Wat vindt NRC | Na deal over nieuwe NAVO-norm moeten er nu echte keuzes gemaakt worden

Een top met „historische beslissingen”, zei NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte. „Europa’s moment”, sprak demissionair minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC), die voorspelde dat over tien of vijftien jaar gezegd zal worden dat de Europese NAVO-landen eindelijk verantwoordelijkheid namen voor hun eigen defensie. Het zijn grote woorden, maar het is ook echt een krachtig signaal aan Rusland dat de NAVO-landen het de afgelopen dagen in Den Haag eens konden worden over een nieuwe NAVO-norm van 5 procent van het bruto binnenlands product. Een belangrijke principe-afspraak die eenheid uitstraalt, en de individuele NAVO-landen nu verplicht uitgaven aan defensie de komende jaren ook daadwerkelijk snel te verhogen.

Het akkoord is tot stand gekomen onder grote druk van de Amerikaanse president Donald Trump, die al jaren met recht zegt dat de andere NAVO-bondgenoten, vooral de Europese, financieel en militair meer moeten doen. De deal over de 5 procent is ook een knap staaltje politiek vakmanschap van Rutte, die alle NAVO-partners aan boord kreeg door het percentage op te splitsen in 3,5 procent harde defensie-uitgaven, en 1,5 procent ‘weerbaarheid’, zoals de aanleg van essentiële infrastructuur. Hoewel de percentages willekeurig aanvoelen, laten de Europese lidstaten hiermee duidelijk aan Moskou zien dat ze militair niet volledig afhankelijk willen blijven van een grillige regering-Trump maar zelf serieus gaan bijdragen aan de verdediging van het eigen continent.

Belangrijker nog dan het akkoord over de norm zijn de concrete vervolgstappen die nu overal in Europa nodig zijn. Na de NAVO-top in 2014, waarin de huidige verplichte 2 procent van het bbp werd afgesproken, duurde het te lang – ook in Nederland – voordat regeringen het geld ook echt in defensie gingen investeren. De politieke urgentie is nu hopelijk groter: op de NAVO-top is afgesproken dat lidstaten de 5 procent in 2035 moeten hebben gehaald. Voor Nederland betekent dat dat binnen tien jaar 16 tot 19 miljard extra per jaar aan defensie moet worden besteed, bleek uit eerdere berekeningen. Dat is om van 2 naar 3,5 procent van het bbp te gaan. Nog eens 1,5 procent betekent een vergelijkbaar bedrag erbij.

Scherpe en moeilijke politieke keuzes zijn hiervoor onvermijdelijk. Het is positief dat partijen van links tot rechts zich onlangs in een Kamerdebat achter de nieuwe NAVO-norm schaarden. Maar met een verkiezingscampagne op komst is het nu zaak dat politieke partijen tegenover kiezers eerlijk en duidelijk zijn over hoe ze dit geld op de begroting willen vinden. Linkse partijen hebben op voorhand elke bezuiniging op zorg, onderwijs of sociale zekerheid taboe verklaard, daarmee de suggestie wekkend dat fors hogere defensie-uitgaven mogelijk zijn zonder daarvoor enige maatschappelijke pijn te nemen. GroenLinks-PvdA wil al het benodigde geld ophalen via leningen of belastingverhogingen, wat niet zonder financiële en economische risico’s is.

Rechtse partijen zijn dan veelal weer mordicus tegen lenen of hogere belastingen, maar maken ook nog niet duidelijk waar zij miljarden op de begroting denken te kunnen bezuinigen. De suggesties van VVD-leider Dilan Yesilgöz in het NAVO-debat dat het geld wel gevonden kan worden bij de overheid of het resterende budget van ontwikkelingshulp lijken onrealistisch en vooral onvoldoende. Laat partijen in de komende campagne eerlijker tegen de kiezer zijn. Nu links en rechts elkaar vinden in de noodzaak van een hogere NAVO-norm, zou het verstandig zijn politieke taboes om die te halen te doorbreken.