Wat vindt NRC | Het verdachtmaken van instituties is politiek vandalisme

‘Ondermijnend voor het gezag van burgemeesters en buiten elke proportie.” Met deze woorden kwalificeerde de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma het bericht op X van Geert Wilders over de Amsterdamse burgemeester. Hij had op maandagavond een foto geplaatst van pro-Palestijnse betogers die op 7 oktober bij De Dam demonstreerden en schreef daarbij: „Het land uit met dat tuig. En Halsema mag mee.” Het was niet voor het eerst dat de leider van de grootste coalitiepartij een lap rood vlees in de arena gooide.

Verontrustend is het uitblijven van reacties door het radicaal-rechtse kabinet en zijn premier. Op een dergelijke frontale aanval op lokaal bestuur zal namelijk onveranderlijk gereageerd moeten worden. Bij elk bericht waarin iemand het land uit wordt gewenst, of een oproep tot ontslag van een bestuurder (waar PVV-Kamerlid Marco Deen mee kwam), is het aan de politieke leiders om de principes van een rechtsstaat te behoeden.

Nu stonden Femke Halsema en haar collega’s er alleen voor, om andermaal uit te leggen dat demonstratie een grondrecht is, aan welke voorwaarden je moet voldoen en om te benadrukken dat je tegen regeringen moet kunnen demonstreren (ook als het om de Israëlische regering gaat en dat je daarmee geen antisemiet bent). Wederom was het aan burgemeesters om uit te leggen dat het aan de lokale driehoek is in elke gemeente, en dus niet aan de coalitie in Den Haag, om elke demonstratie, ongeacht de inhoud, in principe te laten doorgaan. Om duidelijk te maken dat het aan de burgemeester is om te kijken of de kans op wanordelijkheid en onveiligheid te groot is of dat een demonstratie juist een ventiel is om meningen niet te onderdrukken. Het is vervolgens aan de gemeenteraad, en niet aan Den Haag, om vragen te stellen bij die besluiten.

De post van Wilders en de oproep van Deen zijn meer dan alleen kritiek op Halsema. Een burgemeester die je niet aanstaat het land uitwensen en een verzoek in de Kamer om het ontslag van een burgemeester, zijn bewuste pogingen de integriteit van lokaal bestuur te ondermijnen. Premier Schoof en de coalitiepartners zullen elke keer bij zo’n actie afstand moeten nemen om te voorkomen dat de PVV-uitlatingen die tegen de rechtsstaat ingaan genormaliseerd worden. Niet willen reageren op de X van Wilders of uitspraken voor „rekening van Wilders zelf” laten zijn, past een premier niet, past kabinetsleden niet.

Het kabinet is er om burgemeesters te steunen in hun besluiten wanneer ze grondrechten faciliteren, niet om ze in gevaar te brengen of om oogluikend toe te staan dat ze worden aangevallen. Dat zelfs een oud-minister van Justitie, VVD-leider Yesilgöz, stil blijft, is meer dan zorgelijk. Alleen minister Judith Uitermark (NSC) noemde woensdagmiddag de tweets over Halsema „ongepast”, en gaf aan dat „er geen haar op haar hoofd nadacht” over Deens verzoek.

Wilders en Deen weten dat hun redeneringen geen stand houden, maar krijgen door het uitblijven van het veroordelen keer op keer de kans de polarisatie te voeden en te preluderen op de volgende verkiezingen in plaats van antwoord te geven op vragen bij voorgenomen landelijk beleid.

Het verdachtmaken van instituties is een vorm van politiek vandalisme. Hoe vermoeiend het ook is om democratische waarden die vanaf 1848 zijn opgebouwd, en na 1945 wederopgebouwd zijn, steeds maar weer te beschermen, dat blijft noodzakelijk. Elke keer weer, zowel door de premier en ieder ander die politieke verantwoordelijkheid voelt.