
Het besluit van Donald Trump om de Nationale Garde van Californië onder federaal gezag te plaatsen en in te zetten tegen betogers die ageren tegen zijn immigratiebeleid, is een zeer verontrustende stap in zijn nog jonge maar tumultueuze tweede presidentschap. Politiek gezien is deze escalatie doorzichtig, juridisch is ze twijfelachtig en uit veiligheidsoogpunt riskant.
Aanleiding voor de onrust waren de door de regering-Trump georganiseerde massa-arrestaties waarbij de federale diensten met veel machtsvertoon de latinowijken in Los Angeles ingingen. Agenten van vreemdelingenpolitie ICE vielen vrijdag een wijk binnen vol naaiateliers waar ook ongedocumenteerde migranten werken. Een dag later verzamelden grenswachten zich voor een filiaal van Home Depot. Bij die bouwmarkt staan in de VS (niet zelden illegale) arbeiders op zoek naar klusjes.
De operaties leidden tot voorspelbaar protest van de plaatselijke gemeenschap. Het overgrote deel daarvan verliep geweldloos en in goede sfeer, maar her en der werden politiewagens, personenauto’s en zelfrijdende taxi’s aangevallen met stenen, huurstepjes en molotovcocktails. Afkeuringswaardig vandalisme, maar de plaatselijke politie kon dit prima zelf af.
Trumps besluit om tegen de wens van gouverneur Gavin Newsom in de Nationale Garde van de kuststaat te mobiliseren, zondag, was buitenproportioneel. Hij blies de onrust zo nodeloos aan in de volkrijkste staat van het land, een progressief bolwerk en economische grootmacht bovendien. Trump leek bovenal Newsom uit te willen dagen, nu die vaak genoemd wordt als kanshebber voor de Democratische presidentskandidatuur van 2028. En dit alles op zijn favoriete thema’s: migratie en law and order.
De juridische grondslag voor zijn besluit is echter dubieus. De laatste keer dat een president tegen de zin van een gouverneur in gardisten onder federaal gezag plaatste, was in 1965. Toen was de crisis spiegelbeeldig aan die van nu: president Johnson mobiliseerde de Nationale Garde van Alabama, nadat de racistische gouverneur Wallace weigerde marsen van burgerrechtenactivisten te beschermen.
Het inzetten van manschappen op eigen bodem is hoogst omstreden. Trump flirtte er mee tijdens de verhitte zomer van 2020, toen betogingen tegen politiegeweld over het land spoelden. De legerleiding praatte hem dit toen binnenskamers uit het hoofd.
Deze tweede termijn lijkt Trump veel schroom verloren: hij zoekt de escalatie, opdat hij een beroep op noodrecht kan doen. Trump houdt de Insurrection Act daarbij als troef achter de hand. Onder die wet uit 1807 mag een president het leger inzetten tegen eigen burgers als sprake is van een ‘opstand’.
Die is er niet in Los Angeles. Elke militair in de VS legt ook een eed op de grondwet af en wordt door Trump op deze manier in een onmogelijke positie gebracht. Eerder dit jaar ontsloeg Trump echter de zittende voorzitter van de verenigde chefs van staven tijdens een bredere politieke zuivering van de legertop. Het is afwachten of hij nog dezelfde tegenspraak krijgt als in 2020.
Uit het Congres, waar Trumps partij in beide kamers een meerderheid heeft, valt die helaas niet te verwachten. Daarmee blijft slechts een andere vangrail over: de rechtsprekende macht. Newsom en zijn minister van Justitie zijn al naar de rechter gestapt om Trumps besluit aan te vechten. Dat militairen en magistraten nu de laatsten zijn die de VS nog kunnen beschermen tegen verdere ontsporing richting autocratie, is huiveringwekkend.
