
Het kabinet-Schoof had al veel eerder kunnen, en moeten vallen. De samenwerking tussen VVD, NSC, BBB en de radicaal-rechtse PVV was vanaf het begin gedoemd te mislukken. Nooit leek deze coalitie van plan te doen wat ze vooraf had beloofd. Hoe langer het kabinet bleef zitten, des te groter was het affront tegen de kiezer. Het was Geert Wilders, een veelpleger als het gaat om het ontduiken van verantwoordelijkheid, die uiteindelijk op dinsdagochtend een einde maakte aan de coalitie. Maar voor de andere partijen waren er meer dan genoeg kansen om dat in een eerder stadium te doen. Dat dat niet gebeurde, had pragmatische en electorale redenen. Niemand wilde als ‘wegloper’ neergezet worden, en drie van de vier coalitiepartijen staan op (zwaar) verlies in de peilingen. Daardoor bleef het kabinet-Schoof zitten, en heeft het minst succesvolle kabinet sinds Balkenende I (CDA, LPF, VVD) wel de stoelen in het Catshuis bezet, maar geen enkel beleid uitgevoerd. Verloren tijd, en dat is ook VVD, NSC en BBB aan te rekenen.
Er zat een zekere logica in toen drie rechtse partijen eind 2023 besloten een formatiepoging te wagen met de PVV. Maar ze lieten zich in slaap sussen met verhalen over een ‘ijskast’, waar sommige radicale voorstellen in zouden verdwijnen. De drie partijen keken veel te veel naar de letter, en veel te weinig naar de geest van de PVV. Wilders nam nooit afstand van zijn discriminerende, haatzaaiende en antirechtsstatelijke ideeën. De andere partijen namen genoegen met een onduidelijk verhaal van Wilders.
De PVV wilde ‘het strengste asielbeleid ooit’, en Wilders en verantwoordelijk minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie) vertaalden dat in een schot hagel. Ze wilden het asielnoodrecht inroepen, dat het parlement buitenspel zou zetten. Dat was een regelrechte aanval op de rechtsstaat. Onder druk van met name NSC werd dat afgezwakt. Faber wilde (vernederende) borden bij asielzoekerscentra plaatsen, weigerde lintjes uit te reiken aan vrijwilligers die zich inzetten voor asielzoekers. Ze gaf zelf in de Kamer toe dat ze hier zo druk mee was, dat ze niet toekwam aan haar asielplannen. Faber liet hiermee zien dat het haar en de PVV er nooit om te doen was een serieuze regeringspartij te zijn. Zo’n partij werkt plannen uit, zorgt dat ze juridisch onderbouwd zijn, zoekt meerderheden en schaaft bij waar nodig. Het was pure spektakelzoekerij. En dat bleef het, ook toen Wilders vorige week opeens met zijn ‘tienpuntenplan’ voor een strenger asielbeleid kwam. Opnieuw viel de dubbelhartige houding op van de andere drie partijen. Ze schreeuwden om het hardst dat zij óók deze maatregelen wilden, graag zelfs, en dat de PVV alle ruimte had ze uit te werken. Ze negeerden daarmee hoe extreem en staatsrechtelijk onzuiver die plannen waren. Wilders’ eerste punt was dat de grenzen dichtmoeten voor alle asielzoekers. Hij wilde verder geen enkel asielzoekerscentrum meer. De andere partijen kunnen onmogelijk doen alsof ze deze ideeën allemaal prima vonden. En toch ging hun kritiek over de vorm, niet de inhoud.
De PVV blijkt niet de ontwikkeling te hebben doorgemaakt die andere radicaal-rechtse partijen in Europa wel hebben gemaakt. Het populistische dna zit regeringsmacht in de weg. Dat is een groot democratisch probleem. Ontevreden kiezers die gehoord willen worden in Den Haag verdienen het dat hun problemen serieus genomen worden. Dit was een jaar van stilstand, ook op onderwerpen die rechtse kiezers bezighouden, zoals stikstof, migratie en woningbouw. De kiezer, links en rechts, is hard in de steek gelaten.
