Wat vindt NRC | Netanyahu bedrijft politiek hooliganisme met inperken rechters

Commentaar

Door uit eigenbelang een wet door te drukken waartegen honderdduizenden mensen protesteerden, een wet die reservisten ertoe aanzet om ontslag te nemen en artsen om te staken, een wet die winkelcentra, tankstations, advocatenkantoren, technologiebedrijven en banken tot sluiting beweegt, een wet waar veiligheidschefs zich ernstige zorgen over maken, een wet die het land in diplomatieke problemen brengt met zijn grootste bondgenoot en in financiële problemen bij de kredietbureaus, een wet die een aanzienlijk deel van de bevolking marginaliseert en emigratie doet overwegen, bedient de Israëlische premier Benjamin Netanyahu zich van eenzelfde soort politiek hooliganisme als de Republikeinen onder Donald Trump.

Maandag nam Netanyahu’s regeringscoalitie – een combinatie van zijn conservatieve Likud-partij, orthodox-joodse partijen en extreem-rechts – een wet aan die het parlement het primaat geeft boven het Hooggerechtshof. Voortaan mogen de hoogste rechters zich niet langer beroepen op het criterium ‘redelijkheid’ bij het beoordelen van wetten die aangenomen worden door het Israëlische parlement, de Knesset.

Op zichzelf klinkt dit nog niet eens zo onredelijk. Is het begrip ‘redelijkheid’ niet al te subjectief? Heeft dat Israëlische Hooggerechtshof zichzelf sinds de jaren negentig niet een buitensporig ruime interpretatiebevoegdheid van de Israëlische basiswetten toebemeten, waardoor nieuwe wetten al te snel afgeschoten worden? Netanyahu is niet de eerste die kritisch is op het juridische activisme van de hoge rechters.

En toch dient het afschaffen van dat redelijkheidscriterium veroordeeld te worden. Allereerst omdat het een gevaarlijk precedent schept wanneer de politiek ingrijpt in de bevoegdheden van een instantie die haar macht controleert en, indien nodig, inperkt. De situatie in Hongarije, waar premier Viktor Orbán erin geslaagd is om de rechterlijke onafhankelijkheid af te schaffen, is op deze manier niet ver meer weg.

Ook op een andere manier wringen Netanyahu’s acties met de democratie. Een gezonde democratische rechtsstaat houdt rekening met de belangen van minderheden. Door zich op een smalle parlementaire meerderheid te beroepen en het immense maatschappelijke protest te negeren, en elk mogelijk voorstel van de oppositie tot een compromis te verwerpen, toont de premier zich allesbehalve een voorbeeldige democraat.

Wegens de bezetting van Palestijns gebied was het altijd al een wat dubieuze claim dat het land ‘de enige democratie in het Midden-Oosten’ was, omdat niet alle onderdanen van het door Israël bestuurde gebied op hetzelfde niveau die democratie genieten. Met dit jongste wetsvoorstel wordt diezelfde claim verder ondergraven. Een onverstandig eigen doelpunt.

De specifieke motivatie van Netanyahu en zijn coalitiepartners voor de wetswijziging verdient scepsis. De premier zelf is verdachte in een aantal corruptieschandalen; voortaan volstaat een parlementaire meerderheid om per definitie buiten schot van justitie te blijven. De ultra-orthodoxen zien op hun beurt meer in de wetten van de Thora dan in het Israëlische wetboek; zij zien hun kans schoon om hun agenda zonder seculiere hinder voort te zetten. En extreem-rechts kan voortaan ongestoord Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever dwarszitten.

Maar alle hoop is nog niet verloren. Het Hooggerechtshof kan de nieuwe wet ironisch genoeg nog afschieten met een beroep op de gewraakte redelijkheidsclausule. Of het dat ook doet, kan bepalend zijn voor de toekomst van de Israëlische democratie.