Te midden van alle conflicten en oorlogen in de wereld dreigt de aandacht voor ‘Hawija’ ondergesneeuwd te raken. Toch mag het belang van het maandag gepresenteerde rapport over het in 2015 door Nederland uitgevoerde bombardement in de Iraakse stad niet worden onderschat. Allereerst voor de nabestaanden van de 85 burgers die onbedoeld werden gedood bij de aanval, en voor de mensen die destijds gewond raakten. Voor hen is het van het grootste belang dat hun leed wordt erkend en, voor zover mogelijk, vergoed.
Er speelt echter nog iets: de komende jaren zullen de Nederlandse strijdkrachten een veel grotere rol gaan spelen dan ze tot nu toe deden. Onder druk van vooral de Russische dreiging, maar ook van de algehele geopolitieke spanningen, wordt, terecht, fors geïnvesteerd in defensie. Dat betekent ook dat er goed moet worden nagedacht over het afleggen van verantwoording aan de politiek. Een grotere rol spelen betekent ook beter en meer structureel vertellen waar je mee bezig bent, en niet alleen wanneer het goed uitkomt. Het Hawija-onderzoek, onder leiding van minister van staat Winnie Sorgdrager (D66), laat goed zien dat er op dat vlak nog veel te winnen valt.
Doelwit van de Nederlandse F16’s die op Amerikaans verzoek in de nacht van 2 op 3 juni 2015 richting de Noord-Iraakse stad vlogen was een bommenfabriek van Islamitische Staat (IS). Dat de operatie niet zonder risico’s was, was van meet af aan duidelijk. In eerste instantie zouden vijf zware bommen van vijfhonderd pond worden afgeworpen, maar toen een simulatie uitwees dat er door de ligging van de fabriek – middenin een woonwijk – burgerslachtoffers zouden kunnen vallen, werd besloten om de vuurkracht naar beneden bij te stellen: er zou nog maar één vijfhonderdponder worden gebruikt, samen met vier minder zware bommen.
Militair gezien was het een geslaagde operatie: alle bommen raakten doel. Niet voorzien was de kracht van de secundaire explosie, als gevolg van de springstof in de fabriek zelf. Een schokgolf die tot ruim een kilometer van de opslag reikte, had tientallen doden en gewonden tot gevolg, evenals enorme schade aan woningen en andere gebouwen.
Sorgdragers commissie velt harde conclusies over de nasleep. Nederlandse militairen waren slecht op de hoogte van de te volgen procedures bij een vermoeden van burgerslachtoffers. De algemene houding van de Defensietop was „afwachtend en passief”, beschikbare informatie over de aanval werd niet opgevraagd en de Tweede Kamer werd uiteindelijk veel te laat bijgepraat over het incident. Defensie kan niet altijd alles vertellen, stelde Sorgdrager maandag terecht vast. Maar de controlerende taak van de Kamer moet door het ministerie wel veel serieuzer worden genomen dan indertijd is gedaan.
Ook op de operatie zelf is veel kritiek. Er werd veel te zwaar geleund op Amerikaanse inlichtingen over de situatie in Hawija. Die informatieachterstand is niet zomaar in te halen, de Amerikaanse diensten zijn nu eenmaal veel sterker, maar dat roept dan wel de vraag op of Nederland aan risicovolle operaties moet deelnemen als het zelf geen goede informatiepositie heeft. Zeker ook in het licht van de huidige ontwikkelingen in de VS, waar de strijdkrachten aan de vooravond lijken te staan van een door Trump geïnspireerde ideologische make-over die de Amerikaanse betrouwbaarheid op militair vlak sterk kan gaan beïnvloeden.
