die op dat moment in eigen land terechtstond op verdenking van meervoudige moord.

Bouterses partij NDP toont ook nu geen enkele zelfreflectie. In een verklaring prijst zij Bouterse als een „visionair leider” die streed „voor de vooruitgang en eenheid van het Surinaamse volk”. En: „Zijn belangrijkste missie daarbij was het bestrijden van de armoede.”

Voor het eerste valt nog wel iets te zeggen: Bouterse mag de oprichting van een multi-etnische, nationalistische partij op zijn conto schrijven. Het tweede is onzin of zelfbedrog. Nooit was de verarming, corruptie en zelfverrijking erger dan tijdens de regeringen-Bouterse. Dieptepunt was de verduistering door de regering van bijna 200 miljoen dollar spaargeld van burgers bij de Centrale Bank. De minister van Financiën kreeg bij verstek twaalf jaar. En de NDP wijdt geen woord aan het menselijk leed dat Bouterse aanrichtte, van de Decembermoorden tot de slachting in Marrondorp Moiwana en tal van drugsafrekeningen.

Suriname gaat in 2025 verkiezingen tegemoet. President Chan Santokhi is niet populair. Ondanks beloften alles anders te doen, hangt boven zijn regering een zweem van vriendjespolitiek. Ook moest hij met harde maatregelen economisch puin ruimen, wat leidde tot ongenoegen op straat. Suriname heeft juist nu behoefte aan saamhorigheid en goed bestuur, zeker met miljarden olie-exploitatie in het vooruitzicht. Bijna vijftig jaar na de onafhankelijkheid is helaas nog altijd de vraag of dat Suriname is gegeven.