Wat vindt NRC | Steeds dikkere auto’s nemen te veel publieke ruimte in

In 1970 kozen Europese autojournalisten de Fiat 128 tot auto van het jaar. Dat model, type koekblik, was 385 centimeter lang en 159 centimeter breed. Het gewicht? Rond de 750 kilogram. De winnaar van 2022, de Kia EV6, is 468 centimeter lang, 188 centimeter breed en weegt, zonder passagiers, 1.875 kilo.

Om te zien dat personenauto’s de laatste decennia zijn uitgedijd hoef je geen diepgravend onderzoek te doen. Vouwden in de jaren tachtig nog hele gezinnen zich zonder morren in een bescheiden Renault 5, Opel Kadett of Citroën Visa, nu kiest een alleen reizende zakenrijder voor binnenlands verkeer algauw voor een suv waar probleemloos een half voetbalteam met bagage in past. Zelfs klassieke compacte modellen, zoals de Fiat 500, de Mini of die Renault 5, zijn bij hun herintroductie – al dan niet elektrisch – in de laatste jaren stevig opgepompt.

Personenauto’s, liet het CBS deze week zien, zijn sinds 2016 grofweg iedere twee jaar een centimeter breder en vier centimeter langer geworden. Maar het grootste verschil zit in het gewicht. Woog de gemiddelde personenauto in 2015 nog 1.160 kilogram, nu is dat 1.254 kilo. Zakelijke auto’s wegen gemiddeld nu zelfs 1.517 kilo. Met recht spreken actiegroepen van ‘autobesitas’. Zware auto’s verbruiken meer energie (fossiel of niet) dan lichte auto’s en zijn dus hoe dan ook vervuilender. Grote auto’s passen moeilijk op parkeerplekken en blokkeren de doorgang in smalle straten. Dat Nederlanders die extra ruimte in auto’s nou zo hard nodig hebben, valt moeilijk vol te houden: in 1970, het jaar van de Fiat ter grootte van een tweepersoonsbed, kregen vrouwen gemiddeld 2,52 kind, in 2022 lag het geboortecijfer op 1,49.

Een deel van de autogroei hangt paradoxaal genoeg samen met de energietransitie. Elektrische en hybride auto’s zijn vanwege de forse accupakketten, nodig voor een comfortabele actieradius, nu nog veel zwaarder dan auto’s met louter een verbrandingsmotor. Een stekkerauto uit 2024 woog gemiddeld 1.875 kilo, zegt het CBS. Maar ook benzineauto’s zijn de laatste jaren flink gegroeid. Europese producenten hebben naam gemaakt met compacte auto’s, perfect passend in de smalle straatjes van middeleeuwse steden. De trend om die in te ruilen voor uit ‘autopia’ Amerika overgewaaide gespierde modellen, dateert dan ook al van voor de grote opmars van de elektrische auto. Al in 2004, ruim voor de eerste Tesla de Nederlandse weg op ging, schreef NRC spottend over de opmars van de ‘PC Hoofttractor’.

Grote, hoge en daarmee zware auto’s zouden veiliger zijn, zeggen de kopers. Dat zijn ze alleen voor de inzittenden. Andere weggebruikers, fietsers en voetgangers in het bijzonder, zijn juist kwetsbaarder. Ook bij aanrijdingen tussen twee auto’s is de kans op zware verwondingen in de lichtere auto volgens Belgisch onderzoek veel groter. Zeker in een land met veel fietsers is veiligheid dus geen goed argument om voor een zodanig uit de kluiten gewassen auto te kiezen.

Het staat iedereen natuurlijk vrij de auto te kopen die hij of zij mooi of veilig vindt. Maar in tijden waarin de strijd om de publieke ruimte bovenaan de politieke agenda staat, is het begrijpelijk als overheden maatregelen nemen om consumenten aan te moedigen een model te kiezen dat minder van die ruimte inneemt. In Parijs betalen suv-rijders nu meer voor parkeren op straat, in heel Frankrijk is de belasting bij aankoop van een zware auto flink omhoog gegaan. Dat soort nuttige maatregelen moet consumenten naar bescheidener auto’s begeleiden en stimuleert en passant de auto-industrie om in kleinere, energie-efficiënte modellen te blijven investeren.