De oorlog in Oost-Congo heeft de laatste jaren internationaal niet de belangstelling gekregen die je van zo’n ontwrichtend conflict met zulke grote humanitaire consequenties zou verwachten. Dat de door Rwanda gesteunde rebellengroep ‘Mouvement du 23 mars’ afgelopen weekend tot verrassing van westerse machtscentra de strategisch gelegen miljoenenstad Goma heeft kunnen innemen, is daar een omineuze manifestatie van. In de grondstofrijke provincies Noord-Kivu (waarin Goma ligt) en Zuid-Kivu samen zijn volgens de Verenigde Naties ruim 4,6 miljoen mensen op de vlucht voor het geweld. De humanitaire ramp in slow motion van de laatste paar jaar dreigt nu tot een acute noodsituatie te leiden. De politieke consequenties voor het hele Grote Merengebied zijn immens.
In 2012 stond ‘M23’ ook al aan de poorten van Goma. Toen was het de Amerikaanse president Obama die per telefoon zijn Rwandese ambtgenoot Paul Kagame maande elke steun aan gewapende groepen in Congo te stoppen. Meerdere westerse landen, waaronder Nederland, schortten toen hun hulpgelden op om Kagame verder onder druk te zetten. Dat leek te werken totdat M23 eind 2021, andermaal met logistieke, financiële en militaire steun van het regime in Kigali, de wapenen weer oppakte. Hoewel ook de regering-Trump deze week aangaf „bezorgd” te zijn over de val van Goma, valt een dergelijke diplomatieke interventie uit die hoek nu niet te verwachten. Kagame lijkt handig op dit vacuüm in te spelen. Wat niet helpt is dat sommige westerse landen, ook de VS, sowieso al bezig waren hun internationale hulpprogramma’s stop te zetten. Dat ontneemt die landen een in zulke gevallen nuttig pressiemiddel.
Het telefoontje van Obama kwam destijds na kritiek dat zijn regering wegkeek bij mensenrechtenschendingen van Kagames steeds autocratischer bewind. Hij was het tenslotte die Rwanda na de genocide van 1994 in rustiger vaarwater had weten te brengen. Dankzij de vorig jaar met een al te comfortabele 99 procent van de stemmen herkozen president staat Rwanda te boek als Afrikaans succesverhaal. Door gedegen economisch beleid en effectieve corruptiebestrijding is een flinke middenklasse ontstaan. Het land is schoon, de kinderen gaan er naar school en in de hoofdstad kun je veilig over straat. In het Westen draait de Rwandese pr-machine intussen op volle toeren: voetbalclubs adverteren op hun shirts met ‘Visit Rwanda’ en later dit jaar organiseert Rwanda als eerste Afrikaanse land het WK wielrennen. Dat het Verenigd Koninkrijk met Rwanda zaken wilde doen voor de opvang van asielzoekers heeft Kagame alleen maar steviger in het zadel geholpen.
Het is begrijpelijk dat de woede van Congolezen in hoofdstad Kinshasa zich niet alleen tegen Rwanda maar ook tegen Europese ambassades richt. De EU heeft dezer dagen een bijzondere verantwoordelijkheid. Terwijl mensenrechtenorganisaties al jaren de schaduwzijde van Kagames regime over het voetlicht proberen te brengen, sloot de Europese Commissie vorig jaar een deal met Rwanda voor de levering van zeldzame grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie. Rwanda zelf heeft nauwelijks grondstoffen; het merendeel van de mineralen die het land levert is op onzuivere wijze uit Congo gehaald.
Twee jaar geleden nog filosofeerde Kagame vrijuit over de delen van Congo en Oeganda die volgens hem eigenlijk bij Rwanda zouden horen. Om zijn expansiedrift te stoppen zal Europa moeten zien wie Kagame werkelijk is: een oorlogshitser die in een toch al kwetsbare regio de lont dieper in het kruitvat steekt.
Ze zijn in hun leven nog nooit op vakantie geweest. Niet één dag. Niet nodig ook, want moet je kijken wat een uitzicht. Aart (76) en Marrie (77) de Kuiper wijzen vanuit hun woonkamer naar de eindeloze graslanden waarop ’s zomers de koeien staan en hun kleinzoon laatst de wolf zag – „oma…”. En dáár, het kabouterbosje waar ze fietsers begroeten die stoppen voor een picknick. En in de verte, tegen de dijk aan, het autoverkeer op miniatuurschaal kruipend over de A6.
