Wat vindt NRC | Laat studenten niet de dupe worden van aanpak verhuurders

Bijna zevenhonderd euro per maand, dat is wat een studentenkamer nu gemiddeld kost op de particuliere markt, volgens verhuurplatform Kamernet. In Amsterdam betaalt een student gemiddeld zelfs zo’n duizend euro, meer dan drie keer het bedrag van de basisbeurs. Toch zijn studenten inmiddels genoodzaakt om dit soort bedragen neer te tellen als ze op kamers willen en door lange wachttijden niet terechtkunnen bij een woningcorporatie, waar de prijzen lager liggen. De (te) hoge huur aankaarten bij de Huurcommissie durven ze vaak niet, uit angst de relatie met de huisbaas te beschadigen.

Volgens kenniscentrum Kences is er een tekort van zo’n 23.000 kamers. De verwachting is dat dit de komende jaren nog zal groeien. Het aanbod neemt namelijk niet toe, maar af. Op advertentiesites worden 40 procent minder kamers aangeboden dan een jaar geleden, blijkt uit cijfers van online platform Rent.nl. En het bijbouwen van studentenwoningen schiet ook niet op.

Dat is zorgelijk, want het beperkt de mogelijkheden van jongeren om te studeren waar en wat ze willen. Wie geen kamer kan vinden of die niet kan betalen is veroordeeld tot blijven wonen in het ouderlijk huis. Sommige studenten kiezen daar bewust voor, maar er zijn er ook die graag op eigen benen zouden staan en noodgedwongen het halve land door reizen om naar college te gaan.

Vaak wordt met een beschuldigende vinger gewezen naar internationale studenten die te veel kamers bezet zouden houden. Ook als hun instroom drastisch zou verminderen, is de kamernood nog steeds groot. Dat komt door een opeenstapeling van maatregelen.

De Wet betaalbare huur, die de positie van huurders moest verbeteren door huren te begrenzen, heeft een onbedoeld bijeffect gehad. Beleggers die particuliere studentenhuizen exploiteerden hebben massaal hun panden verkocht. Fijn voor mensen die op zoek zijn naar een koophuis, maar slecht nieuws voor studenten. Ook de gestegen belasting op vastgoed heeft ervoor gezorgd dat het voor verhuurders minder lucratief is geworden om panden aan te houden voor verhuur.

Daarnaast speelt de Wet vaste huurcontracten een rol. Verhuurders mogen studenten nu maximaal één tijdelijk huurcontract aanbieden, voor maximaal twee jaar. Daarna wordt het automatisch een contract voor onbepaalde tijd. Veel huurders zien dat niet zitten, omdat ze een huis dan moeilijker kunnen verkopen. Het gevolg is dat studenten vaak alleen nog kortlopende contracten krijgen.

Daar komt bij dat er gemeenten zijn die het opkopen van goedkope en middeldure panden verbieden, om beleggers te weren. Bovendien is in sommige gemeenten het ‘verkameren’ van panden aan banden gelegd, om overlast van studenten tegen te gaan. Allemaal begrijpelijk, maar voor studenten betekent het nog minder kansen op de al krappe kamermarkt.

De vraag is wat er gebeurd is met het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, waarin in 2022 werd afgesproken om tot 2030 60.000 studentenwoningen te bouwen. Het kabinet zou hier beter de regie op moeten houden. Daarnaast lijkt het zinnig om nog eens goed naar de veelheid aan regels te kijken waaraan verhuurders moeten voldoen. Het streven om excessen op de woningmarkt aan te pakken is op zichzelf goed, maar deze stapeling van maatregelen treft een van de kwetsbaarste groepen op die markt. Dat kan niet de bedoeling zijn.