Wat vindt NRC | Het genocide-verdrag dwingt Nederland om stappen te nemen tegen Israël

Nederland is qua druk op Israël een van de „absolute voorlopers” in Europa, stelde demissionair minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) vorige week tevreden vast. Het kabinet kondigde maatregelen aan vanwege de schrijnende humanitaire situatie in Gaza, zoals een inreisverbod voor de extreem-rechtse ministers Itamar Ben-Gvir en Bezalel Smotrich. Ook maakte Veldkamp bekend in de EU te gaan pleiten voor het opschorten van het handelsdeel van het EU-Associatieakkoord met Israël, wat de Israëlische (oorlogs)economie hard zou kunnen raken.

Het is vooropgesteld positief dat de Nederlandse regering na bijna twee jaar Gaza-oorlog eindelijk bereid is concrete stappen tegen Israël te zetten. Het kabinet is terecht teruggekomen op de eerdere stellingname dat alleen druk achter of voor de schermen bondgenoot Israël op andere gedachten zou kunnen brengen. Die strategie is totaal ineffectief gebleken en de geïrriteerde reacties uit Israël vorige week op de Nederlandse stappen laten juist zien dat hardere maatregelen in Jeruzalem meer indruk maken.

Deze donderdag komt de Tweede Kamer terug van het zomerreces om over de Nederlandse positie te debatteren. Het is te hopen dat veel partijen inzien dat wat Nederland nu doet nog altijd volstrekt onvoldoende is. Zelfs Israëlische mensenrechtenorganisaties spreken nu van een genocide in Gaza en al bij een dreiging daarvan is Nederland volgens het Genocide-verdrag verplicht om die dreiging te stoppen. Het verdrag legt daarvoor een extra verantwoordelijkheid bij bevriende landen van Israël.

Het is in dat opzicht te betreuren dat Nederland zich nog niet aansluit bij een groeiende groep westerse landen, waaronder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, die willen overgaan tot erkenning van de Palestijnse staat bij de Algemene Vergadering van de VN in september. De traditionele opvatting waar Nederland aan vasthoudt, namelijk dat een Palestijnse staat alleen de uitkomst kan zijn van een vredesproces met Israël, is sleets nu de Israëlische regering met het vernietigen van Gaza en het steeds verder koloniseren van de Westelijke Jordaanoever zo’n tweestatenoplossing onmogelijk lijkt te maken.

Waar het erkennen van Palestina op dit moment vooral een symbolische stap is die de diplomatieke druk op Israël kan vergroten, is het instellen van economische sancties sneller en naar verwachting effectiever. Het pleidooi van Nederland om het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël op te schorten, komt geen dag te vroeg, maar hiervoor is steun van een meerderheid van andere EU-landen nodig. En aangezien het onzeker is of voor deze stap snel voldoende steun is in Brussel, moet Nederland daarom nationaal ook verdergaande stappen zetten.

Een politiek taboe dat daarbij moet worden verbroken, is het zo veel mogelijk stopzetten van het aankopen van wapens door Nederland in Israël. Onderzoek van NRC liet vorig jaar zien dat Nederland de afgelopen jaren voor bijna twee miljard euro aan wapensystemen van Israël kocht. Het is voor de investeringen in defensie ontegenzeggelijk lastig dat juist Israël kwalitatief hoogwaardige wapens maakt die Nederland dringend nodig heeft en vaak ook snel kan leveren. Maar nu het land beschuldigd wordt van ernstige oorlogsmisdaden en genocide is het niet langer uit te leggen dat Nederland de Israëlische wapenindustrie blijft sponsoren alsof er niks aan de hand is.