De bereidheid om de klimaattop in Bakoe tot een goed einde te brengen was nog net iets groter dan de verdeeldheid over het eindresultaat. En dus werd in de nacht van zaterdag op zondag een akkoord bereikt. Dat dat gelukt is, in een tijd met grote geopolitieke spanningen, is misschien wel de grootste winst van deze top.
Inhoudelijk valt er veel af te dingen op het resultaat. Weliswaar hebben de geïndustrialiseerde landen beloofd om de financiële hulp aan ontwikkelingslanden te verhogen van 100 miljard dollar per jaar nu, naar minimaal 300 miljard per jaar in 2035, maar op andere terreinen is nauwelijks vooruitgang geboekt.
Vooral over de vraag hoe de wereld afstand kan nemen van het ongebreidelde gebruik van fossiele brandstoffen, is in Bakoe amper gesproken. Dat werd voorkomen door twee grote olie- en gasproducenten, Saoedi-Arabië en Rusland. En het hielp niet dat de top plaatsvond in Azerbeidzjan, dat als voorzitter op geen enkel moment heeft geprobeerd om zijn eigenbelang opzij te schuiven. In tegendeel, in zijn openingstoespraak zei president Ilham Alijev met een grote glimlach dat olie en gas „een geschenk van God” zijn. Een ongekende provocatie tijdens een klimaattop.
Ook die 300 miljard dollar – volgens minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) „een ambitieus én een haalbaar bedrag” – is in de verste verte niet genoeg om ontwikkelingslanden te helpen klimaatverandering te voorkomen, zich aan te passen aan de gevolgen die ze ondervinden en de schade te vergoeden die ze nu al lijden. De minister erkent dat ook. In haar reactie bevestigt ze dat eigenlijk 1.300 miljard dollar per jaar nodig is, zoals in het akkoord staat. „Dat stelt ook de wetenschap”, aldus Hermans. Maar ze vindt niet dat de rijke landen een groter deel dan is afgesproken daarvan op zich hoeven te nemen.
Deze klimaattop heeft het toch al grote wantrouwen bij armere landen over het mondiale klimaatbeleid versterkt
Gelet op de verontwaardigde reacties van ontwikkelingslanden – „teleurstellend”, een „belediging”, „politiek opportunisme” – is dat een foute inschatting. Deze top heeft het toch al grote wantrouwen bij armere landen over het mondiale klimaatbeleid versterkt. Daarmee heeft Bakoe meer dan alleen een diplomatieke ravage achtergelaten.
Vóór februari moeten alle landen nieuwe, aangescherpte plannen inleveren om te voldoen aan het Klimaatakkoord van Parijs (gevaarlijke opwarming voorkomen door de temperatuurstijging te beperken tot onder de 2 graden Celsius, en liever nog onder de 1,5 graden). Veel ontwikkelingslanden kunnen niet anders dan hun doel afhankelijk maken van financiering door rijke landen. Ze zullen zich wel twee keer bedenken voordat ze hun ambities al te veel opschroeven.
En omdat juist in ontwikkelingslanden, die veel energie nodig hebben om zich aan de armoede te ontworstelen, de uitstoot van broeikasgassen in de komende decennia snel zal stijgen, zijn ambitieuzere plannen onvermijdelijk. Het geld dat rijke landen daaraan besteden, is dan geen ‘hulp’, maar de financiering van noodzakelijk klimaatbeleid.
Lees ook
‘Het Parijsakkoord is een van de grootste succesverhalen van het multilateralisme’
Minister Hermans mag dan trots zijn op het bereikte resultaat in Bakoe, het akkoord betekent voor haar een ingewikkelde balanceeract. Het kabinet bezuinigt miljarden op ontwikkelingssamenwerking, waar nu nog veel van het Nederlandse klimaatgeld vandaan komt, uitgerekend nu de internationale gemeenschap om extra geld vraagt. Volgens Hermans betekent de verhoging die in Bakoe is afgesproken niet per se dat Nederland daaraan ook meer gaat bijdragen. Het zijn dit soort opmerkingen die het wantrouwen bevestigen dat ontwikkelingslanden al jaren hebben.
De bereidheid om de klimaattop in Bakoe tot een goed einde te brengen was nog net iets groter dan de verdeeldheid over het eindresultaat. En dus werd in de nacht van zaterdag op zondag een akkoord bereikt. Dat dat gelukt is, in een tijd met grote geopolitieke spanningen, is misschien wel de grootste winst van deze top.
