Voor het eerst in 131 jaar is vorige week een vrouw gekozen als voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. De 41-jarige Zimbabwaanse oud-zwemster Kirsty Coventry mag de komende acht jaar de belangrijkste sportorganisatie ter wereld leiden. Ze liet onder meer concurrent Sebastian Coe – tweevoudig olympisch kampioen op de 1.500 meter en voormalig parlementslid in het Britse Lagerhuis – ver achter zich. Sterker: ze had slechts één stemronde nodig om 49 van de 109 IOC-leden achter zich te krijgen. Uit haar geëmotioneerde reactie bleek dat ze het zelf nauwelijks kon geloven. „Ik had als jong meisje nooit verwacht dat ik hier ooit zou staan”, zei ze.
Pleitbezorgers van (gender)gelijkheid en inclusie reageerden veelal uitgelaten. „Dat is iets om een ballon voor te laten opstijgen”, zei feministisch icoon Hedy d’Ancona in NRC. Ze noemde de benoeming van een vrouw „meer dan symbolisch”, vanwege de zichtbaarheid van de functie. Daphne Koster, Ajax-manager vrouwenvoetbal sprak van „een krachtig signaal voor vrouwen en mannen wereldwijd dat er iets doorbroken moet worden als het om gendergelijkheid gaat”.
De gedachte is dat een vrouw aan de top seksegenoten vooruithelpt. Zoals het old boys network elkaar de bal toespeelt. Maar het aantal topvrouwen bij grote, invloedrijke organisaties als het IOC is gering. En dus zal Coventry de komende jaren – meer dan haar mannelijke voorgangers – onder een vergrootglas liggen.
Dát, gecombineerd met de hoge verwachtingen van pleitbezorgers van gelijkheid, maakt haar kwetsbaar. En dat is geen fijne uitgangspositie als je met een aantal explosieve dossiers te maken krijgt als voorzitter: de toelatingseisen voor transgender- en intersekse sporters, de impact van klimaatverandering op de Olympische Zomer- en Winterspelen, de omgang met agressor Rusland en de Amerikaanse president Trump, gastheer van de Olympische Spelen in 2028 in Los Angeles.
Nu al hoor je dat Coventry haar benoeming te danken heeft aan het feit dat Thomas Bach, de huidige IOC-voorzitter, haar kandidatuur omarmde. Onder zijn twaalfjarig voorzitterschap heeft hij meer dan de helft van de huidige IOC-leden benoemd, en dus zou Coventry al die stemmers aan hém te danken hebben, niet aan haar doorwrochte plannen, indrukwekkende zwemcarrière (zeven olympische medailles) of goede gesprekken met IOC-leden de afgelopen maanden.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Coventry een vrij kleurloze campagne voerde en niet principieel overkomt. Zo zei ze in NRC dat ze tegen de deelname van transgender sporters op de Spelen is, omdat ze de vrouwensport veilig en eerlijk wil maken, maar sloot ze niet uit dat de regels op termijn versoepeld worden „als het debat over ‘oneerlijke sport’ minder verhit is”. Ook wilde ze geen antwoord geven op de vraag of het terecht is dat Trump visumaanvragen van trans sporters wil afwijzen die aan de Spelen in LA willen meedoen – terwijl ze die sporters in vrouwentopsport wil weren.
Coventry maakt als minister van Sport in Zimbabwe deel uit van een kabinet waarvan sommige leden op de Amerikaanse sanctielijst staan voor corruptie en mensenrechtenschendingen, onder wie president Emmerson Mnangagwa. Dat is de enige manier om sport veiliger en eerlijker te maken, zei ze, van binnenuit. Een teken van naïviteit, iets wat je in roerige tijden de kop kan kosten.
Lees ook
Kirsty Coventry, gekozen tot IOC-voorzitter: ‘Het is belangrijk dat sporters als Caster Semenya beter beschermd worden’