Hier kan nog alles, leek me. Want in een land dat op slot zit, verstikt door zijn eigen stikstofcrisis, gloort in oostelijk Flevoland tussen afslag Lelystad Noord en de Ketelbrug toch wat hoop. Hier mogen we van het kabinet binnenkort weer 130 kilometer per uur rijden. Over een traject van 9 kilometer. Eén minuut tijdwinst. Zoals dat ook over de Afsluitdijk en de A7 tussen Winschoten en de Duitse grens straks weer mag. Voorlopig de enige drie trajecten waar zonder overschrijding van geluids- en stikstofnormen de snelheid omhoog kan.
Flintertjes, weliswaar. Maar toch.
Een land van belofte, dat was het ook voor Aart de Kuiper toen zijn vader in 1972 met honderd koeien vanuit de Alblasserwaard neerstreek in de Flevopolder. Er waren 1.500 aanmeldingen voor vijftig stukken land. „Een lot uit de loterij.”
Alles was hier beter. Méér grond – van 29 naar 40 hectare – en geen hinderlijke slootjes, zodat grote machines al het werk konden doen. En goed, kruidig gras. Zo goed dat op 9 februari 1979 hun Dea als eerste blauwkop in de polder de 100.000 kilo melk aantikte. Meerdere zilveren koeien staan – naast bijbel en verrekijker – als trofeeën op de kast.
‘En wij vonden de polder mooi, dat scheelt ook”, zegt Marrie de Kuiper, die boterkoek op een porseleinen schaaltje serveert. „Nooit eenzaamheid gevoeld.” Al woonden buren ver uit elkaar, er was saamhorigheid. „Je leende elkaars machines, kwam elkaar tegen bij vergaderingen”, knikt Aart de Kuiper. „Je begon allemaal als vreemden op een nieuw land.”
„130?” Marrie de Kuiper tuurt naar de A6. „Ik vind het toch wel gek.” Ook nu ziet ze in de verte geregeld een file ontstaan. En daarna een zwaailicht, omdat er een ongeluk is gebeurd.
Om hen heen zagen ze de welvaart stijgen. Boeren die op vakantie gingen. Met caravan. Boeren die daarna hun hele stal met caravans volstopten in plaats van koeien, omdat je daar meer mee kon verdienen, met minder werk. Boeren die land erbij kochten en er – lucratief – een windmolen op plaatsten. Het landschap is ermee vol geprikt.
Maar ook in een land van beloftes, vinden ze, hoeft niet elke mogelijkheid benut. Want als je een windmolen hebt, heb je altijd ruzie. Met de wind. De afnemer – „het is altijd te veel of te weinig”. En ook met de buren. Als de één zo’n molen plaatst kan de ander dat niet, vanwege de onderlinge afstand. „Er zijn hier boeren die nog altijd niet door één deur kunnen.”
Honderd koeien, daar hebben Aart en Marrie de Kuiper het altijd bij gehouden. En elke dag om vijf uur op, ook nu hun zoon het bedrijf heeft overgenomen. „We zijn altijd tevreden geweest. Omdat we niet veel nodig hadden.”
Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.
De bioscoopstoelen trillen zachtjes mee als er wordt gedanst op het witte doek. Daar is te zien hoe een groep studenten de avond doorbrengt in de ondergrondse ‘Ozdust Ballroom’, terwijl ze van muziek worden voorzien door onder meer een giraffe met een harmonica en een drummende suikereenhoorn. Even valt de magische nachtclub stil als een groen figuur met een zwarte punthoed de dansvloer betreedt.
Het is Elphaba: de hoofdpersoon van Wicked. De kwaadaardige heks uit The Wizard of Oz is in deze film een eenzaam meisje, dat door haar groene huid en toverkrachten altijd buiten de boot valt. Zelfs haar eigen familie mijdt haar liever. Maar de nacht in de Ozdust Ballroom markeert een kantelpunt: voor het eerst in haar leven krijgt Elphaba bijval.