Inhoudelijk valt er veel af te dingen op het resultaat. Weliswaar hebben de geïndustrialiseerde landen beloofd om de financiële hulp aan ontwikkelingslanden te verhogen van 100 miljard dollar per jaar nu, naar minimaal 300 miljard per jaar in 2035, maar op andere terreinen is nauwelijks vooruitgang geboekt.
Vooral over de vraag hoe de wereld afstand kan nemen van het ongebreidelde gebruik van fossiele brandstoffen, is in Bakoe amper gesproken. Dat werd voorkomen door twee grote olie- en gasproducenten, Saoedi-Arabië en Rusland. En het hielp niet dat de top plaatsvond in Azerbeidzjan, dat als voorzitter op geen enkel moment heeft geprobeerd om zijn eigenbelang opzij te schuiven. In tegendeel, in zijn openingstoespraak zei president Ilham Alijev met een grote glimlach dat olie en gas „een geschenk van God” zijn. Een ongekende provocatie tijdens een klimaattop.
Ook die 300 miljard dollar – volgens minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) „een ambitieus én een haalbaar bedrag” – is in de verste verte niet genoeg om ontwikkelingslanden te helpen klimaatverandering te voorkomen, zich aan te passen aan de gevolgen die ze ondervinden en de schade te vergoeden die ze nu al lijden. De minister erkent dat ook. In haar reactie bevestigt ze dat eigenlijk 1.300 miljard dollar per jaar nodig is, zoals in het akkoord staat. „Dat stelt ook de wetenschap”, aldus Hermans. Maar ze vindt niet dat de rijke landen een groter deel dan is afgesproken daarvan op zich hoeven te nemen.
Deze klimaattop heeft het toch al grote wantrouwen bij armere landen over het mondiale klimaatbeleid versterkt
Gelet op de verontwaardigde reacties van ontwikkelingslanden – „teleurstellend”, een „belediging”, „politiek opportunisme” – is dat een foute inschatting. Deze top heeft het toch al grote wantrouwen bij armere landen over het mondiale klimaatbeleid versterkt. Daarmee heeft Bakoe meer dan alleen een diplomatieke ravage achtergelaten.
Vóór februari moeten alle landen nieuwe, aangescherpte plannen inleveren om te voldoen aan het Klimaatakkoord van Parijs (gevaarlijke opwarming voorkomen door de temperatuurstijging te beperken tot onder de 2 graden Celsius, en liever nog onder de 1,5 graden). Veel ontwikkelingslanden kunnen niet anders dan hun doel afhankelijk maken van financiering door rijke landen. Ze zullen zich wel twee keer bedenken voordat ze hun ambities al te veel opschroeven.
En omdat juist in ontwikkelingslanden, die veel energie nodig hebben om zich aan de armoede te ontworstelen, de uitstoot van broeikasgassen in de komende decennia snel zal stijgen, zijn ambitieuzere plannen onvermijdelijk. Het geld dat rijke landen daaraan besteden, is dan geen ‘hulp’, maar de financiering van noodzakelijk klimaatbeleid.
Lees ook
‘Het Parijsakkoord is een van de grootste succesverhalen van het multilateralisme’
Minister Hermans mag dan trots zijn op het bereikte resultaat in Bakoe, het akkoord betekent voor haar een ingewikkelde balanceeract. Het kabinet bezuinigt miljarden op ontwikkelingssamenwerking, waar nu nog veel van het Nederlandse klimaatgeld vandaan komt, uitgerekend nu de internationale gemeenschap om extra geld vraagt. Volgens Hermans betekent de verhoging die in Bakoe is afgesproken niet per se dat Nederland daaraan ook meer gaat bijdragen. Het zijn dit soort opmerkingen die het wantrouwen bevestigen dat ontwikkelingslanden al jaren hebben.
De uitstoot van het broeikasgas methaan verminderen is het laaghangende fruit in de internationale klimaatonderhandelingen. Dat weten klimaatwetenschappers al lang. Methaan is veel sterker dan koolstofdioxide (CO2) en de concentraties ervan in de lucht zijn, in tegenstelling tot van CO2, relatief eenvoudig te verminderen.
Toch lijkt de wereld dit laaghangend fruit niet echt te plukken: de hoeveelheid methaan in de lucht blijft stijgen. Een van de redenen: in tegenstelling tot bij CO2, waar het probleem vooral ligt bij rijkere geïndustrialiseerde landen, moeten voor methaan ook landen in ontwikkeling, die vaak andere prioriteiten hebben, snel de handschoen oppakken. Daarbij houden landen hun methaanuitstoot niet altijd goed bij, ook rijke landen niet.
