Wat vindt NRC | Politieke rivalen in Suriname moeten over eigen schaduw springen

Abun wroko mus go doro, „het goede werk moet doorgaan” – dat was de verkiezingsleus van de Surinaamse VHP, de partij van president Chan Santokhi. Of dat gaat lukken, is de vraag. De Surinaamse kiezers hebben zijn Vooruitstrevende Hervormings Partij een flinke tik gegeven. Zoals het er nu uitziet moet de partij de eerste positie in het parlement zelfs afstaan aan de grote rivaal, de NDP, opgericht door wijlen ex-president en oud-legerleider Bouterse.

De uitslag is een tegenvaller voor de zittende president, die bij zijn aantreden beloofde Suriname uit het slop te trekken na tien jaar NDP-bewind. Het Surinaamse politieke landschap blijft verdeeld in twee grote blokken, met daarnaast de oude regeringspartij NPS en de marron-partij ABOP van Ronnie Brunswijk.

Slechte communicatie speelde de regering parten, net als een reeks affaires, de fors gestegen kosten van levensonderhoud en een crisis in de gezondheidszorg. Santokhi verdient lof dat hij de economie van het land heeft gestabiliseerd, met hulp van het IMF. Maar de prijs was hoog: bezuinigingen, schrappen van subsidies en een inflatie van vijftig procent. De NDP, nu geleid door oud-parlementariër Jenny Simons, heeft daarvan geprofiteerd.

En er kwamen schandalen. Santokhi benoemde zijn echtgenote bij het cruciale Staatsolie (naar eigen zeggen omdat hij daar iemand nodig had die hij blind kon vertrouwen). Er was rumoer over vriendjespolitiek bij aanbestedingen en over dubieuze uitgifte van grond, dat laatste vooral door coalitiepartner ABOP. In de corruptieperceptie-index van Transparency International stond Suriname in 2020 op een droevige plek 94, na vier jaar Santokhi was dat met plek 88 (met Kazachstan en Noord-Macedonië) niet veel beter.

Toch is de vergelijking met de eerdere corruptie onder de NDP scheef. Het nepotisme van Santokhi, hoe laakbaar ook, verbleekt bij het grootschalige plunderen van de staatskas door Bouterse en zijn vertrouwelingen – om wie ook altijd een zweem hing van intimidatie en geweld.

Tegelijk waren deze verkiezingen een test voor het nieuwe kiesstelsel, dat het oude districtenstelsel heeft vervangen. Elke stem telt nu even zwaar. Verwacht werd dat dit de NDP, populair in het dunbevolkte binnenland, op verlies zou komen staan ten gunste van de VHP. Het pakte anders uit, een teken hoe breed het ongenoegen is.

Behalve onbehagen heerst ook ongeduld, nu de economische kansen voor Suriname eindelijk lijken te keren. Vanaf 2028 kan het land tientallen miljarden aan olie-inkomsten tegemoetzien. Dat wekt hoge verwachtingen en legt een hypotheek op de Surinaamse politiek, die mismanagement en zelfverrijking door een elite moet zien te voorkomen.

De verkiezingsuitslag maakt dat er niet eenvoudiger op. Aartsrivalen VHP en NDP lijken tot elkaar veroordeeld. Bij samenwerking – op zichzelf wenselijker dan een pandemonium door bij elkaar gesprokkelde coalities met kleinere partijen – zouden beide over lange schaduwen moeten springen. En dan is er de brisante kwestie van de keuze van een nieuwe president. De gunfactor is gering, mede door de getroebleerde voorgeschiedenis en persoonlijke verhoudingen.

Bovendien, voor de olie begint te stromen moeten nog drie jaren worden overbrugd. Het IMF concludeerde recent dat de Surinaamse economie nu „sterker en veerkrachtiger” is, maar waarschuwde ook dat het land „snel instituties [moet] versterken om de risico’s van corruptie te mitigeren’’. Dat wordt de grote opgave voor elke nieuwe Surinaams regering.