Wanneer ze onbeholpen met zichzelf danst, danst it-girl Galinda, één en al roze en blond, onverwachts met haar mee, net zo lang tot alle studenten de nieuwe passen hebben overgenomen. En wanneer de personages op de grond stampen, doen de mensen in de zaal van Pathé Arena dat ook; hard genoeg om de stoelen mee te doen dreunen.
Het mag allemaal tijdens de Wicked Sing-Along. Sinds eind januari vertonen verschillende bioscopen deze meezingversie van Wicked, de verfilming van de gelijknamige populaire Broadwaymusical uit 2003. De liedteksten verschijnen in gouden letters onder in het scherm. Zingen wordt niet alleen toegestaan, maar aangemoedigd – en een klein dansje in je stoel kan daar niet bij ontbreken. Vooral als het bijbehorende nummer ‘Dancing through Life’ heet.
De Wicked Sing-Along is in Amerikaanse bioscopen al langer te zien. Op 10 december kondigde Universal deze speciale uitvoering aan, die naast glitterende liedteksten is voorzien van een introductie door hoofdrolspelers Ariana Grande (Glinda) en Cynthia Erivo (Elphaba). Die duurt amper een minuut, maar voor echte fans telt elke seconde aan nieuwe content als winst.
Fans
En fans zijn er in overvloed. Sinds Wicked in première ging, leverde de film 469 miljoen dollar (450 miljoen euro) op in de Verenigde Staten. Wereldwijd stond de teller deze week op 688 miljoen euro. Geen enkele andere musicalverfilming was financieel zo succesvol. Door een meezingversie uit te brengen, wist filmbedrijf Universal Studios dat succes slim te verlengen: van musicalfanaten mag je verwachten dat ze de gelegenheid om in een bioscoopzaal mee te brullen met Wicked-nummers niet stilletjes aan zich voorbij laten gaan.
In Nederland zijn bioscoopketens als Kinepolis en Pathé inmiddels ook tot dat inzicht gekomen. Tot genoegen van, om maar iemand te noemen, bezoeker Maarten (37). De liedteksten heeft hij eigenlijk niet meer nodig als hij op vrijdag 24 januari in Pathé Arena in Amsterdam meezingt met ‘Dancing through Life’. Hij kent de film goed genoeg om zelfs flinke delen van de dialogen hardop mee te praten. De exacte tel is hij kwijt, vertelt hij na afloop, maar hij heeft Wicked nu een keer of veertig gezien. Hij lacht als hij enige schrik signaleert op het gezicht van zijn interviewer: hoeveel geld heeft dat hem gekost? Niet zo veel, sust hij. Maarten heeft een bioscoopabonnement.
„Ik vind het verhaal heel krachtig”, zegt hij. In Elphaba kan hij zich goed verplaatsen. Ze is anders en hoort daardoor nergens bij. Maar uiteindelijk leert ze zichzelf te omarmen, wat andere mensen ook over haar zeggen. Daarmee biedt het verhaal steun aan mensen die zich in Elphaba’s sociale uitsluiting herkennen.
In de film leert ze zichzelf te omarmen, wat andere mensen ook over haar zeggen
Maartens lezing van Wicked wordt breed gedragen. In deze hervertelling van The Wizard of Oz vanuit het perspectief van Elphaba blijkt de ‘Wicked Witch of the West’ helemaal niet kwaadaardig te zijn, maar vooral onbegrepen. Hier is ze niet de slechterik: ze is juist de heldin.
De musical waar de film op is gebaseerd zit daarom vol lijfliederen voor outcasts. Vooral het vocaal ingewikkelde ‘Defying Gravity’, waarin Elphaba ondanks allerlei obstakels vol zelfvertrouwen haar eigen pad kiest, is uitgegroeid tot klassieker binnen die categorie. Begrijpelijk, als je naar de tekst luistert. Die zit vol zinnen als: „And if I’m flying solo, at least I’m flying free/ To those who ground me, take a message back from me/ Tell them how I am defying gravity/ I’m flying high, defying gravity.”