„Het reduceren van de methaanuitstoot dit decennium is onze noodrem”, zei Martina Otto, hoofd van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, aldus de Britse krant The Guardian. Wat kan de wereld doen om die cruciale noodrem in te duwen? Om in ieder geval te proberen onder de 1,5 graad opwarming (ten opzichte van de pre-industriële temperatuur) te blijven, zoals landen afspraken onder het Parijsakkoord?
Tijdens de belangrijkste klimaattop van het jaar, de VN-klimaattop COP29 in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe, werd woensdag een nieuw plan gelanceerd: het aanpakken van methaanpluimen die uit vuilnisbelten sijpelen, bijvoorbeeld uit rottend voedsel of hout. De methaanuitstoot van afval is goed voor zo’n twintig procent van de totale door de mens veroorzaakte methaanuitstoot.
Hoe eerder in de keten je het probleem oplost, hoe beter
Ruim dertig landen, die samen verantwoordelijk zijn voor bijna de helft van de methaanuitstoot uit afvalstortplaatsen, sloten zich aan bij dit nieuwe plan, de organic waste pledge. Zij spraken onder meer af om met plannen te komen om voedselverspilling tegen te gaan en afval beter te scheiden zodat er minder organisch afval in de vuilnisbelten ligt te rotten. „Hoe eerder in de keten je het probleem oplost, hoe beter”, zegt Bram Maasakkers van het Nederlands Instituut voor Ruimte-onderzoek (SRON) in Leiden, die onderzoek doet naar methaanuitstoot en op de klimaattop was. „Vuilnisbelten afdekken, zodat het methaan niet de lucht in sijpelt, wat al gedaan wordt bij veel moderne stortplaatsen, is ook een optie.” Landen die meedoen zijn onder meer Venezuela en Nigeria, waarvan het nog lastig te beoordelen is hoe serieus zij ermee aan de slag gaan.
Opvallend is trouwens dat het terugbrengen van methaanuitstoot in de olie- en gasindustrie, een andere belangrijke methaanbron, minder prioriteit leek te hebben op de klimaattop. Maar gek is het niet, als je beseft dat Azerbeidzjan, de gastheer van de klimaattop dit jaar, zijn exportinkomsten volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) voor negentig procent haalt uit fossiele brandstoffen.
Methaan is, na CO2, de belangrijkste aanjager van klimaatopwarming. Het gas heeft tot nu toe voor ongeveer voor 0,5 graden Celsius opwarming gezorgd sinds de industriële revolutie. De wereld is in totaal ongeveer 1,3 graden opgewarmd. Methaan is een veel sterker broeikasgas dan CO2: in twintig jaar is het ‘opwarmingseffect’ van een kilo methaan tot 87 keer sterker dan dat van een kilo CO2. Dat maakt de methaanuitstoot verlagen zo effectief. Wel zit er veel minder van in de lucht dan van CO2, ongeveer 200 keer zo weinig.
Daarbij kan methaan relatief snel uit de lucht verdwijnen. Want in tegenstelling tot CO2, dat duizenden jaren in de lucht blijft hangen, wordt methaan ‘vanzelf’ afgebroken en na ongeveer tien jaar is een groot deel uit de lucht ‘verdwenen’ (het wordt omgezet in CO2, maar omdat er weinig methaan in de lucht zit ten opzichte van CO2, is deze CO2-bron relatief klein). Dat betekent dat als de wereld nu stopt met uitstoten, de methaanconcentraties in de lucht daadwerkelijk snel zakken. Als de wereld nu zou stoppen met het uitstoten van CO2 daarentegen, zouden de CO2-concentraties voorlopig niet naar beneden gaan, omdat de CO2 die al in de lucht zit daar nog lang blijft hangen. De hoeveelheid CO2 zou alleen niet verder oplopen.
In 2021 spraken bijna honderd landen tijdens de klimaattop in Glasgow af om de methaanuitstoot tot 2030 met dertig procent te reduceren, onder de Global Methane Pledge. Inmiddels hebben meer dan 150 landen zich hierbij aangesloten. Dat gaf een impuls aan de methaanplannen.
In welke sectoren kunnen die landen reduceren ? Ongeveer veertig procent van de methaanuitstoot komt uit natuurlijke bronnen, zoals draslanden, sloten en venen. De rest wordt uitgestoten door menselijk handelen. Vaak lekt methaan per ongeluk uit olie- en gasinstallaties. Of met opzet, zoals bij de grote lekkage in de Nord Stream-gaspijpleidingen in september 2022, waarbij honderdduizenden tonnen methaan uit zee borrelden. Methaan komt ook in de lucht als het niet goed wordt afgefakkeld bij olie- en gasinstallaties, wat regelmatig gebeurt. En dan ontsnappen er ook nog eens grote hoeveelheden methaan bij de winning van schaliegas en van kolen (‘kolengas’). Zo’n twintig procent daarvan komt uit de olie- en gasindustrie (al zit in deze percentages veel onzekerheid).
