Wat vindt NRC | Kabinet laat gemeenten in de steek bij bed-bad-brood

De gemeente Rotterdam stopt vanaf januari met de bed-bad-broodregeling, de opvang en begeleiding van vreemdelingen die geen verblijfsvergunning hebben, maar niet kunnen worden uitgezet. Een pijnlijk besluit waardoor 45 mensen op straat komen te staan. De schuld hiervan mag echter niet alleen Rotterdam in de schoenen worden geschoven. Het stopzetten van deze voorziening is de uiterste consequentie van het besluit van het kabinet om de gemeenten hier geen geld meer voor te geven.

Zij kregen dit jaar samen nog zo’n 24 miljoen euro voor de regeling, die officieel Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) heet. Zelf droegen ze ongeveer 6 miljoen euro bij. Van dat geld werden sobere opvangvoorzieningen ingericht waar ongedocumenteerden maximaal zes maanden onderdak kregen. Er verblijven nu in totaal nog zo’n zeshonderd mensen in.

Minister Marjolein Faber (PVV, Asiel en Migratie) vindt dat er een eind moet komen aan het opvangen van mensen die „al lang hadden moeten vertrekken”. Dat het gaat om complexe gevallen, waarbij terugkeer niet altijd zonder meer mogelijk is, laat zij buiten beschouwing. Veel mensen hebben geen geldige reisdocumenten, kunnen niet terug naar hun land omdat de situatie daar onveilig is of omdat het land hen niet wil terugnemen, soms lopen er nog juridische procedures over hun asielaanvraag en er zijn ook mensen bij met ernstige gezondheidsproblemen of verslavingen.


Lees ook

Afschaffen bed-bad-brood betekent voor veel uitgeprocedeerde asielzoekers: terug de illegaliteit in

In jui 2022 werd in Groningen het Inlia gasthuis geopend, een bed-bad-brood locatie met plaats voor zo’n 270 uitgeprocedeerde asielzoekers. Foto Kees van de Veen / ANP

De andere steden die de bed-bad-broodregeling bieden, Amsterdam, Utrecht, Groningen en Eindhoven, gaan er wel mee door, zij nemen de kosten zelf voor hun rekening. In Rotterdam spraken Leefbaar Rotterdam, VVD, D66 en Denk in hun coalitieakkoord af dat niet te doen. Dat is ergens wel begrijpelijk, want er zijn in de stad meer problemen waarvoor geld nodig is. Denk aan jeugdzorg, armoedebestrijding, integratie van nieuwkomers en het handhaven van de veiligheid op straat.

Het is overigens de vraag of het kabinetsbesluit juridisch houdbaar is. Het Hof van Justitie van de Europese Unie deed onlangs een uitspraak die mogelijk gevolgen heeft. Het arrest ging over derdelanders, mensen die niet uit één van de EU-lidstaten komen, noch uit Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland. Zij hebben als ze illegaal in een EU-land verblijven recht op hulp om te voorzien in hun basisbehoeften.

Maar zolang nog niet duidelijk is of het kabinet zich iets van dit arrest aantrekt zitten de gemeenten met een probleem. Rotterdam zoekt intussen naar maatwerkoplossingen. Vijftien tot twintig mensen kunnen waarschijnlijk terug naar hun land, de rest zijn mensen van wie de situatie „complex dan wel vastgelopen” is, die ernstige medische problemen hebben of die verslaafd zijn. De gemeente waarschuwt dat het beëindigen van de opvang zal leiden tot „zeer inhumane situaties” met „een grote kans op overlijden”. Dat is niet overdreven: in Rotterdam overleden dit jaar al zeker vier mensen die op straat leefden.

De gemeente verwacht daarnaast overlast als deze mensen dakloos worden. Minister Faber merkt daarover op dat ze helemaal niet op straat hoeven zwerven, „want als ze meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst willen we ze daarbij ook nog helpen”. Die uitspraak laat haar onbegrip zien voor de doelgroep en voor het werk dat in de opvang wordt gedaan. Hulpverleners gaan daar ook nu al met deze mensen in gesprek over hun mogelijke terugkeer. Zonder die begeleiding wordt de kans dat deze mensen Nederland verlaten alleen maar kleiner.