Die boodschap sloeg (en slaat) aan. Zo was een remix van ‘Defying Gravity’ in 2017 de anthem van de Gay Pride in Los Angeles. Een cover in Glee (een highschoolserie over een groep zingende buitenbeentjes) werd een van de populairste liedjes van het programma. En het nummer dook ook op in de reglementen van een musicalkamp dat ondergetekende bijwoonde in 2013 („Deelnemers mogen maximaal één keer hard en emotioneel ‘Defying Gravity’ zingen”), maar dat illustreert wellicht vooral de dramatische aard van theatertieners.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Bezoekers zingen tijdens de sing-along van de musicalfilm ‘Wicked’ in Pathé Arena, Amsterdam.
Foto Simon Lenskens
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Bezoekers zingen tijdens de sing-along van de musicalfilm ‘Wicked’ in Pathé Arena, Amsterdam.
Bezoekers zingen tijdens de sing-along van de musicalfilm ‘Wicked’ in Pathé Arena, Amsterdam.
Foto’s Simon Lenskens
TikTok
Veel van die fans van het eerste uur en (voormalige) theatertieners keken al jaren verlangend uit naar deze verfilming en helpen Wicked nu aan haar hoge omzet. Maar online boort de musical ook een nieuwe, jongere fanschare aan. Op sociale media als TikTok is er veel aandacht voor de diva-achtige performance van popster Grande, en interviews met Grande en Erivo gingen meer dan eens viraal. Gebruikers van het platform playbacken de liedjes, vergelijken verschillende uitvoeringen van de nummers en delen opvallende stukjes uit de film.
Zo ontstaan ook inside jokes die tot uiting komen bij de Sing-Alongs. Telkens wanneer het personage Boq in beeld komt, roept bijvoorbeeld een (jong) deel van de zaal zijn naam („Bhóhk!”). Die trend ontstond online, legt een vriendengroepje uit als de lichten in de zaal weer aan zijn. Op TikTok viel het mensen op dat Grande de naam van Boq nogal eigenaardig uitsprak. Meer dan dat heb je niet nodig voor een gezamenlijk grapje.
Voor de vijf vrienden (twee zijn negentien jaar, de anderen twintig) is de Sing-Along een echte groepsactiviteit. Ze waren tot voor kort niet allemaal bekend met de musical, maar zelfs zelfverklaard musicalhater Lars zwichtte onmiddellijk voor de vrolijke film. Voor de onderliggende thematiek over buitensluiting en je eigen kracht hervinden, zijn ze niet per se gekomen (al lijkt ze dat een waardevolle boodschap „voor kleinere kinderen”). Wel zijn ze goed op de hoogte van de laatste online trends rond Wicked en wilden ze gewoon lekker meezingen.
Net als Rachel (31), die ook met een vriendengroep aanwezig is. Naar de Wicked-soundtrack heeft ze al veelvuldig geluisterd op de fiets, en de uitbundige film vindt ze heerlijk. Die ziet ze haast als cult, zegt ze voor ze zich weer bij haar vrienden voegt.
De meezingvoorstellingen wijzen er inderdaad op dat de musicalverfilming cultpotentie heeft. Daar mag je van spreken wanneer een film een toegewijde aanhang heeft met eigen, ongeschreven regels. Alle gewoontes die de toeschouwers bij deze eerste Sing-Alongs introduceren, zou je daar als voorbeeld van kunnen zien: samen meezingen, specifieke stukjes dialoog citeren, inside jokes maken, Glinda’s gebaartjes nadoen, meestampen met ‘Dancing through Life’. Afgezien van een paar verbaasde toeschouwers die niet doorhadden dat ze een kaartje hadden gekocht voor een Sing-Along, blijken de meeste bezoekers al op de hoogte van die rituelen.
Het publiek bestaat dan ook „voornamelijk uit trouwe fans”, laat Pathé weten, „van wie velen de film al één of meerdere keren in de bioscoop hadden gezien”. Zo groeit het musicalfenomeen Wicked nu uit tot filmfenomeen. En mocht de hype je deze keer zijn ontgaan: geen zorgen. Het vervolg is al in de maak.