Ongeveer een kwart van de menselijke uitstoot komt uit landbouw en veeteelt, zoals uit natte rijstvelden en uit spijsverteringskanalen van koeien. En dan zijn er ook nog die vele, stinkende vuilnisbelten, soms kilometers breed en meters hoog, waar de nieuwe pledge over gaat.
Het geur- en kleurloze gas was lange tijd moeilijk te detecteren
Een onderzoek naar initiatieven van landen om klimaatopwarming te beperken, de zogeheten NDC’s, concludeerde dat als ieder land zich zou houden aan de methaanplannen voor de landbouw, vuilnisbelten en fossiele brandstoffen, de wereld het reductiedoel van dertig procent in 2030 zou halen.
Maar tot nu toe gaat de trend de andere kant op. In landen in de Europese Unie en Australië lijkt de methaanuitstoot af te nemen, maar wereldwijd stijgen de methaanemissies hard door. Sinds de metingen in 1983 begonnen, is de methaanconcentratie in de lucht met zeventien procent gestegen, volgens cijfers van het Amerikaanse onderzoeksinstituut NOAA.
Zorgwekkend is dat wanneer de temperatuur stijgt, draslanden en permafrost bijvoorbeeld meer methaan verliezen. Dat zorgt voor een negatieve spiraal, een vicieuze cirkel, in de natuurlijke bronnen. Meer opwarming leidt tot meer methaanuitstoot, en meer methaanuitstoot zorgt vervolgens tot meer opwarming. Michiel van Weele van het KNMI: „Maar of dit nu al een belangrijke rol speelt, moet nog worden onderzocht. Uit chemische analyses van methaan is nog niet vast te stellen dat de huidige toename van het broeikasgas in de lucht mede door een toename uit de natuurlijke bronnen komt. Duidelijk is in ieder geval wel dat de waargenomen gestegen methaanconcentratie grotendeels komt door menselijk handelen.”
De Britse zakenkrant Financial Timesschrijft dat bedrijven methaanlekken regelmatig verbergen. Het geur- en kleurloze gas was lange tijd moeilijk te detecteren. In 2022 becijferde het IEA dat de methaanuitstoot van de energiesector in werkelijkheid zeventig procent hoger is dan wat overheden rapporteren.
Om methaanlekken beter te detecteren en hier iets aan te doen werd twee jaar geleden tijdens de klimaattop in Egypte een systeem gelanceerd, het Methane Alert and response System (MARS), waarbij landen en bedrijven worden gewaarschuwd als satellieten vanuit de ruimte een lek zien. Onder meer het Nederlandse instrument Tropomi scant op 824 kilometer hoogte de wereld om grote methaanhotspots te vinden. Als de SRON-onderzoekers in de satellietdata ergens een lek zien, geven ze dat door aan een partij, de International Methane Emissions Observatory (IMEO) van de Verenigde Naties. Die zoomt vervolgens in met andere satellieten (die om gedetailleerde ‘foto’s’ te maken naar kleine gebieden kijken en daarom niet geschikt zijn om de hele wereld mee te scannen) om te zien waar het lek precies zit. Daarna nemen zij contact op met het betreffende land of bedrijf.
In 2021 vond Tropomi meerdere erge methaanlekken bij installaties van de olie- en gasindustrie in Turkmenistan. Na die melding van Tropomi waren niet alle lekkages gestopt. „Voor ons (als onderzoeksinstituut) is het lastig om met alle juiste personen bij relevante bedrijven en overheden in contact te komen”, zegt Maasakkers. Daarom doet de IMEO dat nu.
In totaal deed MARS ruim 1.200 meldingen van grote methaanhotspots uit olie- en gasinstallaties. De bedoeling is dat landen en bedrijven zo’n lek vervolgens dichten, „maar dat gebeurt nu nog veel te weinig”, zegt Ilse Aben, betrokken bij Tropomi als onderzoeker bij SRON en bijzonder hoogleraar remote sensing van de atmosfeer aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. „We zitten nog in de beginfase van dit systeem. Het IMEO heeft nu tijd gestoken in het opnemen van contact met de juiste personen in landen waar dat niet altijd makkelijk is, zoals Turkmenistan.” Het kan volgens Aben zo zijn dat het hierdoor op korte termijn allemaal heel rap gaat, dat meer landen en bedrijven straks snel hun lekkages dichten als zij een melding krijgen, en de methaanemissies omlaag gaan. „Dat moeten we gaan zien.”